Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Directeur van je eigen armoe

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer J. Verhoog op 19 augustus 2020

Jan Verhoog groeide op in een gezin met vier jongens en vier meisjes. Hij werd op 16 april 1933 als vierde geboren in het huis aan de Bankastraat in de Kooi. De broers en zussen sliepen met z’n allen op zolder, de meisjes aan de ene kant, de jongens aan de andere kant. Twee aan twee in een bed op een zak, gevuld met stro. Bij de jaarlijkse grote schoonmaak werden de zakken gevuld met nieuw stro. Omdat het trapgat gevaarlijk was, ging dat ’s nachts dicht met een luik. Er werd een po neergezet die de volgende ochtend boordevol zat en die werd leeg gekieperd in een emmer.


De familie Verhoog in de Bankastraat

Eén schone onderbroek in de week
De heer Verhoog kan zich verrassend veel herinneren van de huishoudelijke beslommeringen die vooral op zijn moeder neerkwamen. Hij ziet nog voor zich hoe de tobbe met witte was zachtjes stond te koken in het schuurtje. De wastobbe was heel modern. Via een ingenieus systeem konden er slagen aan de was worden gegeven. Je gaf veertig slagen voordat je naar school ging. Het waswater werd gebruikt om het stoepje voor het huis mee te schrobben. Eén keer in de week kregen alle kinderen een schone onderbroek. Op zaterdag gingen ze allemaal in bad, in koud water natuurlijk. De meisjes op zolder, de jongens in het schuurtje.
Vader werkte bij Brouwer als aardewerkkunstenaar. Thuis liet hij zijn kinderen zien hoe dat moest: kaboutertjes maken, schaapjes boetseren, een huisje bouwen van klei.
De familie Verhoog was katholiek. Jan ging dus naar de Heilig Hartschool aan de Os en Paardenlaan. De school voor de meisjes stond aan de Lusthoflaan, waar ook de kleuterschool was gehuisvest.
In de kinderrijke buurt werd veel buiten gespeeld. “Als je klein was, zat je met je moeder voor de deur. Als je groter werd, deed je mee met de spelletjes: tollen, hoepelen, trefbal, pinkelen. En als je groot genoeg was om de Atjehstraat over te steken, mocht je naar het Kooipark.”
De spelregels van het pinkelen kan de heer Verhoog nog tot in detail uitleggen.
De lagere school werd gevolgd door de zevende klas aan de Lusthoflaan. De ogen van de heer Verhoog beginnen te glinsteren bij het volgende verhaal. “Dan kwam er een broeder van het Kruisherenklooster aan de Vrouwenweg vertellen over de bloemetjes en de bijtjes. Wij waren een jaar of veertien en wij wisten er meer van af dan die kloosterling. Die stond daar met kleurtjes op zijn wangen.”

Knippende koppies
De ambachtsschool stond aan de Haagweg. Jan volgde gedurende twee jaar het dagonderwijs. Zijn ouders hadden de dure boeken voor hun rekening genomen. Na die twee jaar besloot Jan om verder het avondonderwijs te gaan volgen, zodat hij de kosten zelf kon betalen. Met het diploma bouwkundig tekenen op zak ging hij vervolgens naar “de Mathesis” (Mathesis Scientiarum Genitrix, MSG), in feite een soort mts. Dat waren zware jaren. Tot 5 uur werken in Hoogmade, en om kwart over 6 naar school. “Ik was vaak niet de enige met knippende koppies van de slaap.” Hij had zich niet gerealiseerd dat hij uitstel van militaire dienst had kunnen vragen. Na zijn diensttijd hield hij het nog een maand uit op school, maar het lukte niet meer. Hij kreeg andere interesses. “Ik had al menig meisje gezien, maar ik was er door één belazerd, dus toen hoefde het voor mij niet meer. Met Jo Vink was het anders. Eigenlijk kende ik haar al vanaf mijn jeugd, want ze woonde bij ons om de hoek. Ze kwam uit een groot, heel katholiek gezin. We kwamen elkaar tegen in de kerk en bij de dansschool van Evert Castelein. Zestig jaar zijn we getrouwd geweest en nooit ruzie gehad.”
De eerste woonruimte van het stel was een etage aan het Plantsoen. Een mooie plek, maar Jan kreeg het aan de stok met de tandarts beneden, die zijn wc altijd liet schoonmaken met lysol. “Niet te harden, die lucht. Hij stopte er pas mee toen ik hout ging hakken op zolder. Ik zei tegen hem dat ik daarmee zou stoppen als ik geen lysol meer zou ruiken.” De kleine etage aan het Plantsoen werd verruild voor een huisje aan de Molenstraat. In 1972 verhuisde het gezin, dat inmiddels drie dochters telde, naar de Gerrit Kasteinstraat.


Gerrit Kasteinstraat

Na meer dan dertig jaar verruilde het echtpaar dit huis met spijt in het hart voor een appartement in Merenwijk omdat mevrouw Verhoog geen trappen meer kon lopen.

Nachtje over slapen
Ook veel gebeurtenissen uit zijn loopbaan herinnert de heer Verhoog zich tot in detail. “
Je begon natuurlijk bij een aannemertje als loopjongen. Ze hadden geen medelij met je. Op een dag werd ik vanuit de Vestestraat erop uitgestuurd om bij zagerij Mulder aan de Maredijk een stuk lindehout te halen. Ik kreeg op mijn handkarretje een boomstam mee van vijftien centimeter dik en een meter of vier, vijf lang. Toen ik bij Van Gend & Loos aan de singel stond uit te hijgen, hebben ze daar mijn baas gebeld. Die stuurde een mannetje ter versterking. De Turfmarktsbrug was te lastig; daar zijn we geholpen door militairen met een jeep. In de Haarlemmerstraat kregen we de tram achter ons aan tot aan de Haven. Dan voel je je niet prettig hoor. En bij de werkplaats in de Vestestraat moesten we aan buurman Van Wijk vragen om de deur open te zetten, zodat we de boom heen en weer konden manoeuvreren.” Het hout was bedoeld om kunstvoeten te maken. Jan was daar heel bedreven in. In zijn eigen exemplaren vijlde hij een klein v’tje, zodat hij kon aantonen dat niet zíjn producten, maar die van zijn baas werden teruggestuurd als ze niet aan de eisen voldeden. “Ik ging voor geen mens uit de weg en dat doe ik nog steeds niet hoor.”
Jan veranderde nogal eens van baas, omdat hij elders meer kon verdienen. Op een gegeven moment besloot hij met een paar maten voor zichzelf te beginnen. Dat liep helaas niet goed af. Tijdens een groot project, waarbij in Zoetermeer 600 woningen afgetimmerd moesten worden, ging de opdrachtgever failliet. “Wij kregen geen cent, maar je moest wel je eigen mensen betalen. Daar komt het gezegde “directeur van je eigen armoe” vandaan. In 1972 kwam ik zonder werk. Toen kwamen ze van de gemeente vragen of ik bij de omscholing als leermeester de jongens wou begeleiden in de periode dat een leraar ziek was. Dat was wel spannend, want die jongens gaan je natuurlijk uitproberen. De gemeente wilde mij graag houden, maar mijn verdienste was hetzelfde als mijn uitkering van de werkloosheid. Ik zei dus dat ik daar nog een nachtje over wilde slapen. Toen ik een financieel beter aanbod kreeg van een aannemer was de gemeente plotseling ook bereid om dat bedrag te betalen. Het scheelde wel zo’n 600 gulden in de maand.
Inmiddels heb ik alleen nog AOW en een pensioentje van het sociaal fonds. In geld ben ik niet rijk, maar ik voel me hartstikke rijk met mijn familieleven. Ik heb mijn drie dochters, zes kleinkinderen die inmiddels ook allemaal getrouwd zijn en acht achterkleinkinderen. Ze zijn allemaal grootgebracht met de volkstuin, die ik al zestig jaar in mijn bezit heb. Zelfs voor de allerkleinste ben ik opa tuinder.”

De heer Verhoog is op 16 oktober 2020 aan Corona overleden.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart