Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Zilver

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer J.C. (Johannes Cornelis) de Gunst, 14 november 2018

De heer Johannes Cornelis (John) de Gunst werd als vierde van zes kinderen op 22 augustus 1938 geboren aan de Maredijk in Leiden.

Nog geen twee was hij toen de oorlog uitbrak. Het bombardement op het stationsgebied kan hij zich herinneren en de geur van tulpenbollen die gegeten werden.

Links op de derde rij van boven staat de heer De Gunst: het jongetje met het blonde opgeschoren haar.

Bovenaan staat zijn vriend: de jongen met een beetje rommelig haar, 22 mei 1945

Canadese Shermantank Commodore op het Schuttersveld, 22 mei 1945
kruidenierswinkel Van Egmond. De jongen is het vriendje van de heer De Gunst
feest (bevrijding?)feest (bevrijding?)

Op zijn zesde jaar ging John naar de lagere school, aanvankelijk in de Pasteurstraat, maar de kwaliteit van het onderwijs liet daar zo te wensen over dat zijn ouders hem voor de derde klas overplaatsten naar de Tijmstraschool aan de Morsweg. Hij bleek al een jaar achter te lopen. John was negen toen zijn moeder overleed.

Vader werkte bij de NZH (Noord-Zuid-Hollandsche Vervoer Maatschappij). Hij hertrouwde in 1954 met een overbuurvrouw. “Dat had die man beter niet kunnen doen.”

Het gezin verhuisde naar de Leidseweg in Voorschoten, waar vaders nieuwe vrouw een huis had gekocht. Het was geen prettige tijd. John miste zijn vriendjes en de gezellige buurt.

Hij ging er naar de School met den Bijbel, want zijn stiefmoeder was gereformeerd. Na die schoolperiode vond ze dat hij moest gaan werken in plaats van een vervolgopleiding doen. Voor 7 gulden 20 per week kreeg hij een baantje bij de Zilverfabriek in Voorschoten en in de avonduren ging hij in Leiden naar de lts, waar hij zijn diploma Metaalbewerking haalde, een stevige ondergrond voor zijn latere carrière. Bij de Zilverfabriek leerde hij een speciaal vak, het machinaal maken van fijne sieraden, waardoor hij wat meer verdiende dan collega’s.

Hoornblazer

In 1957 moest John in militaire dienst, voor drie jaar bij de Luchtmacht. De eerste dag kreeg hij al straf omdat hij zijn bed en pukkel niet strak genoeg had opgevouwen en zijn schouders ophaalde over het commentaar dat hij van zijn meerdere kreeg. Op de vliegbasis Gilze-Rijen kwam hij in de drumband terecht. “We komen hoornblazers te kort. Kun jij dat?”, werd hem gevraagd. “Jazeker”, was zijn antwoord. En zo kreeg hij voor het eerst een hoorn in handen. Ze traden op door het hele land. Dat was een leuke periode. Tot hij plotseling werd overgeplaatst naar Ypenburg waar hij een opleiding in ABC-oorlogvoeren (atoom-bacteriologisch-chemisch) kreeg en mee mocht in een straaljager, een Dakota en een Pipercup. Ook dat was een mooie tijd.

Rapenburg en kattenpis

Na zijn diensttijd ging John terug naar de Zilverfabriek. Op Rapenburg 116 kon hij een kamer huren voor 25 gulden per week, kost en inwoning. Later is het prachtige huis verbouwd en woonde prins Willem-Alexander er tijdens zijn studie.

Door een toevallige ontmoeting bij dansschool Alphenaar leerde John zijn toekomstige vrouw kennen. Hij woonde inmiddels in een onderkomen aan de Haagweg waar het naar kattenpis rook. “Kom jij maar naar de Voorstraat”, zei zijn aanstaande schoonmoeder. Er werd een kamertje op zolder getimmerd en zo woonde hij bij hen in tot aan het trouwen. “Ja, dat is ook niet alles.”

Begin 1962 bood directeur Begeer van de Zilverfabriek hem een huurflat aan in de Bachstraat. Dat kwam als een geschenk uit de hemel want de woningnood was nog groot. Er kon getrouwd worden.

Amanuensis

Bij elkaar had John zo’n zestien jaar in de Zilverfabriek gewerkt, toen het onderwijs hem trok. Hij solliciteerde op een baan als amanuensis bij de Louise de Coligny in de Kagerstraat en werd aangenomen op voorwaarde dat hij een opleiding bij het Gorlaeus Laboratorium ging volgen: glasblazen, instrumenten maken, scheikunde, natuurkunde, biologie, en nog wat van die vakken. Vier jaar lang, vijf avonden per week. Toen hij zijn diploma had, ging zijn salaris maar liefst met 350 gulden omhoog. Tot er bezuinigingen kwamen en er zonder pardon 275 gulden afgetrokken werd!

Juwelier

Na een aantal jaren maakte de heer De Gunst opnieuw een carrièreswitch. In 1979 nam hij een winkeltje over op de Nieuwe Rijn, waar zijn vrouw sieraden ging verkopen. Toen het te druk werd, besloot hij zijn vaste baan op te zeggen om samen in het juweliersvak verder te gaan. De zaken liepen goed en het naastgelegen pand kwam te koop zodat ze meer ruimte kregen. De mode veranderde, maar er werd genoeg zilver verkocht en de laatste jaren kwamen vooral horloges erg in trek. Hoe duurder hoe mooier.

De zoon kwam in de zaak en nam die in 2002 over.

Voor sport of uitgaan was er weinig tijd. Wel bleef het echtpaar dansen. Ze haalden niveau zilver, ook al was het niet de hobby van de heer De Gunst.

Soms gingen ze naar de Stadsgehoorzaal of naar de Schouwburg voor cabaretvoorstellingen. “Maar het is vaak: als je twee of drie keer naar dezelfde gaat, dan heb je het wel gezien. Paul van Vliet is natuurlijk een uitzondering. Daar kan je meer keren heen gaan.”

De familie heeft niet altijd in Leiden gewoond. De Bachstraat werd verruild voor de De Goejestraat en daarna streken ze neer in Zoeterwoude. Ze bleven er 28 jaar, maar kwamen een jaar geleden terug naar Leiden.


De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart