Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: “Een hele drukke menagerie”

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer A.G.S. Rosier op 4 september 2017

De heer Adrianus Gerardus Samuel (Aat) Rosier werd op 6 december 1925 in Leiden geboren.
Vader had een kapsalon in de Hansenstraat.
Op vrijdag werden vaak koeien door de Hansenstraat gedreven op weg naar het slachthuis. De boeren - één vooraan en één achteraan - hadden geen haast. Niemand had haast in die tijd. Aat vond de dieren leuk. De vrouwen in de straat waren er minder blij mee. Zij moesten de achtergebleven koeienvlaaien opruimen. Aat ging ook graag naar de Beestenmarkt waar Texelse schapen aangevoerd werden in boten die vanaf de Haven door de Oude Rijn voeren tot aan de Turfmarktbrug bij de markt.
Behalve de kapsalon waren er meer winkels: de melkboer als naaste buur, aan de overkant fietsenmaker Slijkhuis, de vader van Wim die destijds een bekende atleet was.
Een ongeschreven wet was dat middenstanders over en weer klant van elkaar waren. Het hield in dat er twee bakkers en twee melkboeren aan de deur kwamen en dat ook de kruidenierswaren afwisselend bij verschillende zaken gekocht moesten worden.
Toen Aat zeven jaar was, verhuisde het gezin naar de Haarlemmerweg. Daar moesten drie slagers en twee kruideniers te vriend gehouden worden.
Omdat het gezin er in een ruim huis woonde, konden ze geregeld pensiongasten hebben. Zo kwamen er Italiaanse terrazzowerkers die voor het nieuw gebouwde slachthuis werden ingehuurd om een zo glad mogelijke vloer te leggen.
De weg voor het huis leende zich uitstekend om te rolschaatsen en een tochtje te maken via Poelgeest naar de Leidse Hout.
In Oegstgeest had Aat vrienden bij wie hij thuiskwam. Andersom was dat lastiger omdat bij het bij hemzelf thuis “een hele drukke menagerie” was, met zes kinderen, pensiongasten en personeel van de kapsalon.

Jongste bediende
Naar de lagere school ging Aat in de Caeciliastraat. Hij wilde graag hardloper worden, dus oefende hij door naar school te rennen. In zeven minuten was het streven. Alleen, welke route hij ook nam, er waren altijd bruggen die dicht konden zijn, met het risico dat hij te laat kwam.
Na de lagere school ging Aat naar de ulo aan de Pieterskerkstraat. Hij was 14 jaar toen de school gevorderd werd tijdens de mobilisatie. Hij was blij dat hij niet meer naar school hoefde en ging werken bij een kapper op de Steenstraat, terwijl hij naar de kappersschool ging op de Nieuwe Rijn. Zijn verdienste bedroeg1 gulden 10 cent per week, waar nog 20 cent bijkwam, want hij deelde in de fooienpot, al kreeg hij het minst als jongste bediende. Na een paar weken stapte hij over naar een kapper op de Doezastraat en niet veel later naar kapper Jan van Rijn op het Noordeinde. Het was intussen 1940 en hij zag hoe Duitse tanks de stad binnentrokken.
Na anderhalf jaar vond hij weer een andere baan, nu bij een kapper aan de Rijndijk tussen het Haagsche Schouw en Voorschoten. Vandaaruit moest hij geregeld op pad om boeren thuis te knippen en scheren. Dan nam hij meteen voor de klanten een vast pakket rookwaren mee uit de sigarenwinkel van buurman Deen. Doosjes sigaretten vond hij ook zomaar aan de overkant van de weg. Die waren niet van Deen. Ze werden in 1941 gedropt en waren bedrukt met de tekst ‘Oranje zal overwinnen’.

Op de fiets naar Scheveningen
Om te voorkomen dat hij naar Duitsland moest voor de Arbeitseinsatz, had hij een papier op zak waarop stond dat hij onmisbaar was in de kapperszaak van zijn vader. Hij moest het vaak tonen, maar hij kon zich verder ongehinderd bewegen.
Toen er een vacature kwam in de zaak van zijn vader, is de heer Rosier bij hem gaan werken tot hij vele jaren later een baan kreeg in de cosmetica bij de firma Harlaar Mulckhuyse in Amsterdam. Hij kreeg een groot rayon: Leiden, Voorburg, Rijswijk, Den Haag, Scheveningen en deed alles op de fiets, met twee zijtassen waarin zijn monsters en orderboeken zaten.
Na verloop van tijd kreeg hij een auto en werd het rayon verder uitgebreid.
Ook die baan verruilde hij jaren later voor een aanstelling als vertegenwoordiger bij de firma Shulton, waar hij het Old Spice-assortiment verkocht.
Rond 1979 was de heer Rosier een jaar ziek. Bij zijn terugkomst was zijn rayon verdeeld onder collega’s en kreeg hij een kantoorfunctie, die hem niet beviel. Maar er kwam een nieuw product op de markt en hij kreeg een lijst met chique zaken, onder andere in Groningen, Leeuwarden en Den Helder. Een bevoorrechte positie, vond hij. Er hoorde een mooie auto bij die hij elke drie jaar zelf mocht uitkiezen.
Een tijdlang heeft de heer Rosier er ook nog een assurantieportefeuille bij gehad; die verkocht hij in 2001. Hij was toen 66 jaar en kocht van de opbrengst een auto.
Op 14 april 1953 trouwde de heer Rosier met het meisje dat hij op het Noordwijkse strand leerde kennen. Acht jaar woonden ze in bij zijn ouders aan de Haarlemmerweg. In 1960 kregen ze een eigen huis in de Hartmanstraat, waar ze woonden tot februari 2017. Sinds die tijd woont de heer Rosier in woon-zorgcentrum Hoogwaak in Noordwijk.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart