Erfgoed Leiden en omstreken

Info

#VVDW: Vroegmiddeleeuwse sporen bij het Bio Science Park

Wat nu een druk kruispunt van snelwegen en kantoren is, was vijftien eeuwen geleden al een plek van betekenis. Bij opgravingen op de locatie Snellius-Westflank (naast de A44) vonden archeologen resten van een nederzetting die in de zesde tot zevende eeuw bewoond was. Het is niet de eerste keer dat er in dit deel van de stad sporen uit deze vroege periode gevonden zijn. Hierdoor kunnen we steeds beter reconstrueren wat hier is gebeurd en hoe belangrijk deze plek was.

De vondsten brengen ons terug naar het dagelijks leven van de bewoners: hun huizen, erven en zelfs het werk van de smid. Maar ook naar hun plaats binnen een veel grotere nederzetting langs de Rijn.

Een houten huis van leem en vlechtwerk
De archeologen van Archol, ook gevestigd in het Bio Science Park, troffen sporen van een groot houten huis. Het hout zelf is verdwenen, maar de plekken waar de palen stonden waren nog zichtbaar als donkere verkleuringen in de grond. De wanden bestonden uit gevlochten takken die met leem waren bestreken, soms versterkt met planken. Dat blijkt uit kleine stukjes leem met afdrukken van vlechtwerk en hout.


Vierkante paalkuil met donkergrijze afdruk van een vergane paal in de kern, in het sporenvlak (boven) en in doorsnede (onder). De paalkuil is afkomstig uit de zuidelijke lange wand van het vroegmiddeleeuwse huis. Bron: Goossens 2025, afb. 6.5.

Woonstalhuis
Het gebouw was behoorlijk groot, zo’n 24 meter lang en 6,5 meter breed. Het had een dubbele functie: het westelijke deel diende als woonhuis en het oostelijke deel als stal. Dit is typisch voor dit soort woning, ook wel woonstalhuis genoemd. Op basis van de afmetingen, constructiewijze en het gevonden aardewerk dateren de archeologen dit huis rond 550–700 na Christus. Rond het woonstalhuis zijn sporen van twee kleinere bijgebouwen, greppels, vijf waterkuilen en verschillende afvalkuilen aangetroffen. Daarmee konden de onderzoekers het terrein verdelen in drie erven. Het middelste erf was vrijwel volledig bewaard en bevatte het woonstalhuis, een bijgebouw en twee waterkuilen. De noordelijke en zuidelijke erven zijn slechts gedeeltelijk teruggevonden. Delen van deze erven zijn in de afgelopen eeuwen verstoord geraakt waardoor de vroegmiddeleeuwse sporen verloren zijn gegaan. Daardoor kan de indeling van deze erven niet helemaal worden gereconstrueerd.


Sporen en structuren uit de vroege middeleeuwen/Merovingische tijd (met erfindeling), ook de sporen uit de latere periodes (volle middeleeuwen/late middeleeuwen A) en losse vondsten uit de Romeinse tijd zijn weergegeven. Bron: Goossens 2025, afb. 6.3.



Fragment leem met de afdruk van een plank (links) en een reconstructie hoe de wand van het huis eruit kan hebben gezien (rechts). Bron Goossens 2025, afb. 7.9.

Kleine vondsten, groot verhaal
Bijzondere archeologische vondsten zijn niet altijd de mooiste om te zien en vaak ook heel klein. Zo is het ook bij deze opgraving: juist de meest onooglijke brokjes geven veel informatie over het leven van de bewoners. Bijvoorbeeld de eerdergenoemde stukjes leem met afdrukken van plank en vlechtwerk. Een ander leemstukje vertelt zijn eigen verhaal: aan één kant was het verglaasd, omdat het was blootgesteld aan temperaturen van meer dan 1000 graden. Dit stukje maakte deel uit van een haardplaat waarin zulke hoge temperaturen werden bereikt. Geen normale keukenhaard dus, maar waarschijnlijk een plek waar een smid aan het werk was.



Fragmenten van smeltkroezen, bron: Goossens 2025, afb. 7.7.

Sporen van een smid
Op het zuidelijke erf kwamen meer aanwijzingen voor metaalbewerking naar boven, met als opvallendste de fragmenten van een lemen smeltkroes waarin metaal werd gesmolten. Daarnaast zijn een hitteschild van een smeedoven met gat voor de blaaspijp en resten van metaalslak gevonden. Metaalslak is een restproduct van het winnen en bewerken van metaal. De analyse toont dat hier ijzer is gesmeed, waarschijnlijk op kleine schaal: het repareren van gereedschap of het maken van eenvoudige voorwerpen zoals spijkers.



Fragment van een hitteschild (tuyère) met gat voor de blaaspijp, bron: Goossens 2025, afb. 7.15.

Deel van een groter geheel
Door onderzoek op andere percelen aan weerszijden van de A44 weten we dat de sporen bij Snellius-Westflank deel uitmaken van een veel grotere nederzetting langs de Rijn. Opgravingen in Nieuw-Rhijngeest (Oegstgeest) brachten een groot nederzettingsterrein aan het licht op de noordoostelijke oever van de Rijn. Deze ontstond rond 550 na Christus en bleef gedurende ongeveer 175 jaar in gebruik. Enkele bijzondere vondsten wijzen erop dat de nederzetting in de zesde en zevende eeuw een handelscentrum van bovenregionaal belang was. Ook bij de aanleg van de Rijnlandroute werden resten van de nederzetting gevonden bij de kruising van de Plesmanlaan en de A44. Het lijkt erop dat de erven bij Snellius-Westflank in de oostelijke rand van dit grote nederzettingsterrein lagen. Iets verder naar het zuidoosten zijn op de voormalige sportvelden aan de Plesmanlaan twee graven uit de periode 550–650 na Christus aangetroffen, waarschijnlijk van bewoners van de nederzetting.


De nederzetting Nieuw-Rhijngeest strekt zich uit aan weerszijden van de A44. Bron: Goossens 2025, afb. 8.3.

In de loop van de achtste eeuw verdween de bewoning in Nieuw-Rhijngeest geleidelijk. Tegelijkertijd nam de handel via de monding van de Oude Rijn af en werd vermoedelijk verlegd naar andere waterwegen. Dorestad, op de plaats van het huidige Wijk bij Duurstede, groeide in deze periode uit tot een belangrijk handelscentrum en nam waarschijnlijk een groter aandeel in de regionale handel over.

Vondst van de Week
Vondst van de week (#VVDW) is een rubriek van de erfgoedexperts van Erfgoed Leiden en Omstreken. Hierin delen zij opvallende vondsten en ervaringen. Via deze website, Instagram en Facebook houden ze je op de hoogte.

Chrystel Brandenburgh
25 september 2025

kaart