Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Portretten Jan Willemsz en Jaepje door jonge Rembrandt

Twee door Rembrandt geschilderde portretten zijn herontdekt en worden op 6 juli 2023 bij Christies in Londen geveild. Spannend, omdat het portretten van Leidse personen zijn. Voor Erfgoed Leiden en Omstreken een goede reden om de Leidse archieven in te duiken en meer te weten te komen over het echtpaar Jan Willemsz van der Pluym en Jaepje Carels. 

Waar woonden ze, waren ze vermogend en verwant aan Rembrandt? Hadden ze een tuin naast de moeder van Rembrandt? Zijn de schilderijen inderdaad in 1635 geschilderd of toch eerder rond 1624?  En wat is de relatie met twee enorme portretten, die zich in twee verschillende verzamelingen in Amerika bevinden. Zijn deze door Backer geschilderd of toch door Carel van der Pluym? Voldoende vragen voor archiefonderzoek en zoals vaak leidde dit onderzoek naar nog meer vragen. En antwoorden! Deze doen we graag uit de doeken.

Jan Willemsz van der Pluym en Jaepje Carels woonden in de Nieuwsteeg
Jan Willemsz van der Pluym (ca 1564-1644) werd rond 15641 geboren in Leiden als zoon van Willem Aerntsz (ca 1530-ca 1570) en Catrijn Jansdr (ca 1540-na 1620). Rond 1567 werd zijn broertje Aernt Willemsz van der Pluym geboren. De broers woonden met hun moeder in de Nieuwsteeg2. Moeder Catrijn Jansdr hertrouwde rond 1574 met jonge Jan Jansz van Gameren, uitdrager en vroeger monnik bij de Bernardieten te Warmond.

Jaepje Carels is rond 1565 geboren in Leiden en trouwde op 29 april 1591 met Jan Willemsz in de Leidse Pieterskerk. Zij is dochter van glazenmaker Carel Dominicus en Willemtje Jacobsdr. Haar ouders woonden ook in de Nieuwsteeg. Dus Jan Willemsz en Jaepje Carels kenden elkaar bijna zeker van jongs af aan. Op 7 november 1591 kocht de vader van Jaepje, Carel Dominicus, een huis in de Nieuwsteeg voor zijn dochter en schoonzoon Jan Willemsz leidekker. De verkoper was jonge Jan Jansz van Gameren ofwel de stiefvader van Jan Willemsz leidekker. 


Jaepje en Jan Willemz kregen vier kinderen: Willem Jansz van der Pluym (ca 1592-1675), Dominicus van der Pluym (ca 1595-na 1660), Machtelt Jans van der Pluym (ca 1595-1629) en Catharina van der Pluym (ca 1600-1671). Jan Willemz van der Pluym was zowel leidekker als loodgieter van beroep, een vak dat ook door zijn voorvaderen werd uitgeoefend en hij weer doorgaf aan zijn beide zoons. Een vak ook waarmee hij veel geld vergaarde: bij zijn overlijden liet hij onder meer vijftien woonhuizen in Leiden na. 


Notaris Craen huwelijkse voorwaarden 1617. Handtekeningen van bruid Machteld Jans (van der Pluym), bruidegom Hendricus Swaerdecroon, vader Jan Willemsz (van der Pluym), moeder Jaepgen Carels en grootvader Karel Dominicus.

Waren Jan Willemsz van der Pluym en Rembrandt familie van elkaar?
Van de Weddesteeg waar Rembrandt woonde naar de woning van Van der Pluym in de Nieuwsteeg, is een wandeling van 800 meter en duurt een kleine tien minuten. Leiden was niet groot en als beide gezinnen in de Pieterskerk hebben gekerkt, zullen ze elkaar daar hebben ontmoet. Beide families bezaten in ieder geval graven in de Pieterskerk.

Maar in 1624 zullen de beide families meer verstrengeld raken: in dat jaar trouwde Domincus van der Pluym (zoon van de Jaepje en Jan Willemsz.) met Cornelia Cornelis van Suytbroeck, een volle nicht van Rembrandt. Rembrandt werd daarmee weliswaar geen familie van Van der Pluym, maar op de bruiloft zullen de Van der Pluymen en de Suytbroecken (waaronder dus Rembrandt) elkaar zeker hebben ontmoet en gesproken. Uit latere jaren is duidelijk dat Rembrandt en Jan Willemsz van der Pluym elkaar hebben gekend, want er is een notariële akte uit 1640 over de boedel van de moeder van Rembrandt, waarbij zowel Jan Willemsz van der Pluym als Rembrandt de akte tekenden.

Het is een misverstand dat Rembrandt en Van der Pluym familie waren van elkaar: de schoonouders van je volle nicht kan niet beschouwd worden als familie! Dus de families waren bekenden van elkaar, maar waren niet verwant.

Ook de hardnekkige vermelding van de tuin van Van der Pluym, grenzend aan dat van Rembrandt’s moeder is gebaseerd op een foutieve interpretatie van familie: Bredius schrijft in 1931 dat Van der Pluym in 1635 een tuin buiten de Hogewoerdse poort kocht, naast een tuin van Adriana van der Hal, de weduwe van Cornelis Willemsz Suytbroeck. En die laatste is niet Rembrandt’s moeder Neeltje Willems van Suytbroeck, maar de weduwe van haar broer. 

Het is ook niet uit te sluiten dat de contacten gebleven zijn in de periode dat Rembrandt in Amsterdam woonde. De andere zoon Willem van der Pluym vertrok naar Amsterdam en de oude Van der Pluym en zijn vrouw traden meerdere keren op als doopgetuige bij de doop van kleinkinderen.


ONA 200 nr 168. De handtekeningen van Adriaan van Rijn, Rembrandt van Rijn, Willem Harmens van Rijn, Jan Willems (van der Pluym), Dominicus Jansz van der Pluym en het merk van Elisabeth Harmens (van Rijn) onder de boedelverdeling in 1640.

Daarnaast is bekend dat Rembrandt Willem van der Pluym heeft getekend. Die tekening is vermeld in het testament van Willem van der Pluym en hing in zijn huis in Amsterdam.

Willem van der Pluym, Rembrandt 1634, zoals geïdentificeerd door Van Eeghen.

Wat betekent dit voor datering de twee portretten?
De bovenstaande historische gegevens sluiten een datering van 1635 en een toewijzing aan Rembrandt niet uit. Voor zover bekend zijn de schilderijen op de veiling niet gesigneerd en gedateerd, noch is er een leeftijd van de geportretteerden vermeld. Hoe komt men dan aan de datering van 1635?

Die datering lijkt gebaseerd op een schilderij in Amerika van een zittende vrouw, die qua gezicht identiek lijkt aan het kleine portretje. Dit grote schilderij is rechtsboven gesigneerd: Rembrandt f[eci]t met het jaartal 1635. Linksboven staat de leeftijd Aet[atus] Suae 70. Dat past zeer goed bij Jaepje Carels, die in 1565 werd geboren. Probleem is, dat kunsthistorici dit schilderij niet meer zien als een echte Rembrandt, maar als een werk van de Amsterdamse schilder Jacob Adriaensz Backer. De datering is tegenwoordig gesteld op ca. 1640 (in plaats van 1635 zoals op het schilderij), waarmee de dame op het portret eerder in 1570 geboren zal zijn.

Het grote schilderij van de man is online alleen in zwart-wit met een grof raster te vinden, waardoor het niet mogelijk is een handtekening of leeftijd te zien, maar gezien de exacte leeftijd waaronder het schilderij bekend staat, zal de man inderdaad 69 jaar zijn geweest. Aannemend dat dit schilderij gelijktijdig is gemaakt, moeten we derhalve ook 1640 als richtjaar aanhouden. Met een geboortejaar van 1564 voor Jan Willemsz van der Pluym, zou dat neerkomen op een 76-jarige man.


Portret van een 69-jarige man, ca 1635 (Carcoran Gallery, Washington), 120x94cm en portret van een 70 jarige vrouw ca 1640 (Metropolitan Museum of Art, New York), 128x99,4 cm. Het laatste schilderij is tegenwoordig toegewezen aan Jacob Adriaensz Backer (1608-1651).

Hiermee komt de datering van 1635 op losse schroeven, want die lijkt nergens meer op gebaseerd. Dus stel dat de experts van Christie’s correct zijn en dat de ovale portretjes wel werken van Rembrandt zijn, dan betekent dat automatisch, dat deze geschilderd zijn vóór de grote werken, die immers volgens de kunsthistorici door volgelingen van Rembrandt zijn gemaakt (het vrouwportret door Jacob Backer).

Er blijven nog vragen over: 
a. Waarom schilderde Rembrandt in 1635 toen hij al naam had gemaakt zulke hele kleine schilderijen, terwijl zijn portretten in die periode veel groter waren?  Past het stilistisch wel in de jaren rond 1635 als werk van Rembrandt?
b. Hoe kwam Backer rond 1640 in Amsterdam aan de originele portretten, op dat moment ongetwijfeld in Leiden hangend in het huis van Jan Willemsz van der Pluym?
c. Waarom kreeg Backer de opdracht de kopieën te maken, een man die ogenschijnlijk geen relatie heeft tot de familie Van der Pluym. Dat Van der Pluym geregeld in Amsterdam kwam, lijkt duidelijk gezien het feit dat zoon Willem daar woonde en werkte, maar waarom Rembrandt dan niet gevraagd?
d. Waarom zijn de kopieën uitgebreider met een lichaam, zittend op een stoel?

Portretten door de jonge Rembrandt gemaakt in 1624
Is er een logischer verklaring die bovenstaande vragen kan beantwoorden? Jazeker, die is er. Is het niet logischer dat Rembrandt zo’n tien jaar eerder in het begin van zijn carrière nog in Leiden de portretjes heeft geschilderd. Het jaar 1624, Rembrandt is dan in zijn late tienerjaren, is het jaar dat Dominicus van der Pluym trouwde met de nicht van Rembrandt. Hij was toen net als schilder begonnen en wellicht heeft Van der Pluym de jonge schilder benaderd voor de portretten. Dat zou overigens wel betekenen dat dit wellicht de oudst bekende portretten van Rembrandt zijn. Het formaat komt dan ook overeen met de kleine werken die van hem bekend zijn uit zijn beginjaren. Mogelijk is ook de wat andere stijl beter verklaarbaar met een vroegere datering. De werken lijken wat grof van karakter.

Boedelinventaris Catharina van der Pluym vermeldt beide schilderijen
In 1645 overleed Jan Willemsz van der Pluym in zijn woning in de Nieuwsteeg, nadat zijn vrouw vier jaar eerder daar was overleden. De beide ovale schilderijtjes zullen, met ongetwijfeld andere schilderijen, verdeeld zijn over de nog in leven zijnde kinderen en kleinkinderen. De beide portretten lijken terecht zijn gekomen bij dochter Catharina van der Pluym. Zij woonde in Leiden aan de Breestraat 119 en waarschijnlijk hebben de schilderijen daar nog jaren gehangen. In 1671 overleed Catharina van der Pluym in Amsterdam, waar ze op het eind van haar leven naar toe was verhuisd. Vermoedelijk woonde ze in bij haar broer Willem Jansz van der Pluym. Na haar overlijden werd een boedelinventaris opgemaakt en beide schilderijen zijn daarin vermeld: twee ovael kontrefeytsels van een man ende vrouw, tien gulden.

ONA Amsterdam 2410, nr 100

In 1671 was alleen broer Willem van der Pluym nog in leven en het lijkt logisch dat de portretten bij hem terecht zijn gekomen. En zelfs al zouden de portretten in eerste instantie op de zoon van Dominicus, Carel van der Pluym, zijn vererfd, dat zullen ze na diens dood in 1672 alsnog bij zijn oom Willem terecht zijn gekomen.

Hoe dan ook, het is bekend dat Willem vele familieportretten bezat en dat hij bewust was van de historische waarde van de voorouderlijke portretten. De kinderen van zijn oudste dochter Maria Willems van der Pluym (1624-1663) en haar man Hendrick ten Hoove (ca 1625-1679) erfden onder meer de tekening van Willem van der Pluym door Rembrandt op voorwaarde dat de schilderijen en de tekening binnen de familie zullen worden bewaard tot gedachtenis van de voorouders.

Jacoba ten Hoove (1661-1698) erfde een schilderij van overgrootvader Jacob door Lucas van Leyden (1494-1533), die te identificeren is als Jacob Willems, goudsmid. Ook hierbij is specifiek aangegeven dat het schilderij onder de nazaten moest blijven. Gerrit Vermaten (1657-?), zoon van dochter Machteld van der Pluym (1635-1684) kreeg vijf schilderijen, waarvan twee op één bord. Afgebeeld waren de vader van de erflater, Jan Willemsz van der Pluym, en van de erflaters grootvader en overgrootvader van moederszijde, die derhalve moeten slaan op Karel Dominicus (ca 1540-1628) en diens vader Dominicus Fredericx (ca 1515-voor 1591). Waren de “twee op één bord” schilderijen de beide nu geveilde schilderijtjes?

Uiteindelijk zitten in de boedel van Marten ten Hove (1683-1759), achterkleinzoon van Willem Jansz van der Pluym, vele schilderijen, waaronder twee van Rembrandt. Deze werden in 1760 verkocht en Van Eeghen zag in 1977 hierin de beide nu in Amerika aanwezige portretten, maar zij kende de kleine exemplaren niet.

Maker van de grote portretten mogelijk Carel van der Pluym
Blijven over de vragen rond de kopieën, de grote portretten. Wanneer zijn die gemaakt en behoren die ook tot de boedel. Een logisch moment voor het maken van de kopieën zou tussen 1645 en 1650 kunnen zijn geweest. Slechts één kind kon de portretten erven en wellicht wilde één van de anderen ook graag een exemplaar van de portretten. Als opdrachtgever komen dan de beide broers in aanmerking. De vraag is of het logisch is, dat Jacob Backer werd benaderd. De familie was kapitaalkrachtig genoeg om door Rembrandt een kopie te laten maken, die immers ook de originelen had gemaakt.

Maar waarom niet dichterbij huis gekeken? Als voor de hand liggende kopiist komt dan kleinzoon Carel Dominicusz van der Pluym (ca 1625-1672) naar voren, die uiteraard de werken zal hebben gekend en ze kan hebben geleend van zijn tante Catharina. Carel was leerling van zijn achterneef Rembrandt en kan in die periode de kopieën gemaakt hebben onder toeziend oog van Rembrandt. En wellicht was de opdracht van Rembrandt ook wel de portretten uit te breiden en er twee zittende personen van te maken.

Nazaaten verkochten portretten in 1760
De grote portretten zullen – als ze door Carel van der Pluym zijn gemaakt voor zijn ouders – uiteindelijk bij hem als oudste zoon zijn beland. Carel stierf echter zonder kinderen in 1672. Uit zijn laatste testament van 26-9-1669 blijken grote geldbedragen bestemd te zijn voor familieleden, waaronder een lijfrente van 100 gulden voor zijn ‘neef’ Rembrandt van Rijn, die een paar weken later overleed en dus nooit iets gehad heeft aan deze geste. Over portretten wordt niets gerept en het is niet onmogelijk dat de Van der Pluym-portretten naar de familie Van der Pluym zijn gegaan.

Uiteindelijk zullen zowel de grote als de kleine portretten door vererving bezit zijn geworden van Willem Jansz van der Pluym. Nazaten verkochten de werken in 1760 op een veiling. De beide grote zullen vanwege de handtekening verkocht zijn als werken van Rembrandt, de twee kleine kunnen best in 1824 op een andere veiling zijn terechtgekomen.

Wellicht dat onderzoek naar de schilderijen zelf meer informatie zal geven.

datum: 21 juni 2023

1in 1575 wordt hij 10 jaar oud genoemd, in 1587 24 jaar. De eerste vermelding komt op een geboortejaar van 1565, het tweede op een geboortejaar van 1563. Vandaar 1564
2 Veel gegevens over Leidse eigenaren van woningen tussen 1557 en 1606 zijn te vinden op de site www.historischleideninkaart.nl.

Vermelde bronnen:
A.Bredius, ‘Karel van der Pluym, neef en leerling van Rembrandt’in: Oud Holland 48 (1931), pp. 241-264
I.H. van Eeghen, ‘Willem Jansz van der Pluym en Rembrandt’, in: Maandblad Amstelodamum 64 (1977), pp. 6-15.

kaart