Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Brood en spelen

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de mevrouw Johanna Vermeer-Zaalberg, 5 maart 2019

Mevrouw Johanna (Jo) Vermeer-Zaalberg werd als middelste van drie dochters geboren op 17 oktober 1938 op Kort Rapenburg 6 in Leiden. Het gezin woonde op de bovenverdieping, waar geen douche was, geen balkon en waar de kolen gestort werden voor de kachel.

Beneden was een van de bakkerswinkels van de Leidsche Broodfabriek (LBF). Vader was tot aan zijn pensioen chef in de bakkerij van de LBF aan de Nieuwe Mare. Dat was hard werken. Alles ging nog handmatig en rond de feestdagen werkte vader bijna dag en nacht door. Moeder stond in de winkel en ook de kinderen werden wel ingeschakeld. Soms werden ze uit bed gehaald. Dan kwam vader naar boven en riep: “Opstaan, want er zijn weer een paar zieken.” De meisjes moesten dan appels schillen voor Oud en Nieuw.

Jo’s ouders waren vrije mensen met een groot hart. Vader stond altijd klaar om mensen te helpen. Dat ging zo ver dat hij een wildvreemde man en twee vrouwen, die hij verregend en bij onweer op de Beestenmarkt vond, mee naar huis nam om bij hen te overnachten. De meisjes moesten hun bed die nacht even afstaan.

Carrière

Naar de kleuterschool ging Jo naar de Haanstraschool op het Rapenburg. De lagereschooltijd begon ze op de Aalmarktschool, maar na een jaar werd ze overgeplaatst naar de Langebrugschool waar het tempo minder hoog lag. Ze ging er niet met plezier heen. Zeker niet die dag, in de vierde klas, toen ze van de onderwijzer op een krukje moest zitten omdat ze was blijven zitten. Ze voelde zich vernederd.

Ze had wel vriendinnetjes, die ook vaak bij haar speelden. Er mocht veel thuis.

Na de lagere school ging Jo naar de huishoudschool op het Rapenburg. Ze vond het er heerlijk. Het huishouden, het koken en het schoonmaken van de kamers van de leraressen die er woonden. Ze maakte de opleiding helemaal af en ging werken bij het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dagelijks vijf kwartier met de Blauwe Tram naar en van Den Haag. Ze moest er met de hand kaarten ponsen. Na een jaar hield ze het voor gezien en werd verkoopster bij parfumerie Smittenaar op de Korevaarstraat. Ze leerde er met geld omgaan en mocht met collega’s naar cursussen in Den Haag over parfum en make-up. Als oefening moesten ze elkaar opmaken, wat door haar vader absoluut niet op prijs werd gesteld. Dat deed je niet in die dagen.

Duitsers moesten ook eten

Mevrouw Vermeer weet nog veel te vertellen over de winkels die er in de stad waren, van de ijszaak van Voortman op de Haarlemmerstraat tot het antiquariaat van Sweris op de Prinsessekade.

Van de oorlog herinnert ze zich weinig meer dan dat ze als kind angstig was voor de vliegtuigen. Honger hadden ze niet, brood was er genoeg. Vader deelde dat ook uit aan schoolkinderen. Hij werd ervoor opgepakt door twee Duitse soldaten die hem, zichtbaar voor de familie, langs het huis wegvoerden. De paniek was groot, maar na een paar uur werd hij weer vrijgelaten. Hij was immers van nut bij de broodfabriek. “Duitsers moesten ook eten.”


bevrijdingsfeest

Sport

Sport speelde een belangrijke rol in Jo’s leven. Ze ging graag naar de gymvereniging Concordia en later naar atletiek bij Nieuw Brunhilde.

Van vader moest ze op korfbal bij Fluks op de Zoeterwoudsesingel. Ze hield er niet van, vond het vreselijk, maar vader zei dat sporten noodzakelijk was.

In het weekend ging ze met vader mee naar voetbalwedstrijden kijken van UVS op de Wassenaarseweg. Op een wat wonderlijke manier leerde Jo haar man Herman kennen. Vader had hem zien voetballen in het eerste elftal, zag hem bij de tramhalte voor het huis op het Kort Rapenburg en riep hem binnen…

Het verlovingsfeest werd thuis gevierd. Er werd vaak gefeest in dat bovenhuis, met zo veel mensen dat het een wonder was dat de vloer het niet begaf.

De verlovingstijd duurde een jaar of vijf, zes, want er moest gespaard worden. Door de woningschaarste was het onmogelijk woonruimte te vinden, zodat ze ten slotte - na het trouwen - op de Maresingel introkken bij Hermans moeder, een lieve vrouw waar Jo erg op gesteld raakte. Boven werd naast de kamer een keukentje gemaakt zodat ze zelfstandig woonden.

Naar Valkenburg en terug

Ze bleven bijna drie jaar op de Maresingel, tot hun oudste dochter geboren werd. Oom Piet van kruidenierswinkel Lacourt op de Rijndijkstraat/Hoge Rijndijk bood hun een benedenwoning aan. Als zij die wilden opknappen, konden ze het huren. Het huis bleek een vuilopslagplaats te zijn geweest voor de tuin. Ze hebben er maanden aan gewerkt, alles vernieuwd, woonden er twaalf maanden en zakten toen door de verrotte vloer. Overal was vocht en schimmel.

De heer Vermeer werkte in die tijd in Valkenburg als boekhouder, waar zijn baas hem op een vrijgekomen huis wees. Op de dag van de verhuizing daarnaartoe werd ’s nachts de tweede dochter geboren in het ziekenhuis. In het nieuwe huis was alles op orde toen moeder en kind thuiskwamen. Het gezin woonde er 23 jaar.

Het was even wennen in Valkenburg, maar het was er prettig wonen. Een probleem was alleen dat een kinderwagen niet in de bus mocht, dus als mevrouw Vermeer naar haar moeder of schoonmoeder wilde, liep ze met één kind in de wagen en één in een zitje erop het hele eind naar Leiden en terug.

De kinderen gingen naar de kleuterschool in Valkenburg. Voor de lagere school bracht mevrouw Vermeer ze elke dag naar de Eerste Leidse Schoolvereniging op het Noordeinde in Leiden. Inmiddels had ze een autootje tot haar beschikking.

Ze was vaak alleen met de kinderen omdat haar man uitgezonden werd naar landen als Oman, Qatar, Jemen en Cyprus om er administratie op te zetten. Om iets te doen te hebben als de meisjes naar school waren, maakte mevrouw Vermeer schoon bij oudere mensen. Dat was niet altijd een pretje.

Hoewel het goed wonen was in Valkenburg, bleef het gezin steeds georiënteerd op Leiden. Daar speelde zich het sociale leven af. Evenals de sport: badminton, tennissen, en - ook nu nog - fietsen, wandelen en line-dancing. Daarom besloten ze na de pensionering van de heer Vermeer terug te gaan naar Leiden, waar ze intussen ook alweer 23 jaar wonen.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de werkgroep De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.

kaart