Verhaal: Zwartehandspoort
- Leiden
- Geschiedenis 1701-1800
- Geschiedenis 1951- heden
- Gebouwen
Uiterstegracht 160/Middelstegracht
GT_1932 Foto's J. Hartstra
INLEIDING
De Zwartehandspoort is een deels oud, deels modern hofje tussen de Middelste Gracht en Uiterste Gracht achter de parkeergarage Driessenstraat. Het bestaat uit:
1) Twee oude, rond 1986 gerestaureerde huizen aan de Middelstegracht
2) Een binnenterrein met tuin, bereikbaar door een laag poortje aan de Middelstegracht en een iets hoger poortje aan de Uiterstegracht
3) Aan weerszijden van deze binnentuin staan twee blokjes van ieder drie moderne woninkjes uit 1986
4) Aan de Uiterstegracht staan nog enkele gerestaureerde huisjes uit de tijd, dat het hier nog een arbeidershofje was
In het verleden stonden achter deze, uit de 18e eeuw daterende poort, dertien huisjes, gerangschikt om een binnenpleintje.
De woningen werden in 1936 onbewoonbaar verklaard en in gebruik genomen als opslagruimte voor oude metalen.
Bij de ingang van de poort stond een gecanneleerd zuiltje met basement, het kapiteel werd gevormd door een schelp, waarin een hand was geplaatst.
Dit zuiltje is tegenwoordig op de binnenplaats opgesteld.
GT_1551
De legende wil dat dit een bezwerende hand is, die de bewoners beschermde
tegen zwarte magie (de hand is overigens wit).
Het complex is naar een plan van architectenbureau Ir. Boudewijn Veldman, in opdracht van de Stichting Het Kleine Leidse Woonhuis gerenoveerd en gedeeltelijk nieuw gebouwd. Dit is waarschijnlijk begonnen eind 1985 en voltooid in 1986. Het pand Uiterstegracht 160 is
als laatste van het gehele complex gebouwd, omdat door dit gat alle bouwmateriaal naar binnen moest voor de andere huizen. In 1987 werd dit pand geheel opnieuw opgebouwd, wellicht met oude materialen en kreeg een doorgang naar de daarachter gelegen Zwartehandspoort.
Behalve het gecanneleerde zuiltje treffen we nog enkele andere opmerkelijke zaken in het hofje aan, te weten:
Op het binnenterrein is een blauwe tegel aanwezig met twee witte voetjes en de naam Mette
GT_1932 foto J. Hartstra
Op het binnenterrein bevindt zich ook een gevelteken/herinneringssteen van de opening van het herbouwde hofje in 1986
...
GT_1931 foto J. Hartstra
In het bij het hofje horende huis Middelstegracht 141 zitte drie beeldjes, die voor 1986 niet aanwezig waren:
..
GT_1932 Foto Hartstra
GESCHIEDENIS VAN HET HOFJE; EEN KORT OVERZICHT
1) De geschiedenis van het hofje gaat niet zo ver terug. Over de tijd voor 1600 is niets, of slechts fragmentarisch iets bekend
2) In 1600 bezat Dirck Dircksz Block twee huizen naast elkaar aan de westzijde van de Uiterstegracht
3) Nadat het zuidelijke huis in 1623 was afgesplitst en verkocht blijkt rond het midden van de 17e eeuw het noordelijke pand in handen van Dirck’s kleinzoon Dirck Samuelsz Block, lid van de Veertigraad (het stadsbestuur) en onder meer regent van het Pesthuis. Zijn wapen is nog steeds boven de ingang van het Pesthuis te bewonderen
4) Na vele malen verkoop, vererving en zelfs faillissement komt het pand kort voor 1740 in handen van Jan van der Steen. In het pand was toen een ververij gevestigd. De eigenaar liet achter het pand 8 huisjes bijbouwen. Hiermee werd rond 1740, of iets daarvoor de aanzet tot de Zwartehandspoort gevormd
5) In 1741 verkocht hij het huis met de ververij aan David Hoydonk, maar hield de 8 bijgebouwde huisjes zelf. David (van) Hooidonk kocht in 1743 ook het in 1623 afgesplitste zuidelijke huis weer terug. Voortaan zouden deze panden met de uitgang van de poort ertussen in een hand blijven
6) Na wederom vele keren in andere handen te zijn overgegaan wordt in 1797 het hoofdhuis en de huisjes “in de gang van de swarte hand” verkocht aan Benjamin de Moen. Hij was organisator van de hervormde bejaardenzorg en gebruikte de huisjes als werkhuis, door Minnenkinderen bewoond. Minnekinderen zijn zuigelingen en kleine kinderen, die aan een min zijn toevertrouwd, maar ook bejaarden, die niet meer alleen konden wonen
7) Na overlijden van Benjamin de Moen in 1824 kwam de Zwartehandspoort in handen van een in die tijd zeer bekende huisjesmelker, sloper, aannemer en koopman, namelijk Carel Blansjaar. Hij liet de huisjes van het oude Minnenhuis slopen, waarna er 13 nieuwe huisjes voor in de plaats werden gebouwd (in hoeverre deze op de fundamenten van de oude huizen stonden is onbekend). In deze tijd had de poort ook een nieuwe naam, namelijk Minnepoort (de naam herinnert nog aan het oude Minnenhuis), maar deze naam is later weer door de oude naam Zwartehandspoort verdrongen
8) Hoewel de Zwartehandspoort iets luxueuzer was, dan de krotten in andere poorten/sloppen/arbeidershofjes treedt begin 20e eeuw een sterk verval in. Rond 1940 zij alle huisjes op het binnenterrein verdwenen en wordt de poort niet meer genoemd
9) Rond 1940 komt de plek in handen van T Gijzenij, Deze handelaar in lompen en oude metalen had zijn centrale pakhuis aan Oude Vest 239-241 (pand “Datt Friest”, met 3 gevelstenen, zie GT 1171, 1172 en 1173),. Hij neemt ook het Zwartehandspoortcomplex in gebruik als opslagplaats voor lompen en oude metalen. Er is sprake van een open terrein met een loods op de plaats van de gesloopte huisjes
10) In 1985/1986 vindt een ingrijpende vernieuwing plaats, waarbij de verkrotte pandjes aan de Middelstegracht en Uiterstegracht gerestaureerd werden en op het binnenterrein nieuwe woningen werden gebouwd. In dit geheel van 11 woningen kwam een centraal-wonenproject met gemeenschappelijke voorzieningen.
HERKOMST VAN DE NAAM EN BETEKENIS VAN HET ZUILTJE MET BEELD
De naam Zwartehandspoort doet nogal geheimzinnig en macaber aan; het roept associaties op met zwarte magie. Dit wordt versterkt door het verhaal, dat op het eerdergenoemde gecanneleerde zuiltje runentekens zouden staan. Overigens waren grimmige en exotische namen geen onbekendheid in de geschiedenis van Leiden, zoals bijv Klein Barbarije en het Woud zonder Genade . Ook de duivel kwam wel eens voor, zoals bijv in de Duivelshoornpoort aan de oostzijde van de Middelstegracht.
De herkomst van de naam Zwartehandspoort (die omstreeks 1740 voor het eerst genoemd wordt) is in nevelen gehuld; wel zijn er vele verhalen in omloop, waarbij ook het zuiltje een rol speelt. Daarbij zou het goede (de witte hand) het kwade overwinnen. Enkele verhalen, die over het hofje in omloop zijn, zijn de volgende:
1) In de poort zou een heks hebben gewoond, die iedereen terroriseerde, zodat alle mensen zich gedwongen voelden daar weg te gaan. Het beeldje zou zijn gemaakt om de heks te bestrijden
2) Een andere overlevering wil, dat er een waarzegster in de poort woonde. De hand zou de bewoners bescherming hebben gegeven tegen haar toverkrachten
3) Ook wordt wel genoemd, dat bij de wolweverij, die hier in de 18e eeuw was (zie eerder) een zwarte hand een rol zou hebben gespeeld. Ook hier kan men echter een vraagteken bij zetten
Ook de herkomst van het beeldje zelf is met enige vraagtekens omgeven: het Leids discussietijdschrift Tagrijn van 10 augustus 2006 weet te melden dat op de hoek van een van de huisjes tijdens de renovatie van 1985 een ingemetselde steen met Zwarte Hand werd aangetroffen. Het is zeer de vraag, of het hier het zelfde teken betreft als het hierboven genoemde (later witgeschilderde) beeldje.
Tijdens een ontmoeting met bewoners blijkt de maker van het beeld Jeroen Walter Hotze te zijn. Een gesprek met dhr Hotze leert het het volgende: het beeldje is in 1985/1986 nagemaakt aan de hand van een enkele archieffoto van een vroeger beeldje, wat hier gestaan heeft. De ouderdom van dit oorspronkelijke beeld is onbekend en het zou in de tweede wereldoorlog gestolen zijn door de Duitsers. Deze diefstal werd volgens dhr Hotze mede georganiseerd door fabrikant Pander. De Panderfabrieken, die hebben bestaan van 1855 tot 1985 legden zich toe op fabricage van zowel meubels als vliegtuigen (een wat vreemde combinatie maar voor de 2e wereldoorlog waren beiden van hout) en hadden vestigingen in het hele land. In Leiden kregen ze na de 1e wereldoorlog een pand aan de Botermarkt, waar nu nog de panderpassage is. Directeur Henk Pander was tijdens de 2e wereldoorlog een fanatiek NSB-er.
Het beeldje was aanvankelijk zandsteenkleurig, maar werd later (vrij lelijk) wit geschilderd. Het is ongeveer 38 cm hoog
Bekijken we elk onderdeel van het beeld, zoals weergegeven op foto GT1551, dan komen we, althans volgens uitleg van dhr. Hotze veel symboliek tegen:
1) Bovenaan zien wij een hand in een kap, Deze kap is een zg Tarnkappe. Het Duitse Tarnen is camoufleren. De bedoeling was, dat een bepaald voorwerp van iemand (bijv een tas) onder zo’n kap zou worden gedaan, waarna zo’n persoon helemaal zou worden vergeten. Inderdaad blijkt het woord Tarnkappe in het Duits een onzichtbaar makende kap te betekenen
2) In die kap de bezwerende hand, die het kwaad overwint
3) Daaronder zien we eerst 7 stippen. Zeven is het geluksgetal; 7 stippen aan de bovenkant 9van het hieronder te beschrijven teken) houdt in: geluk overwint
4) Daaronder zou zich een runenteken bevinden: het bestaat uit een hoek, een klein vertikaal verbindingsstreepje en daaronder een horizontale streep. De hoek symboliseert het kwaad. Het vertikale streepje heeft geen echte betekenis. De horizontale streep is de aarde. Het is dus het kwaad, dat in de aarde verdwijnt. Weg met het kwaad!
5) Onderaan 2 niet meer leesbare tekens: in runen de initialen van Walter Hotze en helemaal niet meer leesbaar: 1986
Bij deze symboliek moet het volgende worden opgemerkt: het bovengenoemde runenteken blijkt niet in het runenalfabet voor te komen, althans is niet terug te vinden. Wel komt de hoek er in (gewijzigde vorm) in voor, maar dit is niet het kwaad, maar het licht , vuur creativiteit en het begin (“Kano”, “Cen”). Ook de vage overeenkomst van bovengenoemd teken met het Chinese teken voor “che” (kar, rijtuig) zal slechts op toeval berusten. Waar het teken dan wel vandaan komt is echter onduidelijk.
ANDERE TEKENS IN EN AAN HET HOFJE:
Behalve het zuiltje met beeld zijn nog enkele andere tekens in het hofje te vinden, soms met een meer of minder onduidelijke achtergrond. Te weten:
1) Na afloop van de herbouw/restauratie van het hofje in 1986 werd er aan en binnenmuur een herinneringssteen aangebracht. Zie de foto’s van GT1931. Op de steen staat: De restauratie en herbouw van dit hof door de stichting 'Het kleinen Leidse Woonhuis' werd voltooid op 27 juni 1986. Het hof zou zijn geopend door de latere staatssecretaris en minister Aad Kosto
2) Op de grond, op het binnenterreintje bevindt zich een blauwe tegel met twee witte voetjes en het opschrift “Mette” (bovenstaande foto). De betekenis ervan is vaag. Mogelijk zijn het twee witte voetjes tegenover een zwarte hand. Ook de herkomst is niet duidelijk. Denkelijk is het vrij nieuw, van na de restauratie van 1986. Mogelijk is het van rond 2001
3) In het linker voorhuis aan de Middelstegracht, namelijk nr 141 zitten 3 beeldjes van hoofdjes.
Uit oude foto’s van voor de restauratie van de panden blijkt, dat ze hier oorspronkelijk niet zaten. Ze zijn bij de restauratie aangebracht door een omwonende (nu oud-omwonende), Kee Laterveer, die ze vond in het gemeentelijk depot. Wellicht betreft het hier het depot van het archief aan de Vliet. Waar de beeldjes hebben gezeten, voordat ze in het gemeentelijk archief terecht kwamen is onbekend
Bronnen:
1) Mevr. A. van der Zon en J.P. Zwanenburg Leids Jaarboekje 1987 blz. 196, GEVELSTENEN IN LEIDEN 111
2) Andrew Robinson: Alfabet hiëroglief en pictogram
3) Piet de Baar:De huisjes in de Zwartehandspoort: domein van Minnenkinderen, huisjesmelkers en sloperijen
4) Leids discussietijdschrift Tagrijn
5) Gesprek met Jeroen Walter Hotze en Kee Laterveer
6) Google Pander Wikipedia
Dit verhaal is opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden. Redactie J. Hartstra. Voor meer informatie of contact met de commissie raadpleeg ons colofon.