Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Etalages, grijze pakken en een papieren chaos

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer Hendrik Karel Molenaar, 1 september 2018

De heer Hendrik Karel (Hans) Molenaar werd geboren op 22 augustus 1936 aan de Minnebroersgracht in Leiden. Zijn zuster, 14 jaar ouder, geboren toen moeder net 17 jaar oud was, werd grotendeels opgevoed door grootmoeder. “Die hadden al zoveel kinderen (14), dus daar kon er nog wel eentje bij.” Zo had moeder gelegenheid om te werken.

Vader was dekenwever en kleurkenner bij wollendekenfabriek Van Wijk in de Vestestraat. Hij wist alles op het gebied van het mengen van kleuren.

Het gezin was onkerkelijk. Vader was van huis uit protestant, maar toen bleek dat hij moest trouwen met zijn zwangere vriendin, wilden de ouderlingen dat hij boetedoening deed. Vader weigerde en wilde niets meer met de kerk te maken hebben.

Hans ging wel naar zondagsschool en een uurtje per week naar godsdienstles op de lagere school, maar gelovig werd hij er niet van.

Toen Hans vier was, verhuisde het gezin naar een bovenhuis in de Celebesstraat, in De Kooi, destijds een moderne buitenwijk. Je kon er fijn spelen in een soort gemeenschappelijke tuin.

Geen centjes


In het begin van de oorlog kwam er nog een broertje bij; een moeilijke tijd. De heer Molenaar herinnert zich het bombardement door de geallieerden op het stationnetje in de buurt waar de Duitsers V1’s en V2’s vervoerden. Het was een zondagochtend en hij stond klaar om bij de vele tantes in de buurt zijn zondagscenten te gaan halen, een gebruik waarbij hij neefjes en nichtjes tegenkwam die dezelfde routes door De Kooi liepen, toen hij een enorme klap hoorde. Geen centjes die dag; hij mocht niet naar buiten.

Vader werd tewerkgesteld in Duitsland waardoor het gezin heel weinig inkomsten had. De kleine uitkering die moeder van overheidswege ontving moest na de oorlog terugbetaald worden en vader kwam ziek terug.

Omdat vader door zijn slechte gezondheid de trap bijna niet op kon, zochten ze een benedenwoning. Via een woningruil lukte dat en het gezin verhuisde naar de Lage Rijndijk. Het nieuwe huis had een tuin aan het water. Vader viste graag, maar lang heeft hij er niet van genoten. Hij overleed jong.

Twee vakantiedagen

Naar school ging Hans in de Driftstraat. Een paar maanden voor hij veertien werd - de leeftijd waarop hij mocht gaan werken - solliciteerde hij bij Vroom en Dreesmann op een baan als leerling-etaleur omdat hij thuis financieel wilde bijdragen. Zijn onderwijzer zag het als een kans voor hem en liet hem gaan. Ook bij V&D maakte men er geen probleem van dat hij te jong was. Er waren jongens nodig voor de inrichting van de 50 etalages die regelmatig van thema wisselden. Al het materiaal werd met de hand gemaakt. De werkweek telde zes dagen, en wat tegenviel waren de twee vakantiedagen die Hans kreeg, terwijl zijn vriendjes op school zes weken vrij waren.

Behalve zijn korte broek en versleten kleding had Hans niets waarin hij zich bij V&D kon vertonen. Geld voor nieuw was er niet, maar in overleg met de personeelschef kon hij op afbetaling in de zaak een kostuumpje kopen met plusfours. Maandelijkse werd een bedrag ingehouden op zijn salaris van 45 gulden. Er bleef zo weinig over dat hij achteraf gezien beter op school had kunnen blijven en een opleiding volgen.

In de avonduren ging Hans naar de tekenschool waar een aparte klas was voor creatief werk. Hij leerde er leerling-etaleurs kennen die in andere zaken werkten zoals De Koning, Van Moorsel, de Hema en Van Cleef.

Na een kleine vijf jaar verliet hij V&D. Tot zijn dertigste werkte hij met veel creativiteit als etaleur in verschillende bedrijven. Bij het afscheid van een winkel in Den Haag kreeg hij een getuigschrift waarin stond: “Hij heeft gezorgd dat de verkoop met sprongen omhoog ging.”

Hij had graag gezien dat het salaris navenant was geweest…

Oude typemachine

Intussen had Hans zijn nieuwe buurmeisje Erna leren kennen. Ze was zes jaar jonger dan Hans, een kind nog, met vlechten. Maar natuurlijk groeide ze op. Beiden hielden van dansen. Dat deden ze waar het maar mogelijk was. De rumba, de samba, bij dansscholen en het Volkshuis, maar ook in Den Haag en Katwijk. “Je kan het zo gek niet bedenken.”

Rond dezelfde tijd leerde moeder een leuke weduwnaar kennen. Hij woonde in een huisje op de dijk iets verderop. Ze trouwden, de nieuwe echtgenoot kwam bij moeder wonen en Hans, die met zijn Erna al een tijdje op zoek was naar een woning, kon het vrijgekomen, piepkleine huisje betrekken. Ook zij trouwden in 1963, kregen een dochter en een zoon en woonden er uiteindelijk tien jaar tot het echt te klein werd.

De stiefvader, een fijne man, meende dat de carrièremogelijkheden voor Hans te beperkt waren als etaleur. Hij raadde hem aan bij de overheid te solliciteren. Dat deed Hans en hij werd aangenomen bij het ministerie van Landbouw. Inmiddels had hij talencursussen Engels, Frans en Duits gevolgd en een oude typemachine gekocht waarop hij zichzelf leerde typen. Van het kleurige, levendige winkelbedrijf belandde hij op een saaie afdeling met grijze ambtenaren. In een poging zich aan te passen kocht hij een troosteloos grijs pak. De werkruimte probeerde hij nog wat op te fleuren met kleurige affiches van Oostenrijk en Zuid-Frankrijk, maar de ‘opperchef’ zei: “Wat is dit? Het is hier geen reisbureau! D’r vanaf!”

Ook het salaris was slecht, dus toen de Universiteit Leiden iemand zocht voor de administratie bij de sectie Bouwzaken en Onderhoud, stapte hij over.

Na enige tijd verwisselde hij die baan voor werk bij het Hoogheemraadschap van Rijnland op de Breestraat - vanbuiten een prachtig gebouw, vanbinnen donker - om ten slotte bij de gemeente Oegstgeest, afdeling Gemeentewerken, in dienst te komen waar hij bleef tot hij op zijn 61ste met de VUT ging. De heer Molenaar kijkt terug op een mooie periode daar. Een bijzondere activiteit was het sorteren en archiveren van de tekeningen en blauwdrukken van alle huizen in Oegstgeest vanaf 1800. De papieren chaos veranderde hij in een overzichtelijk bouwarchief.

“Gaat u maar”

De VUT ervoer de heer Molenaar als een grote luxe. Plotseling was er tijd om te schilderen, cursussen kunstgeschiedenis te volgen, de Vierdaagse te lopen, triatlons, enzovoort. “Dat waren nog eens tijden…” Maar het veranderde toen hij een reeks herniaoperaties moest ondergaan. De een lukte, de ander niet. Ten slotte kroop hij over de grond. De chirurg van het Rijnlands zei dat het nooit meer beter zou worden: “Gaat u maar, we kunnen u niet blijven opereren.” Op het antwoord van de heer Molenaar dat hij zo niet verder wilde leven, werden er twee psychiaters op hem afgestuurd.

Via een ontmoeting met een arts van het LUMC werd hij toch nog geopereerd, door professor Peul over wie hij goede berichten had gehoord.

En de heer Molenaar danste weer! Met “stijve rug en houten benen”, maar toch!


De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart