Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Eerbiedig in het zwembad

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw A. P. Sinteur-de Vrind op 25 april 2018

Mevrouw Adriana Pieternella Sinteur-de Vrind (Sjaantje) werd geboren op 28 oktober 1939 in de Julianastraat in Leiden als vijfde kind, een nakomertje, in een gezin dat geen rijkdom kende. Maar iedereen was arm in de buurt, het was normaal.
Vader was lompensorteerder bij Gijzenij lompenbedrijf op de Oude Vest. Oude kleding werd opgehaald langs de deuren en vader scheidde katoen en wol. Hij verdiende er weinig mee. Voor een volle werkweek ontving hij acht of negen gulden, maar de huur bedroeg alleen al zeven of acht gulden. Op een dag nam vader stiekem een rode trui mee, onder zijn jas. Voor Sjaantje. Maar hij was zoveel te groot dat moeder hem uithaalde, de wol om een stuk hout wond, vochtig maakte en er na het drogen een prachtige, zondagse trui van breide. Maar “het ding kriebelde als de pieten.” Sjaantje was blij toen hij te klein werd en hij werd doorgegeven aan jongere kinderen in de straat.
Moeder verdiende wat bij als thuisnaaister. Ze verstelde herenhemden en -onderbroeken. Als het kruis versleten was, zette ze er van een dubbel stukje stof een nieuw kruis in. Maar op de dikke stof brak de naald nogal eens. Een naald kostte acht cent, voor het inzetten van een nieuw kruis kreeg moeder 15 cent. Als ze pech had, braken er twee naalden, dan hield ze helemaal niets over. Vaak hadden de mensen die hun gerepareerde goed ophaalden ook geen geld. “Het komt wel”, zei moeder dan. Maar soms kwam het niet. Ze kon het ze niet kwalijk nemen. “Laat maar”, zei ze dan.
Sjaantje hield van zwemmen en soms, als ze lang bedelde, kreeg ze 35 cent voor De Overdekte [voormalige Mon Pèrekerk] aan de Haarlemmerstraat. Ze kreeg wel een boodschap van moeder mee naar het zwembad: “Denk erom dat je eerbiedig bent, want vroeger namen de mensen daar hun hoed af in die kerk en nu trekken jullie je broek erin uit, maar het is wel een kerk.” Een badpak had Sjaantje niet, dus zwom ze in haar onderbroek. Toen ze wat groter werd, schaamde ze zich ervoor, maar moeder wist overal raad op. Ze nam een te klein geworden borstrok - een gebreid hemd - van een oudere zus en breide daar een kruisje in. Apetrots was Sjaantje op haar badpak. Het bleek niet erg waterbestendig: als ze ermee uit het zwembad klom, zakte het kruis tot op haar knieën, de schouderbandjes over haar buik.

Sjaantje weigerde
Als kind voelde Sjaantje zich beschermd door haar oudere broers en zussen. Ook in de oorlog, waaraan ze weinig herinneringen heeft. Wel weet ze nog hoe ze met haar ouders en een zusje op voedseltocht ging. Met hun kar kwamen ze bij een klooster en omdat de nonnen ervan schrokken hoe mager Sjaantje was, vroegen ze hen binnen. Ze kregen elk een bord gestampte aardappelen met bietjes en spek. “Dat lust ik niet!”, zei Sjaantje tot bevreemding van de nonnen. De lucht van dat vet was ze ook niet gewend. Vader en zus hebben het bord snel en ongezien leeggegeten, zodat het ‘netjes’ leeg was.
Na de lagere school koos Sjaantje voor de huishoudschool. Ze kon goed leren en het hoofd van de lagere school probeerde haar ervan te overtuigen dat ze naar de hbs moest gaan. Moeder was het ermee eens: “Ze mag wel, dan probeer ik wel een werkhuisje erbij te krijgen om dat geld bij te verdienen.” Maar Sjaantje weigerde. Ze was bang dat moeder zich dood zou werken voor haar. Achteraf heeft ze er geen spijt van, maar ze vindt het jammer dat ze maar beperkt uit de voeten kan met andere talen.
Met het diploma huishoudschool op zak ging Sjaantje werken bij Pel, de suikerwarenfabriek op de Morsweg: borstplaatjes en bruidssuikers inpakken. Maar het salaris van 12 gulden 50 per week was mager. Ze stapte over naar tassenfabriek LEWACO op de Zijlsingel, waar ze voor 15 gulden kunstleren tassen in elkaar naaide.
Haar volgende baan was bij matrassenfabriek Olga in de Hansenstraat. Ze had er een leuke tijd en verdiende er met het stukwerk en de premies zoveel dat ze soms dacht dat er een rekenfout gemaakt was.
Mevrouw Sinteur heeft soms nog contact met de meiden van toen, van de fabriek.

“Recht van het opklapbed”
Bij dansschool Van Leeuwen op de Oude Singel leerde zij haar man kennen. Hij was niet alleen lief, hij was ook de enige jongen met een mooie brommer, een glimmende Batavus Bilonet.
In 1962 trouwden ze en precies 9 maanden en een week later werd een zoon geboren: “Recht van het opklapbed.” Door de woningschaarste woonden ze in bij haar moeder in het krappe huis aan de Julianastraat. Toen het derde kind geboren was, werd het wel heel klein. Intussen was vader overleden en kreeg moeder een ‘aanzoek’ van een weduwnaar om samen te gaan wonen. Dat deed ze, waardoor het gezin Sinteur meer ruimte kreeg. Het nieuwe paar was in de 80.
Het jongste kind was twee, toen mevrouw Sinteur graag iets wilde gaan doen naast het huishouden, iets bijdragen. Uit werken gaan mocht niet van haar man, thuiswerk doen evenmin. Hij had daar te veel van gezien in de armoedige omstandigheden in zijn jeugd.
Wel mocht ze een dure opleiding doen, waarvoor hij extra ging werken. Pedicure werd mevrouw Sinteur. Ze kreeg klanten aan huis en solliciteerde op een vacature bij het psychiatrisch centrum Endegeest. Daar heeft ze goede, maar ook griezelige herinneringen aan.
Bijvoorbeeld aan patiënten die binnenkwamen omdat ze zichzelf verwaarloosden, gewoon door het lot. Soms waren het mensen met een goede opleiding. Zo iemand werd eerst in een sodabad gelegd en daarna moesten de voeten verzorgd worden. De nagels waren soms in het vlees gegroeid, met wonden die meteen gedesinfecteerd werden. Het lopen moet verschrikkelijk pijnlijk zijn geweest. Ze werden keurig opgelapt, hun haar werd geknipt en ze vertrokken als de netste mensen. Maar je kon er de klok op gelijk zetten: binnen een maand of zeven, acht waren ze er weer.
Mevrouw Sinteur stopte toen ze pleuritis kreeg. Misschien aangehoest door een patiënt. Zeker weten doet ze het niet, maar met de komst van aids en de voortdurende dreiging van ziekten als hepatitis, vond haar man de risico’s te groot.
Samen met man en kinderen bracht mevrouw Sinteur daarna meer tijd door op de volkstuin van Ons Buiten, achter de Willem de Zwijgerlaan. Ze hadden er een prettige tijd.

In 1979 kochten ze een huis in de Anna Paulownastraat. De heer Sinteur heeft de binnenkant van het huis, dat zelfs nog geen wc bezat, helemaal gestript en opgebouwd. Ze wonen er nog steeds met veel plezier.
Mevrouw Sinteur is inmiddels 78. Ze geniet van het leven en hoopt op nog een paar jaartjes met haar man en hun fijne gezin.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart