Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Een populier omhakken met een “huis-, tuin- en keukenhakbijltje”

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met Klaas/Nicolaas Ravensbergen op 17 april 2018

“We noemen hem Klaas, naar zijn grootvader”, sprak moeder Ravensbergen vlak na de geboorte van haar eerste zoon in 1933. Diezelfde avond realiseerde ze zich dat het Nicolaas moest zijn. Toen de jonge vader dat de volgende dag probeerde te herstellen bij de Burgerlijke Stand, bleek daar een prijskaartje van 300 gulden aan te hangen. Onbetaalbaar dus. Grootvader Nicolaas Ravensbergen maakte er geen probleem van: “Dan roep je toch gewoon Nico. Dan heb je Nico en Klaas, Nicolaas.” En zo ging deze jongen met twee voornamen door het leven. Zijn klasgenootjes noemden hem Nico, maar de hoofdonderwijzer reikte zijn schoolrapport uit aan Klaas Ravensbergen.

De hort op om eten te versieren
Het gezin dat uiteindelijk zeven kinderen zou tellen, woonde aanvankelijk in een zijstraat van de Langegracht. Later verhuisden ze naar de Nicolaas Beetsstraat en vervolgens naar de Oude Singel, boven dansschool Van Leeuwen. De meeste herinneringen heeft de heer Ravensbergen echter aan de Van Hogendorpstraat, waar zijn grootouders van vaderszijde woonden. In deze zijstraat van de Willem de Zwijgerlaan speelde Klaas vaak met de jongste broer van zijn vader, die maar drie jaar ouder was dan hij. Er woonden veel rooms-katholieken: “Als kind verbaasde je je over de grote gezinnen.” De familie Ravensbergen was Nederlands-hervormd, maar dat leverde bij het buiten spelen geen problemen op. Er werd geen onderscheid gemaakt.
Vader werkte als conserveerder bij Schoondergang aan de Middelstegracht.


Concervenfabriek Schoondergang - foto STIEL

Het was geen vetpot, maar af en toe was er geld voor een cadeautje: “Toen ik was overgegaan van de tweede naar de derde klas, ging mijn vader met mij een paar schaatsen kopen.”
Klaas zat in de eerste klas van de gereformeerde school aan de Hooglandse Kerkgracht, toen de oorlog uitbrak. Hij herinnert zich dat er aan alle kanten werd geschoten: “We keken vanuit ons huis in de richting van de Steenstraat. Boven het Lido-theater zag je allemaal rookwolkjes. Die waren afkomstig van vliegveld Valkenburg.” Vader was gemobiliseerd. In juni kwam er bericht dat hij krijgsgevangen was en in juli kwam hij thuis en kon weer aan het werk.
Klaas had het goed naar zijn zin op school, maar vaak zei hij tegen de onderwijzer dat hij thuis bleef: “Er was geen mens die ernaar vroeg. Ik ging dan de hort op om ergens eten te versieren. Als je wat kon pikken, dan deed je dat.” Het kacheltje waarop werd gekookt, brandde op hout. Ook daarvoor ging hij op strooptocht. Samen met een vriend hakte hij met een “huis-, tuin- en keukenhakbijltje” een populier om, die na spertijd in een bootje van de Kwaaklaan in Oegstgeest naar de Oude Singel in Leiden vervoerd moest worden. De Grüne Polizei kreeg er lucht van en een tijd lang hielden ze zich schuil onder de brug van de Haarlemmertrekvaart.

“Ik ga hier geen stof zitten eten”
Klaas had graag door willen leren, maar daar was geen sprake van. Hij moest geld gaan verdienen. Bij zijn eerste baas, bakker Spruit op de Lage Rijndijk, verdiende hij alleen een zak koeken. Hij ging dus snel op zoek naar een andere baan en dat zou hij nog diverse keren doen. Zijn lange loopbaan wordt gekenmerkt door een aantal wisselingen, waarbij hij steeds weer durfde vast te houden aan zijn eigen standpunten. En steeds weer lukte het hem om binnen de kortste keren een nieuwe werkgever te vinden. Bij matrassenfabriek Reneco aan de Witte Singel hield hij het snel voor gezien: “Ik ga hier geen stof zitten eten.” Als leerling-wever, en later wever, bij Krantz hield hij het langer uit. Daar werden wollen stoffen en laken geproduceerd.


Uitgaansdag fa. Krantz

Op een gegeven moment had hij als 24-jarige drie weefgetouwen onder zijn hoede, maar hij kreeg vanwege zijn leeftijd slechts 80% uitbetaald. Hij voelde zich gesteund door vakbond “De Eendracht” en eiste 100% betaling, een eis die werd ingewilligd. Inmiddels volgde hij de textielavondschool. Voordat hij in 1953 in dienst moest, had hij die afgerond. Na zijn diensttijd keerde hij terug bij Krantz, maar hij ging op zoek naar een functie waarin hij zich verder kon ontwikkelen. Hij werd aangenomen als magazijnchef bij Van Woerden chocolaterie en suikerwerken op de hoek van de Oude Rijn en de Hooglandse Kerkgracht. “Vierhonderd vierkante meter magazijn moest ik zo efficiënt mogelijk indelen, en dat in een tijd dat veel bedrijfjes de grootte van een huiskamer hadden. Ik heb er thuis aan zitten tekenen en op die manier heb ik mezelf waargemaakt.”

Sinas promoten
Na jarenlang goed functioneren bij Van Woerden wilde hij graag doorstromen naar de functie van vertegenwoordiger, maar tot zijn verontwaardiging werd daarvoor iemand aangenomen “met een onleesbaar handschrift”. Toen er in de krant een vertegenwoordiger bij melkhandel Menken werd gevraagd, was Klaas vertrokken. Hij kreeg onder meer de taak om Fruxano te promoten, sinas, waarmee Menken als eerste op de markt kwam. Op een gegeven moment raakte Klaas aan de praat met de voorzitter van de Drentse melkhandelarenvereniging, die in Katwijk op vakantie was. Hij nodigde Klaas uit om het nieuwe product te laten keuren bij de eerstvolgende vergadering van de melkhandelaren in Meppel. Maar tot zijn verbijstering ging de broer van de directeur met een vrachtwagen met aanhanger naar Drenthe. “Ik zeg tegen m’n baas: ík heb deze nieuwe klant aangegeven. Als híj daarheen gaat, dan schei ik ermee uit hoor!” En zo zat Klaas, tot schrik van zijn vrouw, weer zonder werk. Gelukkig zochten ze bij de PTT mensen. Daar werd hij eerst postbesteller, later chauffeur. Uiteindelijk kwam de dag dat zijn vorige baas, van Van Woerden, kwam vragen of hij daar bedrijfsleider wilde worden. Toen dat bedrijf na een jaar of tien failliet ging, kwam hij aanvankelijk terecht bij Waja – Winst aan jullie allen – waar hij voor record-omzetten zorgde door veel van zijn klanten van Van Woerden mee te nemen. Waja ging later op in Lekkerland, waar hij van 1971 tot zijn vervroegde uittreding in 1993 met plezier heeft gewerkt.

Tambour-maître bij K&G
Gedurende zijn loopbaan werd Klaas steeds gestimuleerd door zijn vrouw om bij te leren, maar ze schrok af en toe wel als hij weer eens ontslag had genomen: “Je kunt toch niet zomaar weggaan. Heb je dan wel werk?” Ze hadden elkaar leren kennen bij Prediker, de Leidse Christelijke Jongelingsvereniging. Nico was daar actief in de toneelvereniging en de bazarcommissie. Muzikaal was hij ook. In 1947 was hij al lid geworden van Concordia, waar hij trompet speelde. In militaire dienst heeft hij daar veel plezier van gehad: hij werd lid van het orkest van de geneeskundige troepen in Amersfoort. Na zijn diensttijd kwam hij een paar oude kameraden van Concordia tegen, die lid waren geworden van Kunst en Genoegen. Ze spoorden hem aan om eens te komen kijken: “Dat deed ik en ik was gelijk verkocht. Ik heb daar hoorn, sousafoon en trombone gespeeld en ik ben tambour-maître geweest.”
Toen Nico en zijn geliefde in 1956 trouwden, gingen ze inwonen bij grootmoeder van vaderszijde. In 1962 betrokken ze hun eerste huis aan de Van Beethovenlaan.
Met tevredenheid constateert de heer Ravensbergen nu: “We hebben twee kinderen gekregen, die allebei goed zijn terecht gekomen. We hebben ze grootgebracht met dezelfde normen en waarden waarmee we zelf zijn opgevoed.”

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart