Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Beschuit met muisjes in de kerstnacht

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer H.J. Verberg op 12 oktober 2017

De heer Bert Verberg werd als jongste van vier kinderen op 25 maart 1925 geboren in Leiden, waar zijn vader een melkzaak had op het Levendaal 81. Tweemaal per dag haalde vader melk op bij boeren in de omgeving. Aanvankelijk met paard-en-wagen, later per auto. Alleen in de oorlog, toen er geen benzine meer was, kwamen er weer twee paarden. Ze werden ondergebracht in een stal die vader maakte in een naburig huisje. De opgehaalde melk werd thuis afgekoeld in koelbakken met water dat uit de grond werd opgepompt. In die bakken werden de melkbussen gezet en daar moest dan regelmatig in geroerd worden om te voorkomen dat er een dikke laag room ontstond.
Later kocht vader er ruimte bij achter het huis waar - in het begin met een stoomketel -verschillende soorten pap gekookt werden: gortepap, havermoutpap, rijstepap, die in flessen verpakt rondgebracht werden naar de vele melkwinkels in de stad. Ook werd er gekarnd, wat boter en karnemelk opleverde. Vader grossierde ook in de zelfgemaakte producten. Er was veel concurrentie, maar hij maakte altijd veel reclame, o.a. voor Gorto, karnemelkse gortepap, die veel aftrek vond.
Moeder werkte mee in de winkel. Er kwamen veel klanten voor de losse melk, de eieren, boter en kaas, maar veel te besteden had men niet in de volkswijk.

Met Kerstmis was het feest
Het gezin was katholiek en Bert werd misdienaartje in de kapel van het Sint Elisabeth Ziekenhuis. ’s Ochtends om kwart over zes was de eerste dienst, voor de nonnen. Wat later kerkten er buurtgenoten. Het geloof inspireerde hem niet zo, maar het clubje van jongens die samen de misdienaars vormden, was gezellig. Vooral als ze - als beloning - in de zomer met een autobus naar een klooster of internaat gingen. Grote pret was dat.
Met Kerstmis mochten de misdienaars blijven slapen in het ziekenhuis, want de nachtmis was om twaalf uur en ’s ochtends was er weer een dienst. Met z’n allen op een zaal, dat was feest, met na de nachtdienst beschuit met muisjes en een doosje chocola.
Naar de lagere school ging Bert op Rapenburg 48, de Don Bosco.
Het misdienaarschap stopte toen hij naar de middelbare school ging op het Bonaventura aan de Mariënpoelstraat, waar ook een kapel was. Elke ochtend voor schooltijd ging hij daar naar de mis die geleid werd door paters Franciscanen.
Hij heeft weleens overwogen om naar het seminarium te gaan, zoals sommige jongens in zijn omgeving, maar een sterke behoefte voelde hij niet en intussen had hij belangstelling voor de meisjes gekregen.

Vrij zorgeloos de oorlog door
In de oorlog moest de school ontruimd worden door de bezetting. Eigenlijk vond Bert het wel prachtig. Het was weer eens iets anders. Met de paard-en-wagen van vader hielp hij de boeken verhuizen naar de Korte Mare, waar de leerlingen onderdak vonden bij Van den Bos.
De oorlogstijd bracht hij vrij zorgeloos door, al hinderden de strenge regels van de bezetter wel. Soms sliepen er onderduikers thuis, verborgen in de afgesloten melkwagen. Zelf zat hij in een groepje jongens die voedselpakketjes bezorgden bij onderduikers. De groep sloot zich aan bij de Luchtbeschermingsdienst, waar ze training kregen in onder andere brandbestrijding, maar die ook persoonlijke bescherming bood bij hun illegale boodschappendiensten. Zo werd een van de jongens opgepakt, maar weer vrijgelaten nadat hij kon aantonen dat hij lid van de Luchtbeschermingsdienst was.
Een van de bombardementen op het stationsgebied heeft Bert van nabij meegemaakt. Dat heeft indruk gemaakt, vooral ook omdat er bekenden bij omkwamen.
Tijdens de oorlog kwam de melkproductie stil te liggen. Met de mensen die in dienst waren en de melkpaarden, begon vader toen een transportdienst: pianoververvoer, goederen naar Van Gend en Loos aan de Haagweg brengen; alle vrachtjes waren welkom.

Van zelfstandige naar werknemer
Na de oorlog leerde de heer Verberg zijn vrouw kennen, dochter van een melkhandelaar in de Kraaierstraat. In 1951 trouwden ze. Ze kregen een zoon en een dochter.
Intussen was de losse verkoop van melk gestopt. Vanaf de jaren ’47-’48 kwam de melk in flessen van de fabriek, die grote, automatische flessenvulmachines had.
Dat was ook de tijd waarin de heer Verberg in het bedrijf van vader kwam werken. Niet lang daarna sloten zij zich aan bij melkfabriek De Landbouw op de Rijnsburgersingel, waar ze voor uitgifte van producten zorgden, als een soort filiaalhouders. Het bedrijf aan het Levendaal werd gesloten. Wel konden melkhandelaren in de buurt hier nog een tijdlang hun bussen schoonmaken en hun wagens parkeren. Toen ook een eind kwam aan de uitgifte, kwam de heer Verberg in dienst van De Landbouw en werkte hij er buiten op het bedrijfsterrein.
In 1970 fuseerde De Landbouw met Menken in Wassenaar, waar de heer Verberg met plezier gewerkt heeft tot zijn pensioen.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart