Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Gevelstenen Kweekschool voor Zeevaart

  • Leiden
  • Geschiedenis 1801-1900
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Gebouwen

Geveltekens , Noordeinde 1-2A


GT_1130

De entree van het gebouw bevindt zich onder een rondboog met accenten van gele baksteen met in de boogtrommel een kleurrijk beschilderd reliëf met marine-en scheepvaartattributen, gekruiste Nederlandse vlaggen en oranjewimpels.


GT_1806 foto D. Kompier
De eerste steen van de nieuwbouw van de Kweekschool voor Zeevaart, links in de plint, bijna op de hoek van de korte gevel aan het Noordeinde, met tekst:
"E.M.R. Juta. - oud 7 jaren - 3 october 1878"
Zij was de dochter van H.C. Juta en A.C. Lisman. Juta was wethouder en voorzitter van de Kamer van Koophandel.

De particuliere instelling onder de naam "Kweekschool voor Zeevaart" werd in 1855 opgericht. Al het volgende jaar kwamen de oprichters in contact met hun latere erevoorzitter Prins Hendrik. Zijn borstbeeld - een geschenk van de Leidse burgerij - is in 1879 boven de hoofdentree van het nieuwe hoofdgebouw geplaatst.

...
GT_2026 foto Stiel 1983

Het ontstaan van de school is te danken aan het initiatief van een aantal gegoede burgers, waaronder dominee Rutgers van der Loeff, die zich “het lot der verwaarloosde vagebonderende jongens in de Leidse achterbuurten aantrokken”. Er werd besloten dat er een inrichting moest komen die deze jongens “zal omvormen tot werkzame en nuttige leden der maatschappij, bepaaldelijk in dienst van de Nederlandse Marine”.

Het doel van de Kweekschool was de jongens via een baan bij de marine een kans in de maatschappij te geven en tegelijkertijd de personeelsvoorziening van de marine een impuls te geven. De kweekschool was daarmee van een geheel andere signatuur dan de Kweekschool voor de Zeevaart (mèt lidwoord) in Amsterdam, die opleidde voor het middelbaar en hoger kader bij de marine.
Blijkens artikel 31 van de statuten uit 1855 werden de kwekelingen onderwezen en geoefend [...] in uiteenlopende zaken, zoals daar waren: de kennis van de benodigde gereedschappen aan boord, de kennis van de ‘glazen en wachten’, het schoonschip maken, het knopen, het splitsen, het enteren, het roeien en pagaaien en niet te vergeten de kennis van de verschillende rangen aan boord van ’s Rijks oorlogschepen.
Voor de praktijklessen beschikte de school over twee oefenmasten en een door de Minister van Marine beschikbaar gestelde kanonneerboot.
Er werd ook veel aandacht besteed aan zingen; in het jaarverslag van 1865 kon Rutgers van der Loeff melden dat aan het onderricht van de kwekelingen het driestemmig gezang was toegevoegd, “in de hoop dat het verzachtend en beschavend zal werken op de soms wat ruwe conversatietoon van het jolige volkje”.

De opleiding werd ondergebracht in een pand bij de Witte Poort aan het Galgewater. Aanvankelijk woonden de jongens thuis, pas vanaf 1859 ging met de opening van een nieuw gebouw de wens van een internaat in vervulling. In 1879 werd dit pand uitgebreid met het huidige hoofdgebouw.
Het nieuwe gebouw moest plaats bieden aan zo'n 300 leerlingen. Het ontwerp, in eclectisch Neo-Renaissancistische stijl, was van de hand van C. Blansjaar en P.C. Lancel. De school werd gebouwd op een voormalig bolwerk, waar in de 17e eeuw de molen van de familie van Rembrandt van Rijn gestaan zou hebben.
Wat bouwtekeningen betreft: een archief van architect Blansjaar is vooralsnog niet bekend. Wel leverde de Hoofdcommissie tekeningen in die door de Gemeenteraad bekeken konden worden; als het goed is zitten ze tussen de bijlagen bij de Handelingen van de Gemeenteraad van 4 juli of 15 juli 1878, of mogelijk tussen de bijlagen bij de notulen van B & W ergens in die tijd. Aardig is het bedrag waarvoor S. van Leeuwen als laagste inschrijver genoteerd staat: f 44.444,44!

De kwekelingen werden lokaal ook wel aangeduid als de Jantjes van Leiden, wat in het geheel geen negatieve betekenis had, in tegenstelling tot het gezegde over die andere Jan van Leiden; 'zich ergens met een jantje-van-leiden van afmaken'. Op de school bestond een strenge tucht en werden goede matrozen afgeleverd.
In 1914 werd de Kweekschool voor Zeevaart omgezet in een Opleiding voor leerling-officieren bij de Koninklijke Marine, een opleiding die tot 1922 in Leiden bleef bestaan. Vervolgens werden er tot 1932 kustwacht-soldaten geschoold. Daarna had het gebouw nog diverse militaire en civiele functies. Het in 1885 bij de school opgetrokken ontspanningslokaal is inmiddels gesloopt, evenals het in 1914-1915 gebouwd bijgebouw met gymnastieklokaal.
De oorspronkelijke indeling van het gebouw was voor een belangrijk deel geïnspireerd op de indeling van een schip.
In 1914 kwam er een einde aan de kweekschool in de betekenis dat er een opleiding voor de lagere marine-rangen was gevestigd. Maar omdat het pand eigendom was van het Rijk en ter beschikking van de marine stond, bleef het marine-gerelateerde gebruik bestaan. In 1914 werd het gebouw in gebruik genomen als vooropleiding voor leerling-officieren bij de Koninklijke Marine. Vanaf 1922 tot 1932 was er een opleiding voor zeemiliciens (kustwacht-soldaten) ondergebracht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het gebouw gevorderd door de Duitse Wehrmacht.

Na de oorlog bood het pand eerst onderdak aan het hoofdkwartier van de Mijnenopruimingsdienst (MOD). Nadat deze in 1948 naar Den Helder was verhuisd, vestigde de marine de Sociaal Medische Dienst in het gebouw. Toen die in 1973 vertrok, kwam er een einde aan het militair gebruik.

Herman Cornelis Juta, afstammeling van Cornelis Juta die op 10-8-1652 te Stralsund in toenmalig Zweeds Pommeren geboren werd, was zelf geb. 16-4-1843 te Nijmegen, marine-officier, trouwde 7-7-1870 te Leiden met Aegidia Cornelia Lisman, geb. Leiden 10-10-1849, dochter van Marius Herman Anton Lisman, firmant van Lisman & Waller, commissionairs in wol.
Later zou Juta dat bedrijf (mede) voeren. Het was gevestigd in panden aan de Herengracht (34-38). Na het overlijden van M.H.A. Lisman op 13-5-1893 ging het denkelijk in belangrijkheid terug, mede ook omdat Juta als wethouder en voorzitter van de Kamer van Koophandel steeds tijdrovender bijbanen kreeg. Uit het huwelijk werden te Leiden geboren:
1. Elisabeth Maria Adriana, geb. 7-10-1871 (en dus op een paar dagen na 8 jaar toen zij de steen mocht leggen)
2. Marius Herman Anton, geb. 19-5-1875 (dus nog maar 3 jaar en 4 maanden oud, misschien te jong geacht voor dit klusje)
3. Anna Edwardina Jacoba Wilhelmina, geb. 29-4-1877
4. Aegidia Cornelia, geb. 29-8-1878 5. Arnoldina Johanna, geb. 20-4-1880
6. Esther Maria, geb. 1-9-1886.
Mw. Juta overleed 9-11-1904, haar man op 3-12-1908. Het gezin is toen uiteengevallen (de oudste kinderen waren toen uiteraard al het huis uit of zelfs al getrouwd).

Het archief van Erfgoed Leiden bezit ook "Zeemansliederen, uitgegeven door de Commissie voor Oppertoezicht en Beheer der Leidsche Kweekschool voor Zeevaart, verzameld door H.C. Juta".

Meer over de school en zijn leerlingen leest u hier.

Het gebouw is momenteel (2014) in gebruik door het Advocatenkantoor Geelkerken en Linskens.

De architect C. Blansjaar ontwierp tevens het gebouw van Verificatie van 's Rijks Zee-instrumenten aan de Oude Varkenmarkt 18-22.

Het gebouw is een Rijksmonument.

Bronnen:

Geschiedenis Kweekschool voor Zeevaart in Leiden, Website Zeemanskoor Rumor di Mare

Kagie, Rudie, Jantjes van Leiden, Stichting Burgerschapskunde, Leiden, 1986, 48 blz. ISBN 90 6473 173 X.

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Dit verhaal is opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden. Redacteur: P.J.M. de Baar. Informatie over deze geveltekens is zeer welkom. Voor meer informatie of contact met de commissie raadpleeg ons colofon.
kaart