Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Één step met z’n drieën

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw S. van der Blom-van Kooperen, april 2015

Suze van der Blom, in 1930 geboren, groeide op in de Kraaierstraat en vervolgens op de 4e Binnenvestgracht in een hervormd gezin met een broer en een zus.

------------
Kraaierstraat bij de Nieuwe Rijn ----------Kraaierstraat - foto Herman van Riet

Vader was melkboer in dienst van Menken, waar hij ’s ochtends vanaf vier uur in de fabriek op de Lage Rijndijk moest werken om daarna met de melkwagen, een houten handkar, langs de deuren te gaan. Hij werkte vaak 12 uur per dag.


Zuivelfabriek Menken

Desondanks was er grote armoede in het gezin. Als kind ging mevrouw Van der Blom twee keer per week met een dubbeltje naar slager De Roode in de Kraaierstraat, voor afvalstukjes. En naar vrouw Prins, de groenteboer, met een stuiver voor een ‘stekkie’: een appeltje of een sinaasappeltje. Daar genoot ze van.
Voor kinderen uit arme gezinnen was er een steunprogramma, ‘Kindervoeding’, dat voorzag in warme maaltijden op school. Helaas soms havermoutpap… Eens per jaar werd ook kleding verstrekt en zwarte kousen, zwarte schoenen. En klompen die op doordeweekse dagen gedragen werden.

Hechte gemeenschap
De Kraaierstraat was in die tijd een echte winkelstraat met kaasboer, kapper, sigarenwinkel, schoenmaker, een verfzaakje, en het fruitwinkeltje waar je snoepjes kon kopen voor een halve cent… Op zaterdagavond kwam de visboer langs. De vis was dan goedkoop, want die kon het weekend niet overgehouden worden.
De moeders in de buurt verdienden wat bij door bonen af te halen voor de Vita-conservenfabriek op het Levendaal. Het huis aan de 4e Binnenvestgracht had een gang van 14 meter. Daar zaten de vrouwen in grote saamhorigheid bij elkaar te werken. Ook de kleine Suze moest meehelpen met de bonen. Op vrijdag kreeg ze haar beloning: snoepjes en pinda’s om te doppen.
Er heerste in de buurt een gemeenschapsgevoel dat de verschillende religies oversteeg; hervormd of katholiek, het deed er niet toe. Uit de brievenbussen hing een touwtje waarmee je de deur kon opentrekken. Het was er veilig. De mensen letten op elkaar.
Dichtbij was het Plantsoen, met de volière, de kiosk, af en toe muziek, en de onvergetelijke agent met zijn grote sigarenpeuk in de mond.
Toen het geld ervoor was, kregen de kinderen met z’n drieën één step, later één fiets waarmee ze om beurten naar Opoe gingen, of boodschappen doen.

Oorlogsjaren
Als kind ervoer mevrouw Van der Blom het leven niet als zwaar, het was zoals het was, maar in de oorlog werd alles anders. De honger, de kou… de slaapkamerdeuren werden opgestookt, en water was er maar eenmaal per week. De kinderen waren ondervoed en zaten onder de zweren. Duitse soldaten hadden er plezier in om op straat stukken beschimmeld brood voor ze neer te gooien. En toen kwam de klap: vader werd opgepakt door de Duitsers. Na ruim drie jaar afgebeuld te zijn in Keulen, kwam hij sterk verouderd terug. Het gezin leefde die tijd van de Steun, zestien gulden per week. Maar met zijn positieve instelling slaagde hij erin de draad weer op te pakken. Vader ging weer aan de slag als melkboer.

Toewijding
Op haar zestiende kreeg Suze een baan bij Café Royal in de Doezastraat (op de hoek met de Boisotkade), waar ze met plezier werkte als buffetjuffrouw. Twee jaar later ontmoette ze op de dansschool haar man Jan, met wie ze op haar twintigste trouwde en met wie ze een dochter en een zoon kreeg. Met het werken bij Royal was het al snel gedaan. Al die mannelijke bezoekers daar? Dat vond Jan geen goed idee…


Café Royal op de hoek Doezastraat Boisotkade

Aanvankelijk woonde het jonge paar in bij de ouders van mevrouw Van der Blom, tot ze een flat kregen in de Anna van Burenhof, drie hoog zonder lift. En hele klim ook voor de kolenboer! Daarna volgden nog een paar verhuizingen, tot ze uiteindelijk in de Louise de Colignystraat belandden, waar mevrouw Van der Blom ten tijde van het interview nog woont. Haar Jan overleed in 1994.
Het zorgen zat haar altijd in het bloed; niet alleen voor de klanten van Royal, voor haar kinderen, haar geliefde neefje - een halfwees - maar ook op de volkstuin en als vrijwilligster. Zo heeft ze meer dan 25 jaar bij de dagopvang voor ouderen gewerkt. En tegenwoordig? Ze mist het vrijwilligerswerk, maar contact heeft ze met heel veel kennissen, en ze klaverjast om ‘het van boven nog een beetje goed te houden’!

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart