Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: “Ik word helemaal belazerd van je, hoor!”

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met mevrouw Artje Burger-Lindhout, 27 januari 2015

Mevrouw Artje Burger werd op 22 september in 1916 geboren in Noordwijk, op de verjaardag van haar moeder. Het gereformeerde bakkersgezin telde elf kinderen, waarvan Artje de jongste was. In het grote huis aan de Wilhelminastraat 3 was zowel de bakkerij gevestigd als de winkel waar het brood en banket werd verkocht. Het was een gezellig gezin, waar gezongen werd bij het orgel. Liederen van Johannes de Heer, maar ook liedjes uit ‘Kun je nog zingen, zing dan mee’.
Kaarten mocht niet, maar ze speelden wel kaartspelletje als kwartetten. Er werd veel gelezen. En er waren natuurlijk de verenigingen, zoals de jongelingvereniging. Zelf was Artje
Lindhout nog presidente van de gereformeerde meisjesvereniging, waar ze gesprekken leidde over kerk, staat en maatschappij.
Na de christelijke lagere school, waar vader in het bestuur zat, en later ook een broer, ging Artje naar de mulo en vervolgens - vijftien jaar oud - naar de protestants-christelijke kweekschool in Leiden. De school bevond zich aanvankelijk op de Stille Rijn nummers 2 en 3. Begin 1932 verhuisde de school naar de Adriaan Pauwstraat, vlakbij de Leidse Hout die in die jaren aangelegd werd.
Nadat ze jaren als ‘kwekeling met akte’ voor hooguit 25 gulden per maand mee mocht lopen op een school, kreeg ze halverwege 1939 eindelijk een baan als onderwijzeres op de Leidse Houtschool.
Bij de letterkundige club van de gereformeerde Jeugdcentrale leerde ze Gesinus Burger kennen, zoon van een kapitaalkrachtige onderwijzer. In januari 1943 trouwden ze. Gesinus werkte op het kantoor van textielgroothandel Parmentier, voor mevrouw Burger betekende het huwelijk haar ontslag.

“Je wachtte daarmee tot je getrouwd was”
Het jonge paar kon een bovenhuisje aan de Kaiserstraat betrekken, tegenover de dekenfabriek van Beuth & Zonen.


Dekenfabriek Beuth & Zonen Kaiserstraat

Het was er niet leuk wonen. De mensen in de stegen praatten plat en over zaken die haar geen laars interesseerden. Ook de benedenburen waren niet erg vriendelijk. Als ze door de slecht geïsoleerde tussenvloer te veel geluiden hoorden, werden ze boos en riepen in plat Leids: “Ik word helemaal belazerd van je, hoor!”
Waarom Gesinus’ vader, die verschillende dure panden aan de Hoge Rijndijk bezat, niet met iets beters kon helpen, heeft ze niet begrepen.
Eigenlijk was het huis te klein om er kinderen te hebben, maar negen maanden en 23 dagen na de trouwerij werd dochter Gesina geboren.
“Precies na negen maanden!”, zei een buurvrouw.
“Ja, maar je deed het gewoon niet eerder. Je wachtte daarmee totdat je getrouwd was”.
Alleen in het bovenhuis zitten was geen pretje, maar toen ze in verwachting was, kon mevrouw Burger zich bezighouden met het borduren van lakentjes en sloopjes. Het was hartje winter en hartje oorlog. Er was niet veel te krijgen. Van een oude tante kreeg ze flanel, waar ze hemdjes voor de baby van maakte, keurig omgehaakt.
Gesinus was intussen druk met zijn commissies en kerkenraad. Tussen de middag kwam hij thuis eten, dat was gezellig, maar verder was het een vrij eenzaam bestaan voor mevrouw Burger, die haar dagen verder grotendeels vulde met huishoudelijk werk. De was, die ze met de hand moest doen, werd gedroogd aan een houten rekje om de kachel; een balkon was er niet. In augustus 1945 werd de tweede dochter geboren. Zwanger worden in de hongerwinter… het was geen makkelijke tijd. Er was een schuilplaats op de zolder van het bovenhuis, achter schotten, voor als er een razzia was. Ook heeft er nog een paar nachten een onderduiker gezeten, een huisarts, dokter Gans, die later naar de schoonfamilie is gegaan.

“Ik kon lezen en breien tegelijk”
Na de oorlog had mevrouw Burger genoeg van het beperkte bestaan als huisvrouw. Ze volgde cursussen Latijn en Frans en haalde diploma’s.
In 1953 werd de derde dochter geboren. De andere meisjes gingen inmiddels naar de gereformeerde school aan de Stadhouderslaan.
Boodschappen deed mevrouw Burger in de Bakkersteeg of de Molensteeg, tussen de Kaiserstraat en de Doezastraat. Daar was de schoenmaker en het kruidenierswinkeltje van Ju. In de Doezastraat was bakker Van Noort en Albert Heijn en Biesiot voor de koekjes en chocolaatjes.


Doezastraat met bakker Van Noort en Albert Heijn in 1969 foto N. van der Horst

Af en toe ging het gezin naar de Hortus, of naar de speeltuin van Oud-Hortuszicht aan de Witte Singel.
Afgezien van het huis aan de Kaiserstraat, was het een leuk leven. In 1953 verhuisden ze naar een huurhuis in de Witte Rozenstraat, ook een bovenhuis. “Ja en die mensen werden ook gek van mij”. Het huis in de Kaiserstraat hadden ze intussen gekocht voor de verhuur.
De kinderen vonden het fijn in de Witte Rozenstraat. Ze konden er heerlijk spelen, en je had er ‘Schoen’, de schoenmaker waar kinderen in de buurt graag naartoe gingen om met hem te kletsen. Ze wilden er niet graag weg, maar toen het huis van een zwager leeg kwam, in de Wasstraat, hebben ze dat gekocht. Een héél huis, met een grote tuin! De oudkatholieke kerk was de achterbuur en de pastoor maakte weleens een praatje over de muur.
Inmiddels waren er vier dochters. Gesinus was nog steeds druk met zijn kerkelijk en maatschappelijk werk, waardoor hij ’s avonds zelden thuis was. Het verdriet daarover verdrong mevrouw Burger met naaien en breien. En veel lezen: “Ik kon lezen en breien tegelijk.”
Op den duur bleven de kinderen langer op, toen werd het gezelliger. En in 1968 kwam de televisie, een cadeau voor Gesinus toen hij 25 jaar bij Parmentier werkte.

“Die man weet er niets van”
Toen de kinderen volwassen waren, was er gelegenheid om af en toe samen met vakantie te gaan, naar familie in Canada, of naar Hong Kong en Oman, de tijdelijke domicilies van één van de dochters die met een diplomaat was getrouwd.
In november 1993 - ze woonden inmiddels in de Du Rieustraat – kreeg Gesinus een kuchje. Huisarts Jan de Bruyne verwees hen naar een longarts die vertelde dat de heer Burger ongeneeslijk ziek was. Ze grepen elkaar bij de hand en zeiden: “Ga je mee, die man weet er niets van”. En ze liepen weg. Maar drie maanden later, op 13 februari 1994, overleed Gesinus.
Het is ruim 20 jaar geleden. Tijd om zich te vervelen heeft mevrouw Burger niet. Tegenwoordig vermaakt ze zich naast de dagelijkse dingen met cryptogrammen en rummikuppen. En op donderdagmiddag komt er een oude meneer. Het doel is samen te gaan wandelen, maar gelukkig is het vaak koud of regenachtig of het waait te hard, zodat ze samen naar hartenlust kunnen scrabbelen.

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart