Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: “Wat een onzin, daar heb ik geen geld voor over”

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw A. van Zuiden op 21 augustus 2017

Mevrouw Annechien van Zuiden werd als tweede dochter geboren op 30 november 1926 in een klein bovenhuis aan de De Genestetstraat in Leiden. Twee jaar later trok het gezin naar een huis met een tuin in de Da Costastraat. Er heerste schrijnende armoede in de buurt. Zo was er Zwarte Marie, die wel eens om huishoudelijk werk kwam vragen als haar man werkloos was. In haar woonkamer, op de kale houten vloer, stond een tafel met twee stoelen. Meer was er niet, terwijl ze dertien kinderen hadden. Dertien kinderen, die stuk voor stuk overleden aan tbc.
Ook bij Annechien thuis was het in die tijd geen vetpot. Een enkele keer moest ze voor haar vader één sigaar, een Senoritas, kopen op zondagochtend bij de sigarenwinkel in de De Genestetstraat.
Vrijdags rond elf uur kwam Engeltje langs. Ze was uit Katwijk komen lopen met haar mand vers gevangen vis op de schouder of op het hoofd. De katholieken aten vis op vrijdag. De familie Van Zuiden was onkerkelijk, maar als Engeltje kwam was er vis op tafel.
Annechien zat in de tweede klas van de lagere school aan de Boommarkt toen ze met haar ouders en zus verhuisde naar de Breestraat, boven de herenkledingzaak Peek & Cloppenburg, waar vader als bedrijfsleider werkte. Het nieuwe huis benauwde haar, het balkon waar haar ouders een schommel met een rekstok maakten, kon het buiten spelen niet vervangen. Op straat spelen werd trouwens door de min of meer gegoede bewoners van de Breestraat gezien als iets wat niet hoorde. Annechien kon vanuit hun verdieping in het overbuurhuis kijken, waar ze de zes kinderen van de tandarts zag spelen. Met veel lawaai, maar altijd ‘netjes binnen’. Er waren chique winkels, zoals de meubelzaak Pander, de kledingzaken Zurloh en Gerzon, en wel vier juweliers.
Moeder was geen gemakkelijke vrouw, maar verjaardagen werden gezellig gevierd. Mevrouw Van Zuiden herinnert zich hoe de visite moppen vertelde, jodenmoppen over Sam en Moos. Geen schuine moppen. Wie zich daaraan bezondigde, werd een volgende keer niet meer uitgenodigd.
Drie oktober was altijd feestelijk, vooral de optochten waren mooi. Maar vaak regende het, zodat je schoenen op het kermisterrein op het Schuttersveld in de modder bleven steken. Gespaard werd er niet voor Drie oktober, de zusjes kregen elk een dubbeltje. Maar op de Breestraat zat dan altijd een man zonder benen, met een grote hond. Daar gaf Annechien meestal haar dubbeltje aan. Vooral uit medelijden met de hond. Er waren ook nog hondenkarren in die tijd, trekhonden die onder de kar vastgebonden waren. Ze kon er slecht tegen.

Geen conservatorium
Na de lagere school ging mevrouw Van Zuiden naar de mulo, maar na een jaar stapte ze over naar de meisjes-hbs op de Garenmarkt. In haar vrije tijd speelde ze graag piano. Om zes uur ’s ochtends stond ze al op, om voor schooltijd nog een uur te kunnen spelen. Haar pianolerares vond haar geschikt voor het conservatorium, maar dat ging niet door. “Wat een onzin, daar heb ik geen geld voor over”, zei vader.
Ze ging wel geregeld met een vriendin naar concerten in de Stadsgehoorzaal op vrijkaartjes van een kennis die er raambiljetten voor ophing. Naar dansschool Wielinga ging ze ook, een van de weinige gelegenheden waarbij ze in aanraking kwam met jongens. Verkering kreeg ze nooit, maar eigenlijk interesseerde haar dat niet zo. Er waren waarschijnlijk wel mannen met belangstelling voor haar, maar het huwelijk trok haar niet.
Intussen was de oorlog uitgebroken en veranderde er veel. Aanvankelijk werd het heel druk in de zaak. Door de geldontwaarding haalden veel mensen hun spaartegoeden van de bank en staken zich in de nieuwe kleren. Later viel de verkoop stil, maar bij de zaak was ook een naaiatelier. Er waren opvallend veel mensen die met stoffen kwamen om kleding te laten maken. Dat ging goed totdat ze hoorden dat de Duitsers de naaimachines in beslag zouden komen nemen. ’s Ochtends om vijf uur heeft vader samen met het andere personeel de zware, professionele machines afgevoerd en verborgen. Eén of twee oude machines lieten ze staan en daar hadden de Duitsers geen belangstelling voor. Over haar herinneringen aan de oorlog wil mevrouw Van Zuiden liever niet meer praten.

100 gulden pensioen
Haar eerste kantoorbaan kreeg ze bij het Hoogheemraadschap op de Breestraat. Ze werkte er met veel plezier, totdat er financiële ongeregeldheden bleken te zijn. “Wegwezen daar”, zei haar vader, en huilend zat ze thuis.
Ze reageerde op een advertentie van Binnenlandse Zaken en ook daar bleek ze een prettige administratieve positie te kunnen krijgen, waarbij ze snel opklom.
Haar inkomen was thuis meer dan welkom. Toen vader met pensioen ging bestond de AOW nog niet. Van 100 gulden per maand pensioen moesten ze zien rond te komen.

De vriendin met wie ze naar concerten ging, verliet Leiden voor een baan in Rotterdam. Omdat ze het gezelschap miste, plaatste mevrouw Van Zuiden een advertentie in het blad van de Nederlandse Reisvereniging: “Een vriendin gezocht, die van reizen, muziek en toneel houdt.” Die diende zich aan en samen zijn ze veel op reis en naar theaters geweest. Tot haar nieuwe vriendin verliefd werd. Ze bloeide helemaal op. Verhip, dacht mevrouw Van Zuiden, dat is gek! De vriendin kreeg een relatie met een vrouw. Al die jaren had ze niet gemerkt dat ze lesbisch was.

Twee aanzoeken
Na 20 jaar bij Binnenlandse Zaken nam mevrouw Van Zuiden een baan aan bij het Academisch Ziekenhuis (AZL). Ze volgde een opleiding tot bibliothecaris en zette de bibliotheek op van de afdeling Neurologie, waar de boeken verspreid op de grond lagen en het kaartsysteem niet deugde. Ze fleurde de ruimte op met planten en zorgde voor rust zodat er gestudeerd kon worden. Na een aantal jaren werd de sfeer er onaangenaam door hoger opgeleiden die de baas wilden spelen.
Mevrouw Van Zuiden besloot opnieuw een cursus te volgen en bij de universiteit te gaan werken. In 1987 ging ze met pensioen.
Hoewel ze van kinderen houdt, heeft ze er vrede mee dat ze nooit een gezin heeft gehad.
Op haar 80ste kreeg ze nog twee aanzoeken van mannen, maar ze begon er niet aan. Samen naar een toneelstuk of zo, dat is wel leuk, maar die mannen wilden meer. Dat vroegen ze ook gewoon!
Het pianospelen, dat in haar werkzame leven op de achtergrond raakte, nam ze weer op. De laatste 17 jaar heeft ze weer les. Eenmaal per maand gaat ze er nu, op haar 91ste, nog steeds voor met de bus naar Haarlem.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart