Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: “Het Kooipark was een heerlijke plek om te spelen”

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw G.M. van Velzen-van der Veer, 10 maart 2020

Het huis van het katholieke gezin Van der Veer stond in de Atjehstraat, vlakbij ’t Spoortje. Toen Truus op 6 maart 1937 werd geboren, had ze al een aantal oudere broers en zussen. Uiteindelijk telde het gezin zeven kinderen. Vader werkte bij het spoor; hij is jarenlang seinhuiswachter bij de spoorwegovergang Rijn-Schiekanaal bij de Kanaalweg geweest. Moeder was thuis om voor de kinderen te zorgen.


Kooipark

Kachel stoken met kwitanties
De herinneringen van mevrouw Van Velzen-van der Veer gaan terug tot een leeftijd van ongeveer zes jaar. Ze heeft de oorlogstijd als een angstige tijd ervaren. Vanuit het huis konden ze zien dat de V1’s werden opgeladen voor transport naar de plaats waar ze afgevuurd zouden worden. ’s Avonds na achten werden er zwarte gordijnen voor de ramen gehangen. De kolenkachel werd gestookt met hout uit de buurt en met oude kwitanties van het ziekenfonds, waar een oudere broer en zus werkten. Het was natuurlijk niet eenvoudig om zoveel hongerige magen te voeden. De oudste broer, geboren in 1926, ging op zijn gammele fiets de boer op om eten bij elkaar te scharrelen. Hij kwam dan thuis met wat aardappelen, brood, een beetje vet of een half flesje melk. En zo lukte het moeder zelfs om op haar verjaardag wafels te bakken van een beetje meel, wat melk en zoetigheid van de gekookte suikerbieten. Het wafelijzer werd ingevet met een soort smeerolie. Het smaakte beter dan de bloembollen die ze ook gegeten hebben. In vergelijking daarmee was de linzensoep op school een traktatie. “Voor die soep stonden we in de rij in de gymzaal. En eenmaal per week, op donderdag, mocht ik bij juffrouw Van der Horst eten. Ze woonde op de Lage Rijndijk.” Vader legde soms grote afstanden af om eten te bemachtigen. “Samen met een tante ging hij in de hongerwinter met een handkar naar Kampen lopen. Daar woonde familie van die tante. Ze hebben onderweg drie keer moeten overnachten in een pastorie. Ondanks de razzia’s zijn ze ongeschonden thuisgekomen. Ook in de Kooi werden af en toe razzia’s gehouden. Wij hadden ondergrondse blaadjes in huis. Ze zaten in een la in het buffet. Die mochten de Duitsers natuurlijk niet vinden. Mijn moeder en mijn broer hebben ze uit alle macht uit de la getrokken en gelukkig op tijd in de kachel kunnen proppen. Ik weet nog dat het spannend was.”
Een van de oudere broertjes, geboren in 1934, was heel angstig. Via de padvinderij, waar ook de oudste broer lid van was, is hij met een aantal jongens weggebracht naar een boer in Warmond. Daar heeft hij een jaar gezeten, tot het eind van de oorlog. De oudste broer, toen 18 jaar, heeft ondergedoken gezeten. Eerst bij de padvinderij en later onder de etalage bij Zandvliet, de boekhandel in de Haarlemmerstraat.
Na de oorlog moest hij in dienst; hij is drie jaar als dienstplichtig soldaat naar Nederlands-Indië geweest.

Oudste broer naar Ned. Indië

“Dat heeft mijn ouders wel aangegrepen. Gelukkig is hij heelhuids teruggekeerd. Ik zie nog de autobus aankomen en alles was versierd. Hij is nu 93 en we zoeken hem nog regelmatig op in Maastricht.”

Uit de suikerpot gesnoept
De bevrijding kan mevrouw Van Velzen zich nog goed herinneren. Met haar moeder stond ze op de Korevaarstraat om de Canadezen toe te juichen. Tot ’s avonds laat danste ze mee in de Kooihof.
Elke ochtend voordat ze naar school ging, moest Truus naar de schoolmis. Moeder wekte de kinderen om 7 uur; de kindermis begon om half 8. Daarna werd thuis ontbeten en dan gingen de kinderen naar school. De meisjes naar de Heilig Hartschool aan de Lusthoflaan, de jongens naar de Os- en Paardenlaan.
Mevrouw Van Velzen heeft goede herinneringen aan de plechtigheden van de katholieke kerk. Bij haar eerste heilige communie op 7-jarige leeftijd en de plechtige communie op 12-jarige leeftijd mocht ze een prachtige witte jurk aan. Dat haar twee oudere zusjes die al eerder hadden gedragen, deerde haar niet. Ook meelopen in de processie vond ze een feest. Biechten moest elke zes weken. “Je had niks te melden, want je durfde echt geen kattenkwaad uit te halen. We zeiden dan maar dat we uit de suikerpot hadden gesnoept of dat we ruzie hadden gemaakt.”
Gelukkig kon er ook tijdens de oorlog wel buiten worden gespeeld. Bij ‘t Spoortje was het niet veilig; daar zagen ze de soldaten heen en weer lopen. Maar bij de vijver in het Kooipark was het heerlijk. Op een oud kleed verzonnen ze allerlei spelletjes en was de oorlog even ver weg.

Ze loopt weer met hem!
Na de lagere school ging Truus twee jaar naar de huishoudschool. Ze was een jaar of 14 toen haar moeder zei: “Blijf jij maar een jaartje thuis. Ik kan wel een beetje hulp gebruiken thuis.” Na dat jaar kreeg Truus de opdracht om een baantje te zoeken. Dat was niet tegen dovemans oren gezegd. “Ik wilde graag in een winkel werken. Bij De Gruyter in de Haarlemmerstraat ben ik aangenomen.


De Gruyter Haarlemmerstraat - foto Nick Oudshoorn

Daar heb ik drie heerlijke jaren gehad. Maar toen ik een jaar of 17 was, kreeg ik het besef dat ik toch naar de mulo had moeten gaan. Toen heb ik eerst een jaar Nederlands gedaan en vervolgens mijn typediploma gehaald en een cursus handelscorrespondentie gevolgd. En zo kon ik terecht bij het stoffeerderijkantoor van V&D. Loonadministratie, rekeningen opmaken, typen. Een heerlijke periode. Ik heb altijd met plezier gewerkt.”


Werken op kantoor bij V & D

In dezelfde periode leerde ze via een vriendin Ger kennen. Hij werd haar eerste vriendje. Ze gingen op zondagmiddag met z’n allen voetbal kijken. “Maar Ger was niet katholiek en ik natuurlijk wel, dus dat mocht niet. Ik ging vaak met hem fietsen of een stukje lopen. Meer deed je eigenlijk niet. Mijn oudste broer zag me meestal. Dan zei hij tegen mijn moeder: “Oh, mam, ze loopt weer met hem hoor, ik heb ze gezien!” Een half jaar ben ik met hem omgegaan. Uiteindelijk, op de verjaardag van die vriendin ging ik ’s avonds naar huis en daar stond Ger te wachten. Toen zijn we in het Kooipark op een bankje gaan zitten. Ik weet het nog precies. Toen hebben we afgesproken dat we ermee zouden stoppen.”
Twee jaar later leerde ze Jan van Velzen kennen bij de dansschool van Evert Castelein. Jan was een van de oudste kinderen uit een gezin van tien. Toen Truus er voor het eerst over de vloer kwam, was de jongste nog maar vijf jaar oud. Zijn ouders hadden een kruidenierswinkel in de Groenesteeg en later in Zoeterwoude. Jan overleed in 1997.
Samen kregen zij vier kinderen, van wie er eentje helaas bij de geboorte is overleden. Ze waren in totaal 34 jaar getrouwd. Mevrouw Van Velzen kijkt terug op een mooie tijd.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart