Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Nageljongen en kraanmachinist

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer I. van der Linden, 17 juni 2021

De heer Izak (Sjaak) van der Linden werd op 17 mei 1937 als vierde kind in het gezin met zeven kinderen geboren op het adres Prinses Wilhelminastraat 6 in Leiden. (Tijdens de oorlog Zuiderzichtstraat geheten.)


Kinderen van der Linden

Vader was bakker en broodbezorger, een zwaar bestaan. ’s Avonds om 11 uur werd het deeg gemaakt in de bakkerij, dan werd er gebakken tot een uur of vier. Dan konden de bakkers een paar uur op een stoel dutten, waarna om 7 uur het brood uit de oven gehaald werd. Om 9 uur gingen ze de straat op tot een uur of 6.

In de familie was het gebruikelijk dat de mannen bakker werden, maar toen Sjaak bij zijn vader opperde dat hij dat ook wel wilde, kreeg hij als antwoord een klap in zijn gezicht. “Alles mag je worden, voor mijn part putjesschepper, maar geen bakker.” Die ene klap die hij thuis ooit kreeg, voelt de heer Van der Linden nog.

Maar eerst was er de kleuterschool, op de hoek van Herenstraat en Pioenstraat, waar hij slingers maakte van gekleurde repen papier. Op zijn zesde stapte hij over naar de christelijke lagere school aan de Stadhouderslaan. Moeder, zelf actief bij het Leger des Heils, hechtte aan christelijk onderwijs. In de oorlog, het moet eind 1943 zijn geweest, werd de school gevorderd door de bezetter. De leerlingen kregen aanvankelijk les in de Zuiderkerk aan de Lammenschansweg, later in de Kaasmarktschool. De kinderen kregen daar ook eten van de gaarkeuken, maar moeder zei dat hij alleen mocht mee-eten als er Friese pot was, stamppot andijvie met spekvet. Honger heeft hij nooit gehad. Vader bakte door in de oorlog, deels in opdracht van de Duitsers, en van moeders familie kwamen er bonen en groente. Omdat er altijd wel iets te eten was, kwam er veel bezoek thuis.


Sjaak met zijn zus Christina

De impact van de oorlog ontging hem als kind. Sjaak speelde altijd op straat, had een fijne tijd en was niet bang. Wel herinnert hij zich dat hij na het zwemmen in De Overdekte naar huis liep toen een Duits vliegtuig neerstortte op de Hooigracht. Een onbekende vrouw trok de kinderen haar huis in tot het gevaar geweken was. Ook van razzia’s is hij getuige geweest.

Heel moeilijk had hij het met de aanblik van de meisjes die als ‘moffenmeiden’ op een kar werden gezet. Hij kende ze, had wel eens snoepjes van ze gekregen.

Mooie herinneringen

In 1945 konden ze weer in de school aan de Stadhouderslaan. Sjaak had een onvoorstelbare hekel aan de school. Hij werd er heel vaak geslagen door een bepaalde onderwijzer die hij een paar jaar had. Hij werd ondeugend en spijbelde. Het onderwijs was er goed, maar hij voelde dat er onderscheid gemaakt werd tussen de arbeiderskinderen en de kinderen uit de Professorenwijk. Hij en zijn vriendjes kwamen uit de ‘verkeerde wijk’.

Als hij vrij was, was Sjaak vaak te vinden op de boerderij van Teunis Rijnsburger op de Schelpenkade. Heerlijk vond hij het daar en langzamerhand werd hij ingeschakeld bij het werk: koeien melken, hooimijten halen. Het zijn de mooiste jeugdherinneringen.

Op de boerderij hielp hij ook met veel plezier aan het onderhoud van de wagens. Daar bedacht hij dat hij een technische opleiding wilde volgen. Toen hij op zijn twaalfde jaar de lagere school verliet, ging hij naar de ambachtsschool aan de Haagweg: “Prachtig gewoon, een heerlijke school.” Sjaak zou er machinebankwerker worden.

Maar alles veranderde toen er een nieuwe overbuurman kwam die hem en een vriendje een gulden bood voor een klusje bij de gasfabriek. Meer dan een stuiver of een dubbeltje had Sjaak nooit op zak gehad, en opeens had hij geld! Dat voelde zo goed dat hij de school voor gezien hield en wilde gaan werken.
Via een oom kreeg hij een baantje als nageljongen bij de HCW, de Hollandse Constructie Werkplaatsen. Hij moest er klinknagels verhitten die hij vervolgens aan de man gaf die er metalen platen mee aan elkaar zette. De baas zag al snel dat Sjaak meer in zijn mars had. Hij stuurde hem naar de bedrijfsschool, praktijk en vier avonden naar school. Op zijn achttiende had hij al zijn diploma’s gehaald.

Maar toen kwam de oproep voor militaire dienst: 18 maanden in Ermelo en Harderwijk en ook dat was een geweldige tijd. Hij was er foerier, beheerde de voorraden kleding, munitie, en etenswaren, en distribueerde die.

“Kan jou het schelen”

Intussen kreeg Sjaak verkering. In 1957 trouwde hij met zijn Tony, terwijl hij nog in dienst was: “We hadden gesnoept.” Hij kreeg wel meer verlof, maar de soldij was maar een gulden per dag, of drie als je thuis was en daar at. Ze kregen een dochter. Later kwam er nog een tweede kind bij.

Na de dienst moest Sjaak terug naar de fabriek; hij had er een contract. Maar het wende slecht om weer in een hal te werken terwijl hij de buitenlucht was gewend. Het kostte wat moeite, maar het lukte om een nieuwe baan te krijgen als onderhoudsmonteur bij het Academisch Ziekenhuis. Afwisselend werk en af en toe buitendienst.

Na twee jaar vond Sjaak het tijd om weer eens naar iets anders uit te kijken. Hij werd machinebankwerker bij een bedrijf in Den Haag waar roltrappen en liften gemaakt werden. Het salaris en de sociale voorzieningen waren er uitstekend en hij kreeg een auto van de zaak. Negen jaar heeft hij er met veel plezier gewerkt tot het bedrijf in Amerikaanse handen overging en de werkomstandigheden minder prettig werden.

In die tijd zocht de Leidse Vuilverbranding een onderhoudsmonteur. De overstap was snel gemaakt.

Na een jaar vroeg de baas: “Sjaak, zou je kraanmachinist willen worden?” Het betekende ploegendienst, maar daar waren toeslagen voor. Sjaak legde het voor aan zijn vrouw. “Doe het”, zei ze. “Kan jou het schelen. Voor een paar jaar, dan ga je toch weer naar een ander.” Maar dat gebeurde niet. Hij bleef er 20 jaar en zwaaide af als hoofdmachinist. De Vuilverbranding werd gesloten omdat er onder andere dioxine uitgestoten werd.

De laatste acht jaren voor zijn pensioen deed de heer Van der Linden administratief werk, deels nog maar vier dagen per week. Hij was gedetacheerd in Oegstgeest en stuurde daar de inzameling van grofvuil aan. Het was wel gezellig, maar het kantoorwerk was niet naar zijn zin.

Gids

Met 61 jaar kon de heer Van der Linden met pensioen.


Jacobus van der Linden gaat met pensioen.

Het werd geen periode van stilzitten. Een jaar lang was hij stadsgids bij het Gilde, daarna rondleider in het Academiegebouw. Naast het gidsen hielp hij bij de schooltuintjes, met zijn lange ervaring in de eigen volkstuin.

Voor zijn vrijwilligerswerk werd de heer Van der Linden beloond met een koninklijke onderscheiding.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Tijdens het interview wordt verwezen naar het hoofdstuk "Eigenlijk heb ik een moordjeugd gehad"uit het boekje ‘Jong in oorlogsjaren’ van Robert Jan Blom.
Dit hoofdstuk kunt u hier lezen.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar
destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart