Erfgoed Leiden en omstreken

Info

VR Geboortehuis Rembrandt #4 locatie

Nieuwsgierig naar de echte geboorteplek van Rembrandt? Na de toelichting over Weddesteeg, bouwen in de 17e eeuw en het interieur biedt de vierde aflevering in de Rembrandt-kroniek een gedetailleerde bijdrage aan deze vurige discussie. Een frisse blik vanuit de historische ruimtelijkheid op de archiefbronnen leidde namelijk tot nieuwe inzichten. De huidige gedenksteen zit op de foute plek, maar wat is dan de juiste? In deze toelichting leest u het uitgebreide verslag over de speurtocht naar de juiste locatie.

longread 15 min      Download pdf artikel
Op 27 mei 1852 werd op de Botermarkt in Amsterdam een standbeeld onthuld van Rembrandt van Rijn. In het verdere verloop van de negentiende eeuw werd de schilder uitgebreid verheerlijkt als nationale held. Op het moment dat in 1906 zijn 300ste verjaardag werd gevierd kan zelfs gesproken worden van een ware Rembrandt-cultus.1 Amsterdam kocht het pand Jodenbreestraat 4, waar Rembrandt bijna twintig jaar had gewoond en gewerkt om er een museum van te maken, het huidige Rembrandthuis.2

Ook Leiden, de stad waar Rembrandt werd geboren op 15 juli 1606, ging op zoek naar de wortels van de schilder, wellicht met de hoop op een eigen Rembrandthuis. Verslagen kwam men terug van deze zoektocht, die had geleid naar de vrij onbeduidende Weddesteeg. Nadat een reporter van het Leids Dagblad een bezoek had gebracht, verwoordde hij zijn ervaringen als volgt: “De verrassing te boven, blijft alleen de teleurstelling over. Een onaanzienlijk stukje muur, waar volgens het tegel-arrangement een schouw is geweest; niets dat herinnert aan een menschenwoning dan dit onnoozele, verdoezeld in ouderdomskleuren, een stukje stalmuur mee geworden.”3 De woning van Rembrandt was met uitzondering van een stuk muur verdwenen, en in de steeg werd geen zeventiende-eeuwse bebouwing meer aangetroffen. Bovendien was de steeg van weinig allure. Aan de ene zijde bevonden zich de blinde gevels van de Wittepoortskazerne en de Kweekschool van Zeevaart, aan de andere zijde bevonden zich enkele povere huizen en wat paardenstallen. Om die reden werd wellicht niet de Weddesteeg, maar de Witte Singel aangewezen als plek waar een buste van Rembrandt in de zomer van 1906 werd onthuld door de Koningin-Moeder. En de Historische Vereniging Oud Leiden plaatste een gedenksteen in de gevel ter hoogte van de vermoede locatie van het geboortehuis van de beroemde schilder.

Toch bleek de hang naar een eigen Rembrandthuis onbedwingbaar. In 1962-63 werd onder leiding van de Leidse architect M.P. Schutte een vrije reconstructie van het geboortehuis gemaakt, in de geest van een zeventiende-eeuws woonhuis. In de Nieuwe Leidsche Courant van 8 mei 1963 wordt hierover het volgende geschreven: “Hoe het huis van Rembrandts ouders er precies heeft uitgezien, kan niemand vertellen. Men zal zich daarom genoodzaakt zien een willekeurig zeventiende-eeuws huisje na te bouwen waarbij het ook voor wat de inrichting betreft, voornamelijk gaat om een juiste benadering van de sfeer.”4

De reconstructie van het Rembrandthuis werd gemaakt in opdracht van de Nederlandse Rotogravure Mij, die door uitbreiding van zijn aan het Galgewater gelegen drukkerij eigenaar was geworden van de panden aan de Weddesteeg. Amper tien jaar later verhuisde de drukkerij naar Haarlem, waarop de reconstructie weer werd afgebroken en er sociale woningbouw voor in de plaats kwam. Dit tot ongenoegen van een heel aantal Leidenaren.5 

Het gemis aan een eigen Rembrandthuis bleef knagen. In aanloop naar Rembrandts 400ste verjaardag in 2006 gingen er opnieuw stemmen op om een reconstructie van het huis te maken. Er was een aanzienlijk bedrag voor gereserveerd, maar na overleg met de afdeling monumentenzorg van de gemeente Leiden en ook met de leerstoel bouwhistorie van de Universiteit Leiden werd wegens gebrek aan voldoende bronmateriaal van deze plannen afgezien.6

Voor korte duur zo blijkt, want in de  aanloop naar het Rembrandtjaar 2019 klinken de stemmen opnieuw. Ditmaal echter wordt er geen fysieke reconstructie gemaakt, maar een digitale, in de virtuele wereld. Deze opdracht is mogelijk nog uitdagender. Niet enkel moet het huis worden gereconstrueerd, maar ook de omgeving in al haar details. Erfgoed Leiden en Omstreken gaat deze uitdaging stoutmoedig aan.

De geboorteplek van Rembrandt
De eerste stap in de reconstructie van het huis is het opnieuw uitvoeren van het onderzoek naar de specifieke plek waar Rembrandt is geboren – een heikel discussiepunt, al sinds dat de bewuste gevelsteen werd geplaatst in 1906. Uit archiefmateriaal en onder andere een kadastrale hulpkaart uit 1941 blijkt dat de gevelsteen in oorsprong werd geplaatst ter hoogte van het perceel dat op de kadastrale kaart van 1879 wordt aangeduid als Weddesteeg 11 (afb. 1).7 Dat is ongeveer dezelfde plek waar de gevelsteen momenteel is aangebracht, ter hoogte van de huidige Weddesteeg 25.

In 1938 kwam hier kritiek op. In het boek In ’t huis van Rembrandt schrijven de auteurs dat het geboortehuis zich niet op nr. 11, maar meer zuidelijk op nr. 9 bevindt.8 Toen in 1963 de reconstructie van het Rembrandthuis werd gebouwd, werd dit dan ook op nr. 9 opgetrokken - inclusief de gevelsteen. Na de sloop van de reconstructie werd de gevelsteen opgenomen in de sociale woningbouw die ervoor in de plaats kwam. Daarmee was de discussie omtrent de oorspronkelijke plek van het huis van Rembrandt nog steeds niet van de baan. In het begin van de éénentwintigste eeuw werd zowel op de universiteit Leiden als in het regionaal archief van Leiden onderzoek gedaan naar de geboorteplek van Rembrandt. Er kwamen zelfs Russische satellieten aan te pas om de juiste positie te lokaliseren.9 Jammer genoeg werden de onderzoeksresultaten niet gepubliceerd, waardoor onduidelijkheid bleef bestaan over de specifieke plek van Rembrandts geboortehuis.


 Afb. 1 - Detail van de kadasterkaart van H.L.A. van Campen uit 1879, met aanduiding van de laatnegentiende-eeuwse huisnummering – (ELO, PV459)

Juiste locatie geboortehuis zuidelijker
Echter, voor de beoogde reconstructie was het noodzakelijk om de exacte plek van het geboortehuis te lokaliseren. Alle beschikbare bronnen - waaronder historisch kaartmateriaal, notarieel archief, de perceelsgewijze registers en kadastraal archief – werden nu opnieuw bestudeerd. Dit nieuwe onderzoek heeft ertoe geleid dat niet nr. 11, niet nr. 9, maar nr. 7 én nr. 9 de locatie omvatten waar Rembrandt omstreeks 1606 het levenslicht zag. De volumes die hier aan het begin van de zeventiende eeuw stonden maakten oorspronkelijk deel uit van het zogenaamde molenhuys (het huis van de molenaar). Dit huis bestond uit meerdere kamers of volumes en was in het bezit van Rembrandts stiefgrootvader Cornelis Claesz van Berckel. Hij was molenaar en maalde mout op de molen “De Rijn” op de tegenovergelegen stadswal. Aan het einde van de zestiende eeuw kwamen, in verschillende fases, delen van het molenhuys in het bezit van Rembrandts vader.

Ten tijde van Rembrandts geboorte bezat het gezin de volumes die (naar alle waarschijnlijkheid) op de percelen stonden overeenstemmend met de latere nrs. 7 en 9. Daarnaast bezaten ze ook nog een zuidelijk gelegen tuin - het latere nr. 5. De poort of steeg ten zuiden van nr. 5, die zichtbaar is op de kadasterkaart, bestond eveneens toen Rembrandt werd geboren.

Momenteel is de situatie onherkenbaar veranderd. De gevelsteen is ingemetseld ter hoogte van nr. 11, gemeten op ca. 55 meter vanuit de hoek met het Noordeinde. Dit is de verkeerde locatie. De juiste positie voor de gevelsteen zou zich bevinden tussen ca. 40,5 meter en 50 meter, vanuit de hoek met het Noordeinde gemeten – een stuk zuidelijker dan tot op heden werd aangenomen. Het geboortehuis van Rembrandt, dat in feite dus uit meerdere volumes bestaat, is overigens ook zichtbaar op de vogelvluchtkaart van Pieter Bast uit 1600 (afb. 2). Het betreffen de in groen gearceerde volumes op de rechterafbeelding. Deze volumes op die kaart vormen een belangrijk uitgangspunt in de reconstructie van het geboortehuis. In de volgende aflevering zal verder worden ingegaan op de vormgeving van het eigenlijke huis in relatie tot historische grafische bronnen.

Wie meer wil weten over het onderzoek naar de bepaling van het geboortehuis kan hieronder verder lezen. Er is getracht de zoektocht zo helder mogelijk toe te lichten en te illustreren met kaartmateriaal. Desondanks blijft het een complex gegeven.

 

Afb. 2 – Links de projectie van de locatie van het “molenhuys” op de huidige kadastrale kaart. In het groen het gedeelte waar Rembrandt is geboren. In het blauw het meest noordelijke volume van het molenhuys. Hier woonde Rembrandts stiefgrootvader Cornelis Claesz van Berckel.

ONDERZOEK NAAR HET GEBOORTEHUIS VAN REMBRANDT
STATUS QUAESTIONIS longread nog 12 min

Bonboeken, register overdracht onroerend goed
Ten behoeve van de publicatie In ’t huis van Rembrandt werd in 1938 voor het eerst systematisch onderzoek gedaan naar de geboorteplek van Rembrandt. Ten grondslag aan dit onderzoek lagen de zogenaamde bonboeken, een register waarbij (onder andere) de overdracht van onroerend goed werd bijgehouden en waarbij voor ieder perceel een bladzijde is gereserveerd. De registers danken hun naam aan de bonnen, administratieve eenheden waarin het Leidse stadsgebied was onderverdeeld.10  De bonboeken werden aangelegd tussen 1642 en 1648 en zijn bijgehouden tot 1811.11 Concreet betekent dit dat elke eigendomsoverdracht van een perceel vanaf het midden van de zeventiende eeuw tot het begin van de 19de eeuw op één pagina wordt vermeld. Aan het begin van de negentiende eeuw wordt het kadaster operatief. Informatie van de bonboeken kan soms eenvoudig worden gekoppeld aan kadastrale informatie. In dit specifieke geval is dat niet zo, en toch is dat precies wat er tijdens het onderzoek in 1938 is gedaan.

Het probleem daarbij is het volgende. Uit archivalische bronnen is bekend dat Rembrandts broer, Adriaen Harmensz van Rijn, het ouderlijk huis aan de Weddesteeg erft van hun moeder Neeltgen van Zuytbrouck omstreeks 1640.12  Echter, in het bonboek staat Adriaen vermeld als eigenaar van vier opeenvolgende percelen aan de Weddesteeg. Bovendien worden in de bonboeken ook nog hun in 1630 overleden vader en hun in 1627 overleden stiefgrootvader genoemd. Hierdoor zijn er minstens zes pagina’s en dus percelen in het bonboek die in aanmerking komen om het geboortehuis van Rembrandt te zijn. Tijdens het onderzoek in 1938 is om onduidelijke redenen één specifieke bladzijde gekozen om vervolgens een perceel aan te koppelen, met name folio 226, het folio dat leidt naar het laatnegentiende-eeuwse Weddesteeg 9.

Dit is niet helemaal de juiste conclusie, want ondanks dat de bonboeken een belangrijke hulpbron vormen tijdens het onderzoek naar het geboortehuis, kunnen ze niet één-op-één dienen als uitgangspunt. Dit heeft er in de eerste plaats mee te maken dat de bonboeken voor de situatie van rond 1600 geen contemporaine bron zijn. De bonboeken zijn omstreeks het midden van de zeventiende eeuw aangelegd. Rembrandt werd echter geboren in het begin van de zeventiende eeuw. In 1631 verlaat hij Leiden voor Amsterdam. De vader van Rembrandt vergaart zijn onroerend goed zelfs al aan het einde van de zestiende eeuw. Ondanks dat de bonboeken vaak informatie bevatten die teruggaat tot aan het begin van de zeventiende eeuw, kan, om voorgaande redenen, beter worden teruggegrepen op de voorgangers van de bonboeken, namelijk het Register Vetus (1585-1601) en het Oud-Belastingboek (1601-1642/48). Daarnaast bevatten deze perceelsgewijze registers geen geografische informatie over hoe de verschillende percelen zich tot elkaar verhouden. Dit maakt het een complex geheel. Misinterpretaties tijdens hedendaags onderzoek, maar ook contemporaine administratieve fouten, zijn daarom gauw gemaakt.

Straetbouc en waterbouc
Om die reden vormen ook twee andere belangrijke bronnen het startpunt van dit onderzoek, namelijk het straetbouc (stratenboek) en het waterbouc (grachtenboek). Dit zijn een serie ingebonden kaarten met ingekleurde opmetingen van het gehele stadsgebied, waarbij de maten aan de straatzijde zijn aangegeven in Rijnlandse Roede en elk perceel is voorzien van de naam van de toenmalige eigenaar. De kaartenreeks werd aangelegd in opdracht van stadsecretaris Jan van Hout (1542-1609) in het laatste kwart van de zestiende eeuw, en werd uitgevoerd door landmeters Simon Fransz van Merwen, Salomon Davidsz van Dulmanhorst en Jan Pietersz Dou.13  De opmetingen zijn zo betrouwbaar dat er tot op heden nog steeds naar teruggegrepen wordt in historisch onderzoek.

Nieuw onderzoek naar het geboortehuis van Rembrandt
Tijdens het nieuwe onderzoek naar het geboortehuis van Rembrandt werd gestart met het bestuderen van kaart nr. 13 uit het Straetbouc (afb. 2). De kaart toont op de hoek van de Weddesteeg en het Noordeinde een perceel dat in bezit is van Pieter Woutersz, smit. Op de hoek van het huidige Galgewater en de Weddesteeg bevindt zich een perceel dat toebehoort aan Cornelis Huibrechtsoon. Dit is waarschijnlijk een administratieve fout, en is de correcte eigenaar Hu(ij)brecht Corneliszoon, een molenaar van Noortwijkerhout, zoals ook genoteerd staat in de Volkstelling van 1581 en in het Register Vetus van omstreeks 1585.14 Tussen de voornoemde hoekpercelen is een perceel getekend in eigendom van Cornelis Claesz (van Berckel), molenaer – de stiefgrootvader van Rembrandt. Tussen dit perceel en het zuidelijk gelegen perceel van Pieter Woutersz is er een steeg of een poort getekend die leidt naar het aan het Noordeinde gelegen perceel van Arent Jansz Smit. De poort ligt op een afstand van 9-3-6 Rijnlandse Roede, omgerekend 35,00 meter, ten opzichte van de zuidelijke hoek van de Weddesteeg.15  Op de kadasterkaart van landmeter H.L.A. van Campen uit 1899 ligt de poort op nog precies dezelfde plaats (vgl. afb. 1).16  De positie van de steeg is in ruim drie eeuwen ongewijzigd gebleven en vormt een belangrijk ankerpunt in het onderzoek.

 
Afb. 3 – Detail van kaart 13 uit het “straetbouc” van Van Dulmanhorst en Dou 1588-1597 – (ELO, SAII, Archiefblok 0501A, Inventarisnummer 5153, scan: NL-LdnRAL_AR_501A_5153_0028)

Ten noorden van de poort bevindt zich het perceel van Rembrandts stiefgrootvader Cornelis Claesz van Berckel (†1627). Het perceel meet op de laatzestiende-eeuwse kaart omgerekend 19,46 meter en omvat op de kadastrale kaart van 1879 de percelen nr. 5 tot en met nr. 11 (afb. 1). Het perceel ten noorden daarvan, behorend aan Cornelis Huibrechtsz, meet omgerekend 9,10 meter en omvat op de kadastrale kaart van 1879 nrs. 13 en 15. Ten noorden daarvan ligt Galgenwater 24 aan wat voorheen de nedergelegde vestwal werd genoemd. Dit perceel is pas begin zeventiende eeuw ontstaan en bebouwd, na de uitbreiding van 1611 en het neerhalen van de oudere stadsommuring, en komt dus niet voor op de laatzestiende-eeuwse kaart.

Register Vetus van omstreeks 1585
De gegevens van de kaarten uit het Straetbouc en Waterbouc kunnen worden aangevuld met gegevens uit het eerder vernoemde Register Vetus van omstreeks 1585. Het noordelijk gelegen perceel van Hubrecht Cornelisz is bebouwd met een “huysken” dat hij zelf bewoont, en een “camerken” dat hij verhuurt. Het zuidelijke hoekperceel van Pieter Woutersz. heeft een “huys” dat georiënteerd is op het Noordeinde. Aan de Weddesteeg is een “camerken” gelegen. Het tussengelegen perceel van Cornelis Claesz heeft een “huys” en een “tuyn” (zie ook afb. 3, rechtsboven).17

Zoals reeds vermeld, was Cornelis Claesz van Berckel de stiefgrootvader van Rembrandt. Hij huwde tussen 23 november 1574 en 8 augustus 1575 de grootmoeder van Rembrandt, Lijsbeth Harmensdr (†1599). Lijsbeth, wellicht geboren in of bij Delft, was weduwe van Gerrit Roelofsz (†1572), moutmolenaar en de biologische grootvader van Rembrandt. Uit het huwelijk met Lijsbeth werden vier kinderen geboren: Neeltje, Marijtge, Roelof en Harmen. Deze laatste was Rembrandts vader.18

Harmen Gerritsz werd geboren omstreeks 1567/68. Hij trouwt met Neeltgen Willemsdr van Zuytbrouck, op 8 oktober 1589. Uit dit huwelijk wordt Rembrandt geboren. Net voor het huwelijk koopt Harmen van zijn stiefvader, Cornelis Claesz van Berckel, de helft van de moutmolen ter hoogte van de Witte Poort met de helft van het gereedschap. Ook koopt hij de zuidzijde van het molenhuys, gelegen in de Weddesteeg, met ten oosten daarvan een nieut gemaeckt huysken. De noordzijde van het molenhuis blijft behouden door Cornelis Claesz van Berckel (afb. 3, linksonder). Ten slotte staat in de akte ook vermeld dat Harmen eigenaar wordt van het gehele zuidelijke gelegen erf (de hierboven vernoemde “tuyn”) grenzend aan de voornoemde poort van Aernt Jansz Smit.19 

Ruim tien jaar later wordt het bezit van Harmen uitgebreid. Harmens moeder overlijdt in 1599 en in 1600 wordt de erfenis verdeeld onder Harmen en de kinderen van zijn zus Marytgen. Ondanks dat Marytgen nog leeft, is niet zij, maar zijn haar kinderen erfgenamen. De kinderen worden in de akte weeskinderen genoemd, wat in dit geval wil zeggen dat hun vader overleden is. De andere broer en zus van Harmen en Marytgen zijn op het moment van verdeling al overleden. De erfenis bestaat onder andere uit “seeckere huysingen ende erven, […], in 't geheel belent ende belegen hebbende aen d'een sijde ten noorden voor[schreven] Claes Cornelisz., molenaer, […], ende aen d'ander zijde ten suyden de voors[chreven]. Harman Gerytsz., molenaer, selffs mit zijn huys ende erff, eertijts bij hem van sijn stieffvader ende moeder voornoemt gecoft”.20

  Afb. 4 –Grafische studie op basis van archiefinformatie van de ontwikkeling van het perceel van Cornelis Claesz van Berckel aan het einde van de zestiende eeuw. In 1589 koopt zijn schoonzoon Harmen Gerrits het groene gedeelte op de kaart linksonder samen met de helft van de molen. In 1600 wordt zijn bezit door vererving uitgebreid zoals in groen aangeduid op de kaart rechtsonder. Het blauwe gedeelte wordt geërfd door de kinderen van zijn zus, die het niet veel later weer verkopen aan Cornelis Claesz van Berckel.

De erfenis gaat met andere woorden om de voornoemde noordzijde van het molenhuis. Er wordt overeengekomen dat Harmen de zuidzijde er van krijgt, grenzend aan het huis dat hij al eerder had gekocht. Verder krijgt hij een erf en een nieuw gebouwd achterhuis, met de voorwaarde dat zijn tante (moeye) Marijtgen Harmansdr hier zonder huur mag blijven wonen tot aan haar overlijden (afb. 3, rechtsonder).21  Het resterende noordelijke deel gaat in eigendom naar de kinderen van Marytgen. De drie kinderen, m.n. Neeltje, Gerrit en Marijtge, zijn op dat moment respectievelijk ca. 16, 14 en 12 jaar oud.22  Op 16 juli 1602 verkopen ze het huis aan hun stiefgrootvader Cornelis Claes samen met 1/8 van de molen.23 Marytgen zelf is kort na de erfenisverdeling in 1600 overleden.24 Belangrijk om weten is dat Harmen bij de verdeling ook enkele voorwaarden moet vervullen die ervoor zorgen dat het noordelijk volume van het molenhuis feitelijk wordt gesplitst. Zo moet hij in de tussengevel een deur met kozijn verwijderen en de deuropening dichtmetselen. Ook moet hij een nieuwe ingang maken vanuit de Weddesteeg, naar alle waarschijnlijkheid in het resterende noordelijke volume, en moet hij zorgen voor een houten schutting die het erf verdeelt tussen hem en de kinderen van zijn zus.25

Het oorspronkelijke molenhuis kent na deze erfenisverdeling van 1600 een driedeling. Het noordelijk gedeelte behoort toe aan Marytgens kinderen (kort daarna weer verkocht), en het middelste gedeelte samen met het zuidelijk gedeelte behoren toe aan Harmen. Daarnaast bezit Harmen ook nog het door zijn tante bewoonde achterhuis en een zuidoostelijk gelegen huis dat rond 1589 is gebouwd. Ten zuiden van deze volumes bevindt zich een tuin die wordt begrensd door de poort.

Oud Belastingboek uit 1601
Deze gegevens kunnen worden vergeleken en aangevuld met informatie uit het Oud Belastingboek uit 1601. Hierin wordt vermeld dat noordelijk in de Weddesteeg Claes Cornelisz molenaar woont, zoals ook genoemd in de erfenisverdeling van 1600. Claes Cornelisz, wellicht de zoon van Cornelis Claesz van Berckel, werd omstreeks 1590 eigenaar van het perceel.26  Ten zuiden van hem woont Harmen Gerritsz molenaer met syn susters kinderen, gevolgd door Harmen Gerritsz, en Harmen Gerritsz met een “thuyn”. Ten zuiden van de tuin ligt de poort, gevolgd door het perceel van Pieter Woutersz, smit.27  Wat betreft het molenhuis komt deze verdeling overeen met de hierboven geschetste situatie (afb. 3, rechtsonder).

Haertsteden- ofte Schoorsteengeldt
Vijf jaar later, in 1606, wordt Rembrandt geboren. Omstreeks dezelfde tijd wordt het Haertsteden- ofte Schoorsteengeldt opgehaald – een eenmalige belasting door de Staten-Generaal geheven. Ook in dit belastingsregister worden de eigenaren en bewoners genoteerd. Van noord naar zuid zijn dit: Claes Cornelisz molenaer dat hij bewoont; Cornelis Claesz van Berckel dat hij bewoont; Harman Gerritss molenaer, dat hij bewoont; Pieter Wouterss smith dat bewoont wert bij Maritgen Joosten; dezelve dat bewoont wert bij Jan Dircxz volder; en dezelve dat bewoont wert bij Moijses de Keyser.28  De informatie is vrij eenduidig. Er zijn geen grote veranderingen ten opzichte van het Oud Belastingboek. Op de plek van “syn susters kinderen” woont nu Cornelis Claesz van Berckel, die in 1602 het huis had teruggekocht. Min of meer dezelfde situatie wordt aangetroffen in het Hoofdgeldboek uit 1622, een op basis van belasting gedaande volkstelling. Van noord naar zuid wordt eerst Claes Cornelisz molenaer genoemd, vervolgens zijn zoon Cornelis Claesz. Vervolgens wordt Cornelis Claesz molenaer (van Berckel) genoemd samen met zijn derde vrouw “Ariaentge Ven[n]e” en ook “Maertge haer kint”, wellicht een andere spelling van Marytgen Gerrits, en dus de stiefkleindochter van Van Berckel.29
Ten zuiden ervan woont het gezin van Harmen Gerritsz van Rijn met zijn vrouw Neeltgen W[ille]ms en vijf van hun kinderen: Gerrit, Machtelt, Corn[elis], Rembrant, en Lijsbeth. De tweede zoon Adriaen wordt hier niet genoemd en zal elders gewoond hebben (als schoenmaker?). Willem woont bij Jan Gerritsz, bakker aan de Coepoortsgraft (de huidige Doezastraat).30

In 1630 overlijdt Rembrandts vader, Harmen Gerritsz. Op 27 april wordt hij begraven in de Pieterskerk.31 Ongeveer een jaar later verlaat Rembrandt Leiden en vertrekt hij voorgoed naar Amsterdam. De erfenis van Rembrandts vader gaat naar zijn moeder, Neeltgen Willemsdr. van Zuytbrouck, die tien jaar later overlijdt en op 14 september 1640 wordt begraven in de Pieterskerk. Na het overlijden van Neeltgen gaan o.a. het molenbedrijf (molen aan de Witte Poort) en het ouderlijk huis aan de Weddesteeg over op zoon Adriaen, broer van Rembrandt. Hij moet daar zijn broers en zus voor compenseren, zodat zij een gelijk erfdeel krijgen.32

Dat Adriaen de eigenaar wordt van het ouderlijk huis blijkt ook uit de voornoemde bonboeken. In dit register wordt Adriaen aangeduid als eigenaar van vier verschillende percelen.33 De voormalige tuin ten noorden van de poort wordt aangeduid als perceel A (folio 227), ten noorden daarvan perceel B (folio 226v), ten noorden daarvan perceel C (folio 226). In de bonboeken wordt vermeld dat perceel C wordt verkocht samen met het volgende huis (perceel B), perceel B wordt respectievelijk verkocht met een achtergelegen perceel D dat een gang heeft die uitkomt op de nedergelegde wallen. Perceel A wordt apart verkocht in 1655. Deze perceelsverdeling is nog steeds terug te voeren op de totstandkoming omstreeks 1600. Perceel B betreft het oorspronkelijke huis dat in 1589 werd gekocht. Perceel C werd bij de splitsing van het molenhuis daaraan toegevoegd omstreeks 1600. Het achterliggende perceel D betreft naar alle waarschijnlijkheid het achterhuis waarin Harmens tante tot aan haar overlijden kosteloos mocht blijven wonen (afb. 4).

  Afb. 5 – Interpretatie van de folio’s in de bonboeken geprojecteerd op grafische studie.

Wanneer de perceelsscheidingen vergeleken worden met de laatzestiende-eeuwse kaart van Van Merwen, Van Dulmanhorst en Dou met de vroegnegentiende-eeuwse kadasterkaarten kan worden geconcludeerd dat de globale perceelsscheidingen gehandhaafd bleven doorheen de eeuwen heen. Naar alle waarschijnlijkheid geldt dat ook voor de perceelsscheidingen die aan het einde van de zestiende eeuw tot stand kwamen tijdens de verdeling van het oorspronkelijke molenhuis. Er is tijdens het archiefonderzoek geen informatie aangetroffen die wijzen op sterke veranderingen in de perceelstructuren. Om die reden kan de breedte van de historische kadasterkaarten worden aangehouden voor de reconstructie van het geboortehuis van Rembrandt.

Geboortehuis locatie
Om te concluderen kan worden gesteld dat het huis van Rembrandt van Rijn, anders dan in 1906 en in 1938 werd gesteld, niet ligt ter hoogte van de voormalige kadastrale percelen nr. 11 of nr. 9, maar ter hoogte van nr. 7 én nr. 9. Harmen Gerritsz van Rijn had op dat moment beide panden (volumes) in bezit (afb. 5). Ten zuiden daarvan had hij ook nog het bezit van een tuin, het latere perceel nr. 5.

Het aanzicht van Rembrandst geboortehuis
Er zijn geen duidelijke afbeeldingen bewaard waarin Rembrandts geboortehuis wordt aangeduid. Toch kan het een en ander worden ontleend aan de vogelvluchtkaart van Pieter Bast van 1600. Op deze kaart zien we helemaal noordelijk gelegen het hoekpand (een dwarshuis), op dat moment in bezit van Claes Cornelisz. Ten zuiden van dat pand bevinden zich drie dwarse volumes, gevolgd door een tuin en de poort. Het is aan te nemen dat de drie dwarse volumes overeenkomen met de drieverdeling van het oorspronkelijke molenhuis. Bovendien staat er ook nog een diepgeplaatst volume ten oosten van het meest zuidelijke deel (mogelijk het omstreeks 1589 nieut gemaeckt huysken), en een dwars volume centraal achteraan (mogelijk ’t nieuwe achterhuysgen, omstreeks 1600 gebouwd en bewoond door de tante van Harmen Gerrits). Het meest noordelijke deel van het molenhuis is voorzien van een topgevel, een zogenaamde Vlaamse gevel. Dit is mogelijk het huis dat omstreeks 1600 naar de kinderen van Harmens zus Marytgen ging. De twee andere dwarse volumes, met het diepe volume ten zuidoosten, vormen het geboortehuis van Rembrandt.

 

Afb. 6 – De grafische studie geprojecteerd op de Kadastrale Minuut van 1832 (links) en de vogelvluchtkaart van Pieter Bast van 1600 (rechts). De kaart van Bast toont heel duidelijk verschillende volumes ten noorden van de steeg, die vanuit het archiefonderzoek geïnterpreteerd kunnen worden en vanuit de kennis door middel van het bouwhistorische onderzoek dat in de laatste vijftien jaar is opgebouwd.

Pieter-Jan De Vos

Noten:

1 Hartmans, R., 2018. “Rembrandt, een nieuwe nationale held - De herontdekking van een Nederlands genie”, Historisch Nieuwsblad, 6, pp. 30-36.
2 Melle, M. van, 2006. “De Rembrandtfeesten in 1906, ‘Gelukkig vaderland, dat zijne groote mannen weet te waarderen’”, Ons Amsterdam, 5. [online: https://www.onsamsterdam.nl/tijdschrift/jaargang-2006/24-tijdschrift/tijdschrift-jaargang-2006/393-nummer-5-mei-2006, geraadpleegd 19-12-2018]
3 “Wat van Rembrandts geboortehuis over is”, Leidsch Dagblad, 17 mei 1906, p. 1.
4 Nieuwe Leidsche Courant, 8 mei 1963, p. 4.
5 Zie o.a. foto Erfgoed Leiden en Omstreken - PV82.07.673.
6 Vries, D.J. de, 2006. “In de ban van Rembrandt, huizen en herdenkingen”, Bulletin Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, 4, pp. 123-137. 
7 Deze kaart werd gegeorefereerd door Cor de Graaf en is te downloaden via: http://warper.erfgoedleiden.nl/maps/1386
8 Hemelman, A., en Vries, Th. de, 1938. In ’t huis van Rembrandt, gedenkboek ter gelegenheid van het vijentwintig-jarig bestaan van de nederlandsche Rotogravure Mij, Leiden.
9 Archivaris Piet de Baar uit het Regionaal Archief Leiden en Eric Dullaart van de Universiteit Leiden hebben samen de exacte geboorteplek van Rembrandt in de Weddesteeg kunnen bepalen. Mare, 30(16), 11-01-2007, p. 5.
10 Van der Vlist, E.T., 2001. “De bonboeken te Leiden”, in: G. Van Synghel (red.), Bronnen betreffende de registratie van onroerend goed in de Middeleeuwen en het Ancien Regime, Broncommentaren, 4, 85-107, p. 89.
11 R.C.J. van Maanen, 1976. ‘Het aanleggen van de bonboeken 1642-1648’, Jaarboekje voor geschiedenis
en oudheidkunde van Leiden en omstreken, 68, 81-87.
12 Erfgoed Leiden en Omstreken, 0506, ONA, XVI.1 - 200, fol.155.
13 Straetbouc Van Dulmanhorst en Dou 1588-1597 – (ELO, SAII, Archiefblok  0501A, Inventarisnummer 5153); Waterbouc Van Dulmanhorst en Dou 1583-1589 – (ELO, SAII, Archiefblok  0501A, Inventarisnummer 5113); Baar, P. de, 1985. “ Jan van Hout en zijn Straten en Grachtenboek”, in: Ups en downer. Bundel artikelen bij het afscheid van mr. W. Downer als gemeentearchivaris van Leiden, Leiden, 5-18.
14 Volkstelling: Erfgoed Leiden en Omstreken, SAII 0501A, inv.nr. 1289, fol.105V.; Vetus Register: Erfgoed Leiden en Omstreken, SAII 0501A, inv.nr. 6596, fol.134v.
15 De roede kwam uit op 3,765859m, zoals vermeld in het boek: Berends, G., 2017. Van punt tot mijl, de vroegere voet-, roede-, en mijlmaten in Nederland, Amersfoort, p.57.
16 H.L.A. van Campen 1899 (Erfgoed Leiden en Omstreken, PV477.1)
17 Erfgoed Leiden en Omstreken, SAII 0501A, inv. 6596, fol.134-135.
18 Alle genealogische gegevens zijn ontleend aan: De Baar, P.J.M., 1992. De Leidse verwanten van Rembrandt van Rijn en hun Leidse afstammelingen tot heden, 2de druk, Leiden.
19 Erfgoed Leiden en Omstreken, SAII 0501A, inv.nr. 0508 1370-1811, Waarboek 67Q, fol.44v.
20 Erfgoed Leiden en Omstreken, SAII 0501A, inv.nr. 2297, ONA, fol.79v-82v.
21 Ibidem.
22 Ibidem.
23 Erfgoed Leiden en Omstreken, 0508 OAR 1370-1811, Waarboek 67DD, f330, fol.44v.
24 De Baar, 1992.
25 Erfgoed Leiden en Omstreken, SAII 0501A, inv.nr. 2297, fol.79v-82v.
26 Erfgoed Leiden en Omstreken, SAII 0501A, inv.nr. 6596, fol.134v.
27 Erfgoed Leiden en Omstreken, SAII 0501A, inv.nr. AII6599, Oud Belastingboek, fol.227 en fol.227v.
28 Erfgoed Leiden en Omstreken, SAII 0501A, inv.nr. 4988, Kohier van het schoorsteengeld.
29 Erfgoed Leiden en Omstreken, Hoofdgeld 1622, SA II, inv. nr. 4022, (bon Noord-Rapenburg met vermelding Weddesteeg).
30 Ibidem
31 De Baar, 1992.
32 Erfgoed Leiden en Omstreken, 0506 ONA, XVI.1 - 200, fol.155.
33 Erfgoed Leiden en Omstreken, SAII 0501A, inv.nr. 6616, Kohier van het schoorsteengeld, fol.226 – fol.227.

 

 

kaart