Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Van ‘ijdel meisje’ tot hulpverleenster

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw J.J. Dickhoff-van der Linden, 17 februari 2020

Judith Dickhoff-van der Linden werd op 28 september 1943 als tweede dochter geboren in de Langestraat in Leiden.
Het was oorlog en vader was in Duitsland tewerkgesteld in de Arbeitseinsatz. Het betekende armoede en tot overmaat van ramp kregen beide meisjes roodvonk. Moeder ging naar het Academisch Ziekenhuis, waar haar werd gezegd dat ze de kinderen maar veel appelsap moest geven. Natuurlijk was dat er niet, maar een boer die het hoorde, zei: “Ik heb wel appels voor je.” Toen hij ze bracht, eiste hij wel in ruil ervoor de radio en nog wat spullen. Zelf heeft mevrouw Dickhoff geen herinneringen aan de oorlog, wel kent ze wat familieverhalen. Bijvoorbeeld over hoe moeder op de kinderfiets van de oudste dochter naar Drenthe fietste om eten te halen. Veel leverde dat niet op.
Toen vader na de oorlog terugkwam, kende Judith hem niet. Ze zei oom tegen hem, want de mannen in de hechte familie waren immers allemaal ooms.
Een prettige buurt was het niet, zo rond de Oosterkerk, waar de kinderen allemaal de klok mochten komen luiden van de koster, die de kinderen vervolgens misbruikte. Het was een van de redenen waarom moeder besloot te verhuizen naar de Leemansstraat. Moeder was naaister. Na de oorlog werkte ze zo hard, dat de kleine Judith niet veel aandacht kreeg. Veel mensen lieten hun tweed jassen vermaken tot kinderjasjes. Mevrouw Dickhoff heeft nog steeds een hekel aan tweed.
Vader ging als loodgieter werken bij de firma Fontein. Met de twee inkomens plus de zwarte handeltjes van vader ging het financieel vrij snel beter.
De kleuterschool was geen succes voor Judith. Die in een donker, ongezellig hofje aan de Middelstegracht had geen materiaal, terwijl er thuis speelgoed genoeg was van het oudere zusje. En op het schooltje aan de Haarlemmerstraat kon ze niet wennen. Na twee weken hield moeder haar maar thuis.
Naar de lagere school ging ze aanvankelijk op de Hoge Morsweg, een erg christelijke school. Ze kwam in de klas bij juffrouw Backer, die aan smetvrees leed en stokjes had laten maken waarmee de kinderen de bladzijden van hun boekjes konden omslaan. Ze mochten er niet met hun vingers aankomen. Toen een paar jaar later de Jan Ligthartschool aan de Damlaan geopend werd, mocht Judith daarnaartoe. Het was een verademing. Alles was licht en mooi. Ze had er een fijne tijd.

Stuitend
In de jaren 50 bedacht moeder, als altijd ondernemend, dat het geleidelijke herstel in Nederland hun situatie te veel beperkte. Ze wilde emigreren. Australië vond vader te ver, Canada te koud, dus het werd Zuid-Afrika. In 1955 verhuisden ze. Veel geluk vonden ze er niet. De rassendiscriminatie was niet te verdragen. Zus van achttien ging werken in een ‘caffy’, een soort lunchroom waar onder andere ook vleeswaren en brood verkocht werden. De winkels bevonden zich op straathoeken waar een luikje was om de zwarte bevolking te bedienen die niet binnen mocht komen. Zus moest vleeswaren uitzoeken die bijna over datum waren. Die gingen naar het luikje. Judith mocht zelfs geen zwarte leeftijdsgenootjes groeten, terwijl de moraal en het gedrag van de blanken stuitend waren.
Na ruim anderhalf jaar hielden ze het voor gezien. Het gezin viel uit elkaar. Vader bleef nog een jaar in Zuid-Afrika werken, zus trouwde er met een Amsterdamse jongen en kwam jaren later terug naar Nederland. Judith en moeder vertrokken als eersten. Judith logeerde bij een tante aan de Lage Rijndijk, waar nog een bed werd bijgezet bij de kinderen. Moeder woonde aanvankelijk bij oma in, maar dat bleek geen goed idee. Ze werd dienstbode voor dag en nacht bij professor Keesom van het Kamerlingh Onnes Laboratorium. Ze deed er het hele huishouden en had een slaapkamertje voor zichzelf. Totdat ze een baan aannam als linnenjuffrouw bij de Beukenhof. Via via kreeg ze een bovenhuis aan de Oude Singel, waar Judith weer bij haar kon wonen. Vader stuurde regelmatig wat geld, zodat ze langzamerhand wat meubeltjes konden kopen om zich in te richten.

“Kijk naar jezelf”
Judith wilde niet meer naar school. Ze ging werken bij parfumerie Renata op de Haarlemmerstraat. Dat paste bij haar: “Ik was een ijdel meisje.” Ze verkocht er Boldoot, 4711, Soir de Paris, allemaal luchtjes die nu afgedaan hebben. En haarnetjes, vooral veel haarnetjes in allerlei kleuren. Die droegen de vrouwen om hun gepermanente kapsels in vorm te houden. Met de andere winkelmeisjes kon ze goed opschieten, maar mevrouw was niet zo aardig en het salaris stelde niet veel voor. Op de vraag van mevrouw Van der Burgh van de gelijknamige corsetterie op de Haarlemmerstraat/Apothekersdijk om bij haar te komen werken, ging ze maar al te graag in.

------------------------
Parfumerie Renata - LD 1965-----Links Van der Burgh lingerie Haarlemmerstraat

’s Avonds leerde ze voor haar textielbrevet. En vader, die intussen de zaak van zijn baas had overgenomen, schreef haar in om een middenstandsdiploma halen. Ze had het druk, maar toch was er nog tijd over om met vriendinnen te gaan dansen. Les bij Alphenaar en dansen met een groep vrienden in gehuurde zalen; bij Mekel op de Hogewoerd of het Prytanaeum op het Rapenburg.
Haar man leerde Judith kennen in het eerste jongerencafé, De Blokhut, aan de Oude Herengracht. Onprettig waren de brieven die ze kregen van zijn katholieke familie, die het een schande vond dat hij een meisje had dat niet van het geloof was. Zelf deed hij er al langere tijd niets meer aan.
Minstens zo schandelijk vond de schoonfamilie het dat ze ‘moesten’ trouwen omdat er een baby op komst was. Ook vader was boos, wat bij moeder de reactie opriep: “Kijk naar jezelf, want wij moesten ook trouwen.”
Het paar trok voor korte tijd in bij Judiths ouders, die in die tijd een groot huis aan de Breestraat bewoonden. Algauw konden ze een vierkamerflat aan de Diamantlaan huren voor 180 gulden in de maand.

Kraakactie
De heer Dickhoff werkte in de fotozaak van zijn broer. De verdiensten waren goed. Mevrouw Dickhoff moest stoppen met werken toen ze trouwde, zoals gebruikelijk in die tijd. Maar ze voelde zich gelukkig met haar kind en haar hobby’s. Ze borduurde, breide en maakte haar kleding zelf. Er kwam een tweede zoon. In de zomer woonden ze op een boot in Hoogmade: “Een luizenleventje.”
In 1970, de jongste was zes weken, verhuisde het gezin naar de Nieuwsteeg. Er kwamen meer jonge gezinnen en het was een gezellige buurt, maar er was geen kinderopvang in die tijd en veilige speelgelegenheid was er ook niet. Met vereende krachten zetten ze de eerste crèche op. Over het regelen van speelruimte kan mevrouw Dickhoff sappige verhalen vertellen: hoe ze in de Pieterswijk een parkeerterreintje kraakten door het met z’n allen op een avond om te spitten. De speelruimte kwam er! Evenals de wijkvereniging, waar mevrouw Dickhoff nog voorzitter van is geweest. Het was een geweldige tijd.

Zie ook het artikel "Van speeltuin tot wijkvereniging".

Borsten en benen
Een aantal jaren later keerde ze terug naar haar oude werkkring, waar dochter Riet van der Burgh intussen de zaak leidde. Het was in de tijd dat het bevolkingsonderzoek naar borstkanker werd opgezet. Alle vrouwen die positief getest waren, ondergingen standaard een borstamputatie. Plastische chirurgie werd nog niet toegepast. Mevrouw Dickhoff specialiseerde zich in prothesen. Ziekenhuizen belden haar als er een amputatie was gedaan, waarop ze in een apart kamertje de patiënte bezocht. Ze had dan een koffertje bij zich met een noodprothese en een paar voorbeelden van bh’s en protheses. Belangrijk was dat de vrouwen bij haar ook hun verhaal kwijt konden.
Toen Riet van der Burgh wilde stoppen, nam mevrouw Dickhoff de zaak over. Aanvankelijk bouwde ze die uit in de Nieuwsteeg, later op de Doezastraat, waar ze met Lady Service begon. Vier verkoopsters werkten in de zaak, terwijl ze zelf op pad was met de prothesen.

-----------------------
Show van Lady Service in de Stadsgehoorzaal------------Lady Service Doezastraat
Foto Jan Holvast 1985


Het gezin woonde boven de winkel. Het was een drukke tijd. Zeker toen artsen haar vroegen ook steunkousen aan te meten. Simpel is dat niet, dus ze volgde een cursus en hielp vervolgens mensen in bejaardenhuizen, ziekenhuizen en thuis. Ze kijkt er met voldoening op terug.

Mevrouw Dickhoff was 60 toen ze het genoeg vond. Door de kwetsbare gezondheid van haar man is ze meer aan huis gebonden. Maar stilzitten doet ze nog steeds niet. Van oude kleding, vooral leer, maakt ze tassen waar gretige kopers voor zijn. Een heerlijke hobby.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart