Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Boodschappen deden we bij de katholieke slager, bakker en melkhandel

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw M.T. van der Stok-Braakman op 18 april 2017

Ria Braakman werd eind 1935 geboren als jongste in een gezin van negen kinderen. Haar vader was weduwnaar geworden toen zijn vrouw overleed in het kraambed van het zesde kind. Op zoek naar een huishoudster ontmoette hij de uit Friesland afkomstige Catharina Jorna. Het klikte, ze besloten te trouwen en er kwamen nog twee dochters en een zoon.
De sfeer in het gezin was warm. Vader zei altijd: “We zijn één gezin.” Maar terugkijkend op haar jeugd vermoedt mevrouw Van der Stok-Braakman dat het voor haar moeder niet eenvoudig moet zijn geweest om noodgedwongen ineens zes kinderen van een andere moeder op te moeten voeden.

Ochtendmis in de Petruskerk
De ouders van Ria gingen wonen in een koophuis in de Cobetstraat. Er waren nog geen achterliggende straten; ze keken uit op het kanaal en de weilanden. Alle kinderen uit de straat speelden tikkertje, verstoppertje en balspelletjes. Auto’s stonden er nog niet. Vader had wel een auto, maar die parkeerde hij in een garage in de Leliestraat, om zo de ruimte voor de kinderen vrij te laten. Hij was eind 1932 een eigen bedrijf begonnen, de Leidsche Textiel Centrale. Hij werkte vooral voor scholen, ziekenhuizen en kloosters. Aanvankelijk leverde hij de bestelde goederen op de fiets af, maar dat werd te zwaar vanwege reumatische klachten. Van zijn spaargeld schafte hij een auto aan.

Mevrouw Van der Stok herinnert zich dat het buiten spelen werd overschaduwd door een enorme scheiding tussen katholieken en protestanten: “We hadden de pech dat in onze straat niet zo veel katholieken woonden, want je speelde echt met katholieke kindjes. Onze buurjongen was gereformeerd. Hij mocht op zondag niet op straat spelen. Ik zat op het Levendaal op school en in de Thorbeckestraat woonde ook een katholiek meisje; met haar ging ik naar school. Boodschappen deden we bij de katholieke slager, bakker en melkhandel; die kwamen aan de deur.”

Vader was diep religieus. Ria, die dol was op haar vader, ging door de week samen met hem naar de ochtendmis in de Petruskerk. Aan tafel werd gebeden en ’s avonds voor het slapen bad Ria een rozenhoedje. Ze vermoedt dat haar vader in de tijd dat hij weduwnaar werd, veel kracht heeft gevonden in zijn geloof.

Tijdens hongerwinter in ziekenhuis
Uit de eerste oorlogsjaren herinnert mevrouw Van der Stok zich geen gevoel van dreiging. Dat werd na verloop van tijd anders. Een van de broers wilde niet in dienst; hij zat in de Cobetstraat ondergedoken. En een oudere broer, die al getrouwd was en een baby had, woonde met zijn gezin in Rhenen. Vanwege bombardementen in 1944 kwamen zij met hun pasgeboren kindje in de kinderwagen achter de fiets naar Leiden. Achter de stellingen op zolder, waar de stoffen van de groothandel werden opgeslagen, lagen twee matrasjes. Daar vluchtten de jongens naar toe als er razzia’s werden gehouden. De auto van vader werd in beslag genomen. Door weer en wind ging hij op de fiets bij de boeren langs voor voedsel. Hij nam lappen stof mee als ruilmateriaal; daardoor bleef de honger beperkt. En het gezin haalde soep bij de gaarkeuken op de Hoge Rijndijk.

Een aantal weken van de hongerwinter bracht Ria door in het Elisabeth Ziekenhuis aan de Hooigracht. Ze vertelt hoe ze al huppelend was gevallen: “Ik had geen gevoel meer in mijn linkerarm; het was heel eng. Omdat we geen vervoer hadden, werd ik als kind van bijna 9 in de kinderwagen naar het ziekenhuis gebracht. Ik weet nog dat ik me daarvoor schaamde. Ze legden me op een afdeling bij de volwassenen, eerst vier weken met een pen in mijn arm en daarna mocht ik nog drie weken blijven. Ik vond het wel gezellig en de zusters gelukkig ook. Daar hadden we wel wat te eten.”

Altijd sokjes aan
Na de lagere school ging Ria naar de meisjes-hbs (mms) die in 1947 door de Zusters van Liefde uit Tilburg was gesticht. Aanvankelijk waren er enkele lokalen aan de Boommarkt, waar nu de Webster University is gevestigd. In 1948 – Ria zat daar toen net op school – werd er verhuisd naar het klooster van de nonnen op de Oude Vest, op de plek waar nu de Pelikaanhof staat. De kledingvoorschriften waren preuts: “Je mocht niet met blote voeten, zonder sokken, de school in. Lange broeken waren ook verboden. Als het heel koud was, mocht je onder je rok een broek aantrekken, maar je rokje moest eroverheen. En ook geen blote armen; altijd mouwtjes.”

Vader Braakman vond dat zijn dochter zich na de mms ook huishoudelijke vaardigheden eigen moest maken. Aan het Galgewater was de katholieke huishoudschool gevestigd en daar volgde Ria een jaar vormingsklas. Vervolgens ging zij op aandringen van haar vader naar de leraressenopleiding. Ria had daar helemaal geen zin in, maar ze was gehoorzaam en rondde de opleiding tweeënhalf jaar later af. Eigenlijk wilde ze daarna psychologie gaan studeren, maar vader wilde dat ze les ging geven. Dat heeft ze drie jaar gedaan, totdat ze in 1960 trouwde en ontslagen werd.

Potterie Van der Stok
Inmiddels had Ria bij de katholieke dansschool van Evert Castelein aan de Hooglandse Kerkgracht haar man ontmoet, Hans (J.H.A.) van der Stok. Hij wilde heel graag dat Ria bij hem in de zaak kwam werken. In een huurpand aan de Breestraat had hij een winkel in luxe huishoudelijke artikelen.
Vanaf hun trouwen in 1960 woonde het stel op een benedenetage. In 1962 werd de eerste zoon geboren. Ria was zwanger van de tweede toen zij gingen inwonen bij haar moeder die nog altijd in de Cobetstraat woonde. Vader was in 1958 overleden. Ze kochten het huis en kregen, omdat ze inmiddels twee kinderen hadden, een woonvergunning. Enkele jaren later werd hun derde zoon geboren.

Aan de Oude Rijn was een groothandel van Van der Stok gevestigd. Toen dat pand leeg kwam, heeft het echtpaar Van der Stok het laten restaureren met behoud van alle historische details. Ze zijn daarvoor nog onderscheiden door de Historische Vereniging Oud Leiden. De winkel werd verplaatst van de Breestraat naar de Oude Rijn, en in september 1976 geopend als Potterie Van der Stok. Het gezin ging daar ook wonen.


Het echtpaar van der Stok werd onderscheiden door de Historische Vereniging Leiden.

De zaken liepen uitstekend: “Het was een hartstikke leuke zaak, exclusief en vernieuwend.” Toch besloten zij in 1989 om ermee te stoppen. Dat hing samen met verdrietige familieomstandigheden. Een van hun zoons was op 20-jarige leeftijd overleden. En ook een zusje overleed. Ze zegt daar nu over: “We waren ontdaan door die twee sterfgevallen. We konden het ons permitteren om ermee te stoppen. Het gaat nu gelukkig goed; we hebben het goed kunnen verwerken.”

Aan activiteiten was daarna geen gebrek. Eerst had mevrouw Van der Stok gedurende 12 jaar zitting in het bestuur van de begraafplaats Groenesteeg. Daarna volgde – tot twee jaar geleden - het bestuur van de buurtvereniging Maredorp. Jarenlang zat ze in de redactie van de buurtkant, de Maredorpse Post. En nog steeds helpt ze elke drie maanden om 1800 kranten te vouwen. Inmiddels is ze ook lid geworden van buurtvereniging Pancras: “Ik vind het leuk om betrokken te zijn bij de mensen en bij alles wat er in de buurt gebeurt.”

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart