Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Als misdienaar wist je precies bij welke pastoor je veel wijn moest inschenken

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met Ron Koevoets op 7 mei 2019

De ouders van Ron Koevoets hadden een kapperszaak aan het Noordeinde. Ook nadat Ron was geboren op 28 januari 1938, bleven beide ouders werken in de zaak. Het was een dames- en herenkapsalon. Vader en moeder hadden allebei twee bedienden, onder wie een schoonzusje.
De vader van Ron was afkomstig uit Zeeland. Het kappersvak leerde hij van zijn ooms, die bij de havens aan de Westerschelde hun klandizie hadden. Op zoek naar werk is hij uiteindelijk in Leiden terechtgekomen.

Bijzondere leestafel
De kleine Ron bracht zijn kinderjaren voornamelijk door bij opa en oma in Zoeterwoude. Daar had hij plezier met zijn vriendjes, boerenjongens uit grote gezinnen. Ron was enig kind: “Mijn moeder had iets waardoor ze geen kinderen meer mocht krijgen. Dat vond ze heel erg.”
Op zondag ging de familie vaak naar de kerk in het klooster van de Kruisheren aan de Vrouwenweg. Ron herinnert zich hoe de paters daar hun prachtige Gregoriaanse liederen lieten horen.
Natuurlijk was Ron ook af en toe bij zijn ouders in Leiden. Buiten spelen op het Rapenburg was wel mogelijk, maar zeker in de oorlogsjaren waren er beperkingen. Op de hoek van de straat stonden Spaanse ruiters en vanaf 5 uur was het “spergebied”. Toch heeft de heer Koevoets niet alleen negatieve herinneringen aan de Duitse bezetting. Zo vertelt hij over de Duitse soldaten die in de Rembrandtstraat brood uit de auto gooiden voor de Leidse jongens die daar rondliepen. En hij oordeelt ook genuanceerd over de vrouwen en meisjes die aan het eind van de oorlog zo onnozel waren geweest om een keer met een Duitse soldaat mee te gaan. Ze werden “moffenhoer” genoemd en kaalgeschoren. Een aantal van hen zat opgesloten in de Wittepoorts- of Morspoortkazerne, waar je vanuit de achterkant van het huis aan het Noordeinde op uitkeek.

De heer Koevoets beschrijft zijn vader als een intelligente en ontwikkelde man. Hij had een grote collectie boeken verzameld met onder meer werken van Dickens, Goethe en Schiller. In de zaak kwamen veel klanten van de Rotogravure, de nabijgelegen drukkerij, en veel militairen. Tijdens de oorlog waren dat ook Duitse militairen. Maar ook mensen van de universiteit kwamen er graag. Zij werden aangetrokken door de leestafel in de kapsalon, waar bladen lagen als de Paris Match en de Stern. Toen vader Koevoets stopte met de zaak, in 1979, werd hij toegesproken door drie hoogleraren. Een van hen zei: “U bent geen gewone kapper.” Als afscheidscadeau kreeg hij alle symfonieën van Bruckner.

Een beetje gek op de pastoor
Na de oorlog ging Ron naar de katholieke lagere school aan de Ceciliastraat. Als hij in Leiden was, ging hij op zondag samen met zijn ouders naar de Hartebrugkerk. De stad was opgedeeld in parochies. Toen Ron in de vijfde klas zat, werd gevraagd of hij misdienaar wilde zijn. Dat deed hij met overgave: “Ik vond het leuk om op dat altaar te lopen met zo’n belletje. En je wist precies bij welke priesters je veel wijn in moest schenken en bij welke weinig. Om 7 uur ’s ochtends was de eerste mis, om kwart voor 8 zaten er vooral de vrouwen. Sommigen van hen waren een beetje gek op de pastoor; dat viel me toen al op. En om 10 voor half 9 was de schoolmis.”

Na de lagere school werd Ron naar de mulo aan het Vrouwenkerkhof gestuurd, waar hij fluitend doorheen ging. En zo kwam de dag dat een pater Franciscaan, die voor een knipbeurt bij vader Koevoets in de zaak was, hem adviseerde om zijn zoon naar het Bonaventuracollege aan de Mariënpoelstraat te sturen. Ron mocht naar de tweede klas van het gymnasium. Hij beschrijft de sfeer op school als streng en tegelijkertijd warm: “Iedereen kende iedereen, doordat er maximaal 700 leerlingen waren. De paters woonden ernaast in het klooster. Als er een leraar ziek was, was er altijd een vervanger.”

Op zijn achtste moest Ron lid worden van de welpen, maar hij vond er niks aan. Zijn moeder vond dat hij in aanraking moest komen met andere kinderen. Gelukkig kon hij vanaf zijn twaalfde toetreden tot de zeeverkenners; dat beviel hem een stuk beter.


1952 De Karel Doormangroep met pater Spruit van de Hartebrugkerk

En er kwam nog iets plezierigs op zijn pad. Het clubgebouw van de land- en zeeverkenners zat achter het Antoniusclubhuis aan de Lange Mare. Ron ontdekte dat daar de Franciscusband repeteerde, een fanfareorkest, waar hij met veel plezier trompet ging spelen. Omdat de Duitsers in de oorlog de jeugdbeweging hadden verboden, lagen de instrumenten van het orkest in de oorlog verborgen onder het toneel van het Antoniusclubhuis. In 1945 werd de draad weer opgepakt en nu – anno 2019 – speelt de Franciscus Band Leiden op 3 oktober de Reveille en loopt het orkest met de optocht mee.

Seksuele voorlichting tijdens retraite
Ron heeft ook nog een tijdje gehockeyd, maar hij vond het vooral prettig om in het doel te staan: “Ik ben nogal individueel.” Hij werd lid van de club die toen Siseo heette, het tegenwoordige Roomburg. Daar heeft hij zijn vrouw leren kennen: “Er kwamen twee meisjes aanlopen en door die ene werd ik getroffen. Dat was Edith. Van het een kwam het ander. Seksuele voorlichting was er niet in die tijd. Je hoorde weleens dat iemand moest trouwen. Dat was iets schandelijks. Er waren wel boekjes. En op de middelbare school in de vijfde klas ging je naar een retraite. Daar werd je voorgelicht door een arts die alles op een heel technische manier vertelde. En er waren paters die speciaal langs retraitehuizen gingen; die deden niks anders. Die waren wel vlot hoor.”

Na de middelbare school moest Ron in militaire dienst. Hij heeft nog overwogen om beroepsmilitair te worden, maar hij was “nogal teleurgesteld in het niveau van de officieren”.
Zijn vader heeft nooit druk op hem uitgeoefend om de zaak over te nemen. Hij zei: “Je mag doen wat je wil, als je je best maar doet.”

Gezien zijn interesse in de Tweede Wereldoorlog en Europa besloot Ron om in Amsterdam Duits te gaan studeren, de universitaire opleiding MO-B, waarmee je een volledige lesbevoegdheid kreeg. Voor het eerst was er een tekort aan leraren. Natuurlijk lag de keuze voor Duits na de oorlog niet voor de hand: “Er werden wel eens misplaatste grappen gemaakt.”


De heer Koevoets heeft het diploma Duits gehaald

Na vijf jaar studie kon hij uitkiezen op welke school hij aan het werk wilde. Hij startte op het Rijnlands Lyceum in Oegstgeest; daarnaast gaf hij les op de Leidse avond-hbs, nu Boerhaave. Dat laatste bleef hij doen, ook toen hij zijn oude leraar Duits aan het Bonaventura-college kon opvolgen. Hij heeft altijd met plezier lesgegeven en nooit ordeproblemen gehad: “Je moet je nooit laten voorstaan op je status en je niet anders voordoen dan je bent.”


De heer Koevoets geeft les

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.

kaart