Erfgoed Leiden en omstreken

Info

VR Geboortehuis Rembrandt #3 interieur

De derde toelichting op de virtuele reconstructie van het geboortehuis van Rembrandt gaat over de inrichting van het huis. Er zijn geen afbeeldingen van het interieur beschikbaar. De basis voor de reconstructie is bouwhistorische onderzoek in Leiden, vergelijkbare interieurs uit de 17e eeuw en historische schilderingen en prenten. De compositie van het interieur is voor een groot deel ingegeven door de ligging van het gebouw aan de Weddesteeg en de basisvorm van het dwarshuis.

leestijd 6 min

Afb.1 - Voorbeeld van een 17de-eeuws interieur. Jan Steen, ‘Oude vrijer – jonge meid’, circa 1665. Collectie Lakenhal, Leiden

Constructie, wanden en plafond 
Rond het geboortejaar van Rembrandt werden de huizen in Leiden met bakstenen muren en houten vloeren gebouwd. Historische afbeeldingen en bouwhistorische vondsten tonen dat de bakstenen in het interieur niet in het zicht waren, maar vlak waren gepleisterd. De kleur van het kalkpleister is veelal gebroken wit. Muurschilderingen of opvallende kleuren zijn in Leiden uit deze periode niet bekend. Om de eentonigheid van de vlakke witte muren te doorbreken zijn de wanden van de normale huizen voorzien van losse schilderijen of prenten als versiering. Vaak is onderaan de wand een plint van tegels geplaatst. Dit om het schoonmaken te vergemakkelijken en de gestucte wand niet te bevuilen. Deze plinttegels zijn vaak zogenaamde witjes of tegels met een gekleurde decoratie.

Afb.2 - Voorbeeld van een 17de-eeuws interieur. Hendrik vd Burgh, het bezoek van de Visser, 17de eeuw. Collectie Lakenhal, Leiden

In de periode rond Rembrandts geboorte treed een verandering op in de algemene bouwconstructie van Leidse huizen. De draagconstructie van de oudere huizen in Leiden zijn opgetrokken met zware balken, zogenaamde moerbalken en daarop kleine dwarsbalkjes, zogenaamde kinderbinten. In vaktermen wordt dit een samengestelde balklaag genoemd. De combinatie van grote en kleine balken geeft het plafond een fraaie ritmiek. Om de balklaag extra te ondersteunen worden de moerbalken gedragen door verticale houten stijlen, zogenaamde muurstijlen. Met een schuine balk, een korbeel, en een extra koppelbalk, het sleutelstuk, wordt de moerbalk aan de muurstijl gekoppeld. Deze constructie wordt als houtskelet aangeduid. Ter verfraaiing worden de sleutelstukken meestal voorzien van een decoratief uiteinde. Vanwege de bolle vorm heet dit een peerkraalprofiel. Het materiaal voor de balken en het houtskelet is eikenhout en bleef vaak onbeschilderd, omdat men waardering had voor het materiaal.

Rond 1600 verdwijnt deze samengestelde balklaag langzamerhand en wordt opgevolgd door de zogenaamde enkelvoudige balklaag. Dit is een constructie met vloerbalken die parallel ten opzichte van elkaar worden neergelegd. De houtskeletconstructie wordt ook achterwege gelaten. De decoratieve sleutelstukken wijzigen in consoles, waarvan de decoratie zogenaamde ojiefprofielen, een soort van S-vorm, krijgen. Voor een samengestelde balklaag en houtskeletconstructie is veel meer balkhout nodig dan voor een enkelvoudige balklaag. De wens om te besparen op hout en een moeilijker verkrijgbaarheid van hout in deze periode zouden de redenen zijn voor de overgang. Een enkelvoudige balklaagconstructie geeft een heel ander plafond en dus een verschillend ruimtebeeld.

Van het geboortehuis van Rembrandt is bekend dat zijn vader Harmen Gerritsz in 1589 een deel koopt van Rembrandts stiefgrootvader Cornelis Claesz van Berkel en in 1600 een deel erft van zijn moeder (zie aflevering 4). Het ligt daarom voor de hand dat deze zijn opgetrokken met de oudere bouwmethode met eikenhouten samengestelde balklaag met moerbalken en kinderbinten en houtskelet van muurstijlen, korbelen en sleutelstukken. De dwarsgeplaatste vorm van het huis dicteert dat de moerbalken haaks op de voorgevel staan, aangezien de moerbalken zo werden geplaatst dat ze de kortste overspanning hadden. Tegen de binnenzijde van de voor- en achtergevel staan dan de muurstijlen van het houtskelet. De onderlinge afstand van moerbalken ligt in Leiden ongeveer tussen twee en drie meter. De kinderbinten liggen ongeveer 30 centimeter hart op hart, deze maat is afkomstig van de gebruikelijke lengtemaat van 1 Rijnlandse voet (afgerond 31,4 centimeter)1. De kinderbinten lopen niet in de muur, maar liggen op een dunne balk voor de muur, een zogenaamde strijkbalk.

Afb.3 en 4 - Impressies van een middeleeuws en een 17de-eeuws interieur in Leiden. Collectie Erfgoed Leiden en Omstreken, tekening Kelvin Wilson.


Vloer
De constructie van het huis is dus bepalend voor een groot deel van de afwerking. De begane grond vloer staat daar echter los van. De vloer in de huizen van de gewone mensen bestaat vaak uit gebakken tegels, zogenaamde plavuizen. Deze kunnen eenvoudig rood en ongeglazuurd zijn, of geglazuurd en in verschillende kleuren, geel, groen en zwart. Naast een verschillende uitvoering kunnen de plavuizen ook in patronen worden gelegd, bijvoorbeeld in dambord-, halfsteens- of diagonale patronen. Vanwege comfort en tegen koude voeten wegens optrekkende kilte is in enkele gevallen ook een houten plankenvloer toegepast. Soms is dit slechts een gedeelte in het huis.

Verwarmen en koken
Voor het meest eenvoudige wooncomfort is een schouw om te verwarmen en te koken onontbeerlijk. Eerder is men uitgegaan dat een gedeelte van de betegeling van een schouw van het geboortehuis van Rembrandt aanwezig was in een als stal in gebruik zijnde bouwwerk. Hier bestaat zelfs een ansichtkaart van. De centrale tegels hebben een diagonaal decor met slinger met in de aanliggende hoeken een kwartrond hoekmotief.2  Aan de zijkanten is een dubbele rij zogenaamde pilaartegels (2 x 13) met slingers geplaatst als visuele beëindiging van het middenveld en ondersteuning van de schouwboezem.3 Echter de aanwezige tegels zullen qua decoratie en de genoemde paarse kleur niet uit de vroege 17de eeuw stammen, maar eerder uit de latere 17de of 18de eeuw. Bovendien klopt de locatie niet (lees meer over 2 weken in aflevering 4).

Afb.5 -Overblijfsel van Rembrandt’s geboortehuis. Beeldbank Erfgoed Leiden en Omstreken

Hoe een schouw in een gewoon woonhuis uit de tijd van Rembrandt eruit heeft gezien is niet eenvoudig te beantwoorden. Er zijn namelijk geen schouwen van woonhuizen uit die tijd behouden, omdat deze in later tijd allemaal zijn gemoderniseerd. Daarom zijn er wel bouwsporen van verdwenen schouwen, zowel op muren als in balklagen. Naast de fysieke bouwsporen kunnen ook historische afbeeldingen worden geraadpleegd. Op vele interieurafbeeldingen uit de tijd van Rembrandt staan allerlei schouwen afgebeeld.

 Afb.6 – Interieur met schouw. Rembrandt van Rijn, Tobit en zijn vrouw, 1659. Wikimedia commons.

De oudste stookplaatsen zijn open vuren midden in de huizen. Vanwege comfort en brandgevaar werden de stookplaatsen al snel verschoven naar de zijwand en voorzien van een kap om de rook op te vangen en af te voeren. In de tijd van Rembrandt staan de schouwen tegen een stenen zijwand en bestaan uit een stookplaats met daarboven een rookkap. Deze rookvang is meestal opgebouwd uit een houten schouwbalk met een gemetseld rookkanaal. De schouwbalk steekt uit de muur en is met een gesmeed anker aan de binnenzijde opgehangen aan de balklaag. Vaak is de balk afgetimmerd met een geprofileerde lijst. De balk bevindt zich ongeveer tussen de anderhalf en twee meter hoogte en de schouw heeft ongeveer een vergelijkbare breedte. De schouwbalk kan gedragen zijn door schouwwangen, maar dat hoeft niet. 

Afb.7 - Voorbeeld van een 17de-eeuwse schouw in het Sint Annahofje in Leiden. Herkomst fotoarchief Monumentenzorg, 1983, gemeente Leiden, NL-LdnRAL_MO_1037_0002.

Slapen en opslag
In de tijd van Rembrandt is slapen in een bedstede de normale gang van zaken. Dit is een kastachtige ruimte waarin enigszins rechtop zittend werd geslapen. De plek van de bedstede in een huis is vaak bepaald door de meest donkerste plek. Meestal is daarom de bedstede geplaatst achterin een hoek of tussen kamers. De kamers zijn namelijk vanwege maximale lichtinval gelegen aan de gevels. Doordacht, maar ook logisch, is dan tussen de kamers op de donkerste plekken van het huis, de bedstede geplaatst. De positie van de bedstede wordt daarnaast ook ingegeven door de positie van de schouw. De schouw gaf warmte en maakte het behaaglijk in de bedstede in koudere periodes. Vanwege slaapcomfort is de bedstede zoveel mogelijk in hout uitgevoerd en niet in kille baksteen. De houten bodem van de bedstede bevindt zich iets minder dan een meter boven de vloer. Dit vergemakkelijkt de in- en uitstap. Onder de verhoogde bedstedevloer is vaak een donkere opslagruimte ingericht. Door bovendien de vloer onder de bedstede ongeveer een meter te laten zakken ontstond heel vernuftig een klein, koel en donker keldertje, voor de opslag van bijvoorbeeld aardappelen of andere etenswaren. Dit is de voorloper van onze koelkast.

Afb.8 – Interieur met schouw en bedstede. Quiringh Gerritsz van Brekelenkam, Oude vrouw die jongen ontluist, 1648. Collectie Lakenhal, Leiden

Trap
Om de verdieping van een huis te bereiken was tot in de 19de eeuw in Leidse huizen een houten trap gebruikelijk. Dit kon een rechte trap zijn, maar meestal is het een houten spiltrap. Deze heeft een centrale houten spil, waarin de dragende traptreden zijn opgelegd. De spiraalvorm van de trap is zeer efficiënt en het grote voordeel is dat het kleine oppervlak dat benodigd is om bekwaam naar de volgende verdieping te stijgen of te dalen. In het algemeen werd de positie van een bedstede gecombineerd met die van een trap naar de bovenliggende verdieping. De trap wordt deels opgenomen in de bedstedebetimmering en neemt zodoende geen opvallende positie in het interieur in. Tegelijk kon heel eenvoudig de entree naar het keldertje onder de spiltrap worden aangebracht.

 Afb.9 – Interieur met bedstede. Rembrandt van Rijn, interieur met Saskia in bed, 1640/41, Paris, Fondation Custodia, inv./cat.nr. 266.

Afb.10 - Impressie van een 17de-eeuws interieur. Afbeelding M. de Rijk.

De inrichting van een huis in de tijd van Rembrandt is dus vooral bepaald door de sociale positie en de gebruikswensen van de bewoners. Daarnaast dicteren de ligging en hoofdvorm van een huis logisch en praktisch de ligging van de kamers. De verdere inrichting is pragmatisch en efficiënt ingedeeld naar de behoeften van de gebruiker, maar is een logische evolutie en kent een lange traditie.

Edwin Orsel

1 Een Rijnlandse roede is 3,765859 meter (bestaande uit 12 voeten), zoals vermeld in het boek: Berends, G., 2017. Van punt tot mijl, de vroegere voet-, roede-, en mijlmaten in Nederland, Amersfoort, p.57
2 Pluis, J., 1998, De Nederlandse Tegel / The Dutch Tile, decors en benamingen / Designs and names 1570-1930, tweede druk, Leiden, p.199-213.
3 Pluis 1998, p.584

kaart