Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Onvrijwillige Ballonvaart van Ebeltje Magnin

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950

Ebel Magnin (10 jaar) meegesleurd door luchtballon op 3 oktober 1925

De Onvrijwillige Ballonvaart van Ebeltje Magnin
op 3 oktober 1925



NIEUW: beluister de podcast van MakersRadio, hoor het verhaal uit Ebels eigen mond en ontdek hoe het hem verder is vergaan
https://www.podcastluisteren.nl/ep/MakersRadio-Ebeltje-7
Link Tekst



Leidenaars die zijn opgegroeid met de Ontzet-viering hebben vast wel eens gehoord van “het jongetje aan de ballon”: het bijna-ongeluk tijdens de feesten van 1925. Een tienjarig Leids jochie werd door een reclame-ballon mee de lucht in gesleurd en buiten de stad weer heelhuids aan de grond gezet. Het verhaal zit verankerd in de collectieve herinnering van de stad. Het komt telkens weer boven als het Leidsch Dagblad in de archieven duikt. Het filmpje van de opstijging van de ballon staat op YouTube (op het kanaal van het Regionaal Archief Leiden). Maar wat is er nu precies gebeurd?



Als de link naar het filmpje niet werkt, probeer het dan rechstreeks in YouTube:

https://www.youtube.com/watch?v=hdYwP8VS-UA



Ter gelegenheid van de 3 October feesten van 1925 kwam het Leidsch Dagblad met een reclamestunt. Ballonvaarder Pottum zou met zijn heteluchtballon opstijgen vanaf de Nieuwe Beestenmarkt. Vanuit de lucht zou hij kaartjes uitwerpen met daarop de losse letters van het woord Leidsch Dagblad. Wie alle 14 letters wist te verzamelen zou een fraai kunstvoorwerp winnen.



Willem Pottum werd geboren in Doesburg (1875). Hij bracht zijn schooltijd door in Leiden. Daarna verhuisde hij naar Rotterdam, waar hij in 1911 trouwde met Wilhelmina Cornelia Ruitman (geb. 1880). Als fotograaf trok hij naar Parijs, waar hij werd gegrepen door het ballon-virus en zijn vliegbrevet haalde. Op 16 juli 1905 steeg hij voor het eerst op in zijn Nederland. In het Leidsch Dagblad van 1 oktober 1925 vertelt Pottum dat hij inmiddels 148 zelfstandige vluchten heeft gemaakt in 62 steden, waarbij hij in totaal 39 passagiers heeft vervoerd – alles zonder noemenswaardige ongelukken. Zijn echtgenote heeft haar papieren als ballonvaardster én parachutiste: de eerste vrouw in beide disciplines. Zij maakt zelfs sprongen vanuit de ballon.

In Leiden was Pottum berucht sinds hij in 1908 zijn jeugdherinneringen had gepubliceerd in het Leidsch Dagblad. Hij vertelde daarin nogal vrolijk hoe hij als puber bijna een zelfmoordpoging deed - uit liefdesverdriet om ene Marietje. In reactie schreef G.J.B. Bontje een boekje om uit te leggen dat zelfdoding toch écht een zonde is: Een ernstig woord aan de lezers van het Leidsch Dagblad en aan den heer van Pottum (Leiden 1908). Dat “van” voor zijn naam kwam Pottum overigens niet toe, maar hij liet het zich aanleunen.



Op 3 oktober 1925 ’s ochtends was op de veemarkt vóór molen De Valk een terrein afgezet. Daar verdrongen zich honderden belangstellenden om te zien hoe de ballon werd gevuld. Mevrouw Pottum had de grootste moeite om de kwajongens uit de buurt van de gasinstallatie te houden. Zij klaagde bij de politie dat de afstand tot het publiek te gering was, maar die kon de opdringende menigte niet meer verplaatsen.

De ballonvaart was géén primeur voor Leiden: op 4 april 1784 hadden Signor Bianchi & Comp. een reclame-vlucht uitgevoerd vanaf het plein bij de Burcht. De allereerste Nederlandse ballonvaarder, Abraham Hopman (1770-1832) was Leidenaar van geboorte. In ca. 1884 stegen Van Aalst en Van Spal op vanaf het terrein van de gasfabriek en bij het universitaire lustumfeest van 1885 werden onbemande ballonnen opgelaten.



Eén van de kwajongens waar mevrouw Pottum over klaagde was Ebel Magnin, geboren te Leiderdorp op 17 augustus 1915. Zijn achternaam wordt op z’n frans uitgesproken (“Man-jén”). Zijn overgrootvader was een fabrieksarbeider uit Groningen. Rond 1860 trouwde deze met een Leidse; ze woonden in de Lombardsteeg. Hun zoon (geb. 1863) werd bakkersknecht en diens zoon - Ebels vader (1889) - had een café in de Janvossensteeg. Moeder Johanna Margaretha Bouman (1891) stond daar ook achter de tap. Zij had eenvoudig geen tijd om op haar zoontje te letten. En zéker niet op 3 oktober!
Daarbij was de jongen avontuurlijk aangelegd; wat je noemt een “lefgozertje”. Op 8-jarige leeftijd was hij al eens op de buffer van een rangerende locomotief gesprongen en bijna bekneld geraakt bij het aankoppelen van een wagon. Dat zijn ouders daar achteraf zo’n ophef over hadden gemaakt vond hij maar overdreven.
Die middag bij de ballon was het hem te doen om de reclame-biljetten: hij dacht dat hij daarmee de felbegeerde autoped kon winnen waar zijn ouders het geld niet voor hadden.



Om 1 uur was de ballon gereed om op te stijgen. In de mand naast Pottum de heer Van den Berg, die bij loting uit 64 gegadigden was verkozen om de tocht mee te maken. De man rechts met regenjas over de arm is iemand van het Leidsch Dagblad, de sponsor van het evenement. Achter hem houdt mevrouw Pottum de ballon in een ervaren houdgreep. Het neefje van Pottum zal even later nog instappen. Er was geen ruimte meer in het mandje voor de zware ankerkabel.



Het anker zélf werd door Pottum wél in het mandje gepropt. Hij was zich namelijk bewust van een ongeluk dat in 1843 was gebeurd met een ballonanker. In het Franse Nantes had een losgeslagen ballon toen de twaalfjarige wagenmakersleerling Guérin meegesleurd. Dat was gelukkig goed afgelopen. Misschien had Pottum als kind het plaatje ervan gezien, want dat staat in Het Boek der Uitvindingen dat in 1863 werd uitgegeven door de Leidse firma Sijthoff.



Op de foto van het oplaten van de ballon is te zien dat Pottum’s neefje inmiddels ook in de mand zit. De ankerkabel hangt er onderaan; de rest van de 25 meter touw ligt nog opgerold op de grond. Het publiek staat op korte afstand achter een houten afscheiding. Op dit moment is, ergens buiten beeld, Ebel Magnin bovenóp dat hek geklommen om als eerste te kunnen graaien naar de reclamebiljetten. De ballon wint hoogte, het ankertouw rolt uit, komt los van de grond en begint wild te slingeren.



Hier demonstreert Ebel wat er toen gebeurde. Het slingerende ankertouw raakte zijn schouder. De dikke knoop aan het uiteinde ervan bleef onder zijn oksel steken terwijl “hupsakee, het ankertouw me de lucht introk. Het touw rukte aan mijn arm en ik greep het gelijk vast”. Hij had trouwens geen keus, want de kabel had zich óók nog om zijn linkerarm geslagen.



De achterste toeschouwers stonden nog te juichen en met hun hoeden te zwaaien, toen vooraan het gegil losbarstte. “Schrik en ontsteltenis allerwegen…. dames vielen bij tientallen flauw en uit aller keel steeg één kreet van ontzetting ten hemel.” De fotograaf van Panorama stond op de Nieuwe Beestenmarkt, hoek Oude Singel. De redactie heeft een pijltje gezet bij het witte vlekje onderaan het touw: dat is Ebels witte bloesje.



Pottum heeft aanvankelijk niets in de gaten: “Omdat we tusschen de huizen waren, moesten we heel snel stijgen om daarvan vrij te komen. dat gaat dan met een snelle vaart. Op een paar honderd meter wilde ik mijn reclames uitwerpen, wat ik gewoonlijk doe… En ineens zie ik wat onder aan de mand hangen. Ik dacht een pop. Ze halen wel eens meer grapjes uit. Dus dacht ik niet anders als dat het een pop was. Maar ineens zie ik dat die een scheiding in zijn haar had. Eigenlijk geloofde ik het nog niet. En ik zei tegen me passagiers… kijk eens wat een leuke scheiding die pop in zijn haren heeft…. Maar dan zag ik ineens, dat het een kind was. Hou je vast, hou je vast! brulde ik omlaag.

En wat dacht je, toen je daar zo in de lucht hing” vroeg de journalist van het Leidsch Dagblad later aan Ebel. “Wat ik dacht? Ik dacht eigenlijk niets…. Ik dacht: ik ga de hoogte in, dat dacht ik. En ik ging alsmaar hoger ook. Ik zag, dat de mensen steeds kleiner werden, net als poppetjes. En er reed ook een heel kleine auto. En boven me, daar was een meneer, die riep, dat ik me goed moest vasthouden. Nou, en dat deed ik. En toen gingen we nog hoger. Ik zag de hele stad beneden me en daarna begonnen we, geloof ik, te dalen…” “Was je niet bang?” “Bang? Nee, meneer, ik ben nooit bang!” “Dan wil je later zeker wel vliegenier worden?” “Nee, nou toch maar niet meer...

In het mandje was de passagier inmiddels flauw gevallen. Pottum besefte dat hij éérst verder moest stijgen, tot 500 meter. Want Leiden stond destijds nog vol hoge fabrieksschoorstenen waar het kind tegen te pletter kon slaan. De wind dreef de ballon over de Rijnsburgersingel. Leiden Noord was nog in aanbouw. Achter het Herensingel-station was een weiland, waar Pottum kans zag te landen (omgeving Lusthoflaan; op de plek van het goederenstation staat nu buurthuis Het Spoortje). Dat was dus tussen het goederenspoor en de lijn Den Haag-Amsterdam: een dapper staaltje ballonvaarderskunst!



Over de landing vertelt Ebel Magnin 50 jaar later: “Mijn eerste aanraking met de grond was het dak van een aardappelschuur. Daar werd ik echter meteen weer afgetrokken. Van Pottum kon toen ook het anker nog niet uitwerpen omdat hij bang was mij te raken. Pas toen ik door een sloot en over een weiland was gesleurd en terecht was gekomen in een tweede sloot, wierp hij zijn anker uit. Het ding bleef in de berm vastzitten en de ballon maakte een goede landing. Waar toen al die mensen ineens vandaan kwamen, weet ik nog niet. Ik probeerde nog snel de benen te nemen, want ik dacht dat ik beslist thuis een pak op mijn donder zou krijgen, maar dat lukte me niet. Ze grepen me al snel vast. In een van de huizen aan de Os en Paardelaan hebben ze me droge kleren gegeven. Toen kwam er een wagen van de GGD – zo heet dat geloof ik – en die heeft me thuis in de Janvossensteeg afgezet. Er is daarna nog een dokter geweest om me te onderzoeken, maar ik mankeerde niets. Alleen een dikke arm en een geschaafde lip. ’s Avonds ben ik trouwens gewoon met mijn vrienden naar het Schuttersveld geweest.”
De familie die Ebeltje binnenhaalde heette Langezaal; hij werd onderzocht door dokter Mulder. De foto laat zien hoe de ballon op een boerenkar terug naar de stad wordt gebracht. In het midden Pottum en zijn neefje. Ebel is dan al naar huis gebracht.



Pottum stond na afloop te trillen op zijn benen. Ook bij het Leidsch Dagblad zat de schrik erin: die ballon was immers hún reclamestunt. Ebeltje was op slag beroemd. Zijn foto verscheen zelfs in landelijke tijdschriften als Panorama en Het Leven.

Er is later nog een hele discussie ontstaan over de aansprakelijkheid. Had de politie gefaald, had Pottum onveilig gewerkt of was het Ebels eigen schuld? Er kwamen zelfs mensen aan de deur bij zijn ouders om schadevergoeding te eisen: ze waren door het ongeval zó in de war dat ze thuis de boel kort en klein hadden geslagen. “Ik denk, dat het meer door de alcohol kwam,” zei Ebel er zelf over, toen hem in 1974 nog eens werd gevraagd naar zijn herinneringen.

Magnin was op latere leeftijd wél bitter over de manier waarop hij door het Leidsch Dagblad was afgescheept. De directeur had hem een autoped beloofd als troost voor de doorstane emoties. Dat wérd helaas een gouden horloge. Plus de plechtige belofte om Ebels studie te betalen. Na de middelbare school ging zijn hart uit naar zee. Liefst als stuurman van de grote vaart. Dus ging hij eens praten met die directeur. “Helaas, ik had pech. We waren inmiddels in de crisisjaren terecht gekomen en toen was er van die scheutigheid niet zoveel meer over. Ja, die belofte herinnerde hij zich wel. En stuurman op de grote vaart, dat was een mooi vak. Maar was ik nu echt wel zo zeker, dat ik het op zee zou kunnen uithouden? Ik kon het beter eerst maar eens proberen. Ik moest maar eens naar de visserij gaan… Neen, er is niets van gekomen. Dat vond ik wel jammer….



Ebel kreeg ook nog een zilveren horloge van De Telegraaf, een onduidelijk soort medaille en andere goedbedoelde geschenken waar een jongen van 10 niets aan heeft. In 1946 is alles bij een inbraak ontvreemd. Het enige dat hij tot aan zijn dood heeft behouden was een dienblad met daarop de foto van hemzelf met Pottum en diens neefje, genomen op de dag ná het grote avontuur. Ook dat aandenken is inmiddels zoek geraakt.



Toch heeft het gezin Magnin enig voordeel gehad van het gebeurde. Dankzij de publiciteit liep hun café in de Janvossensteeg zo goed, dat ze een tweede zaak konden beginnen aan het Noordeinde (no. 28 hoek Valkensteeg). Op het uithangbord prijkte Pottums ballon en de naam: Café De Jonge Luchtreiziger.

In later jaren werd het verhaal van de Onvrijwillige Ballonvaart vaak weer opgehaald in de aanloop naar 3 October. Het Leidsch Dagblad zocht de heer Magnin op in 1949. Hij bleek tóch naar zee te zijn gegaan. Op dat moment diende hij bij de Marine in Indonesië, op de mijnenveger Hr.Ms. Tholen. Zijn thuishaven was Amsterdam, waar de krant een gesprek had met mevrouw J.P. Magnin-Vos. Ze had alles destijds als 7-jarig meisje meegemaakt. Ze was toen al Ebels vriendinnetje – of eigenlijk zijn ex, want hij “liep” tijdelijk met een ander. In 1943 trouwde hij met zijn eerste liefde, kort voordat hij naar Duitsland moest als krijgsgevangen Marine-man.
Toen er later nog eens een ballon zou opstijgen in Leiden, had mevrouw Magnin haar man voorgesteld om als passagier mee te gaan: “Dan maak je nog eens een ballonvaart mee op een normale manier.” Maar hij had geantwoord: “Ik denk er niet over. Ik heb voor mijn leven genoeg van ballons!
Vanuit Indonesië stuurde Magnin deze foto van zichzelf. Het beviel hem prima bij de Marine. Na zijn pensionering vertelde hij nog dat er ná zijn eerste en enige ballonvaart een pater hem had verteld dat hij priester moest worden, omdat zijn redding een teken uit de hemel zou zijn geweest. “Ik heb het toen maar niet gedaan. Ondanks dat teken. Ik heb er nooit spijt van gehad. Ik was er beslist niet voor in de wieg gelegd.”



In september 1974 verscheen nogmaals een interview in het Leids Dagblad. Magnin hield nog altijd niet van ophef: “Die zaken zijn toch geweest, joh,” kreeg de journalist te horen.
Na 31 jaar bij de Marine – waarvan de laatste jaren op vliegkamp Valkenburg – was hij in 1965 gepensioneerd. Daarna werkte hij nog 11 jaar bij het cosmetische bedrijf Shulton in Leiden. In 1963 verhuisde hij naar Katwijk en wijdde hij zich aan zijn hobby: het bouwen van model-driemasters. In 1996 vertelde hij zijn verhaal voor de allerlaatste keer aan de krant.

Ebel Magnin overleed op 86-jarige leeftijd (13 februari 2002) en werd begraven op Rhijnhof. Hij laat een zoon na en twee dochters, van wie er één in Oegstgeest woont. Bij haar berust een kleine collectie originele foto’s uit 1925 – het enige dat haar vader aan zijn avontuur heeft overgehouden.

Het Ballonpad te Leiden (tussen Stationsweg en Schuttersveld) ontleent zijn naam waarschijnlijk aan een kaatsbaan (ballon in de betekenis van 'bal'). Maar de Leidenaars denken meteen aan de luchtballon van Ebeltje. Na de herinrichting van het gebied komt er daarom een écht "Ebel Magninpad" met als onderschrift op het bordje "1915-2002 ballonvaarder tegen wil en dank op 3 october 1925".

met dank aan de familie Geenjaar-Magnin voor foto's en achtergrondinformatie.
kaart