Verhaal: Eerste steen L. Goedeljee - oud 14 jaar 1882
- Genealogie
- Leiden
- Geschiedenis 1801-1900
- Geschiedenis 1901-1950
- Gebouwen
Pieterskerkhof 18/18A
De naam ‘Goedeljee’ wordt door vooral oudere Leidenaars gemakkelijk in verband gebracht met één van de beroemde 19e-eeuwse Nederlandse fotografen, Jan Goedeljee (1824-1905). Hij heeft o.a. talloze publicaties verluchtigd met portretten, landschappen en Leidse stadsgezichten.
GT_2151 (foto Thijs de Vries)
Zou bovenstaande gevelsteen met het opschrift L. GOEDELJEE. OUD 14 JAAR 1882 een nog te traceren familielid van Jan zijn?
De genealogische bron voor familienaam ‘Goedeljee’ voert terug naar Picardië in Frankrijk, eind 16e eeuw, waar het voorgeslacht leefde onder de naam ‘Goudelier’. Ook is met zekerheid vastgesteld dat aan de gevelsteen de voornaam Leendert is verbonden; hij is vernoemd naar zijn grootvader Leendert Borst.
Drie generaties terug in de tijd komt de gemeenschappelijke voorvader van Leendert en Jan Goedeljee in beeld, Nicolaas Goedeljee, geboren 7 december 1766, volmolenknecht en gehuwd in 1792 met Trijntje Verhoeven. In feite zijn ze dus verre achterneven van elkaar.
Toen Leendert op 3 juni 1868 werd geboren, woonden zijn ouders nog in de Pieterskerkstraat wijk 4 no. 682; dit komt overeen met het huidige huisnummer nr. 20. Vader Nicolaas Jacobus Goedeljee was evenals zijn vader Pieter Goedeljee stoelenmaker, getrouwd in 1865 met Maria Borst. Dit huwelijk duurde maar elf jaar, want Maria overleed al in 1876 op 47-jarige leeftijd.
Leendert was het tweede kind na zijn twee jaren oudere broer Pieter. Als laatste werd op 13 oktober 1870 Catharina Johanna als derde kind geboren. Dit gezin met kinderen rond de tien jaar had een moeder nodig en het duurde niet lang of Nicolaas Jacobus hertrouwde op 3 oktober 1877 in Leiden met Maria (Mietje) de Looij, die afkomstig was uit Aarlanderveen.
Het is denkbaar dat Leenderts vader wel eens uitkeek naar een ruimer pand om zijn vak van stoelenmaker beter te kunnen uitoefenen. De oplossing lag om de hoek! Op 9 augustus 1882 vond een scheiding plaats van de boedel van de overleden Maria Borst, waarbij aan Pieter de meubels, kleren en inboedel kwamen, getaxeerd op f 894,--, goud- en zilverwerk (f 87,70), materialen en gereedschappen (f 242,50) en het woonhuis Pieterskerkstraat 20 (f 3000,--), het werkhuis Pieterskerkstraat 5 (f 500,--) en het erf en schuur Pieterskerkhof 18 (f 350,--). De drie kinderen erfden toen elk f 835,70. Kennelijk durfde hij het toen aan om nieuwbouw te plegen aan het Pieterskerkhof.
Op 22 augustus 1882 verscheen van architect W.F. van der Heyden namens “de Heer N.J. Goedeljee een bericht van aanbesteding voor het maken van een Werk- en Bergplaats met 2 bovenwoningen op het Pieterskerkplein”.
En in hetzelfde jaar op 5 december verscheen in het Leidsch Dagblad een verzoek van hem aan de gemeenteraad. Hierop kreeg hij al op 16 december 1882 het antwoord, dat geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van het verzoek van [---] en van dat van N.J. Goedeljee, om een trottoir te leggen, bestaande uit hardsteenen banden en engelsche tegels, voor het perceel aan het Pieterskerkhof n⁰. 18, mits die trottoir niet breeder zij dan één meter (Ingekomen Stukken N⁰ 236).
Kennelijk waren de toenmalige woningen op dit perceel, die teruggaan tot 1650, aan herbouw toe.
In 1875 werd dit pand Pieterskerkhof 18 bewoond door Hendrikus Olieslager, die het o.a. gebruikte voor het houden en mesten van varkens. En hiervoor in 1874 huisde een Huis- en Rijtuigschilder P.C. Roodenburg.
Inmiddels was Leendert Goedeljee een ventje van 14 jaar en heeft hij met zijn vader in 1882 de eerste steen gelegd. De stoelenmakerij werd ingericht en de jaren gingen zonder bericht voorbij. Circa tien jaar later verschenen er met regelmaat advertenties in de krant: N.J. Goedeljee Pieterskerkhof No 18 Stoelenmaker, Verhuurder, maakt en repareert alle soorten van Rotting-, Kussen-, en Matstoelen en Stoelen met fineerzittingen en alles wat tot het vak behoort (LD, 28 jan. 1892). En dan verscheen uit het niets op 4 april 1893 van Leendert het volgende bericht op pagina 7 in het Leidsch Dagblad:
...
Vertrek Leendert Goedeljee Boord SS Koningin Wilhelmina met laatste groeten
Leendert, in 1888 nog vrijgesteld van militaire dienst wegens broederdienst, toen nog stoelenmatter, maar inmiddels 25 jaar, koos voor het avontuur en had toen kennelijk geen ambitie om het bedrijf van zijn vader over te nemen. Het stoomschip waar hij op duidde was de KONINGIN WILHELMINA van de Nieuwe Afrikaansche Handels Vennootschap, Rotterdam, in 1892 gebouwd door de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij te Fijenoord. Op 11 mei 1892 is het nieuw gebouwde stoomschip KONINGIN WILHELMINA op de eerste reis van Rotterdam naar Banana (aan de monding van de Congo-rivier) vertrokken en voer op 3 november terug naar Rotterdam. Het schip heeft tot 1897 onder Nederlandse vlag gevaren.
Op 14 april 1898 overleed Sara Catharina Goedeljee, een zus van Nicolaas Jacobus. Voor hem brak een moeizame tijd aan, waarin zijn gezondheid snel achteruit ging. Het duurde dan ook niet lang of Nicolaas Jacobus stierf op 1 september 1898, 73 jaar oud. De advertentie verscheen ruim anderhalve week later op 12 september met de voetnoot “Wegens buitenlandse betrekkingen eerst heden geplaatst.” Omdat er nog hypotheken op Pieterkerkhof 18 rustten, was publieke verkoop onvermijdelijk. Als verkopers traden op de kinderen Pieter, wonende te Ambrizette, Portugeesch Congo, Zuid-Westkust van Afrika (nu Angola; Ambriz ten noorden van Luanda), Leendert, handelsemployé, wonende te Manyanga in Afrika, Fransch Congo (nu Congo-Brazzaville, aan de benedenloop van de Congo-rivier), en Catharina Johanna, huishoudster in Den Haag.
Een paar maanden later, op 23 januari 1899, werd een aankondiging gedaan van FINALE UITVERKOOP mattenstoelen en enkele platen IJpenhout alsmede draaibank met gereedschappen. En tevens werd het hele pand in de verkoop gedaan:
...
Pieterskerkhof 18/18a (anno 2023) met 1e steen midden
(rechts) Leidsch Dagblad 23 januari 1899 - pagina 4
Kort daarna, op 14 februari 1899, verscheen in het Leidsch Dagblad een bericht ‘in bod gebrachte onroerende goederen’ in het Notarishuis aan den Burg, te Leiden, waaronder Pieterskerkhof 18 en 18a met MAGAZIJN c.a. en twee BOVENWONINGEN op f 4.100, Verhoogd met f 200, Nader met 100,-. Op 18 februari 1899 werd door dhr. P.T.L. Beenakker een bod van f 4.620 uitgebracht, maar uit de akte van notaris Coebergh blijkt dat hij handelde namens Pieter Dee. En een week later verscheen op 23 februari het bericht dat ondergeteekende P. DEE bij dezen bekend maakt, dat hij de zaak, door den Heer N.J. GOEDELJEE tal van jaren gedreven, vanaf heden voortzet. Hopende door net en degelijk werk, tegen concurreerenden prijs, zich het vertrouwen waardig te maken, verblijft hij met beleefde aanbeveling, Hoogachtend P. DEE, Pieterskerkhof 18, bij de Koorsteeg.
Het bedrijf was gered en Pieter Dee, de nieuwe eigenaar van het pand, heeft nog geruime tijd de Stoelenmatterij en Rietvlechterij geëxploiteerd. Per 1 januari 1911 wenst P. DEE, voorheen Goedeljee, aan Vrienden en Begunstigden een gezegend jaar. Het pand zou pas na het overlijden van zijn weduwe Neeltje van ’t Riet op 16 oktober 1939 verkocht worden, op een publieke veiling door notaris Markusse op 16/23 augustus 1940; het bracht toen f 5400,-- op.
Intussen is Leendert op 9 juni 1900 vanuit Angola teruggekeerd naar Pieterskerkhof 18 (in het gezin Dee) en op 12 augustus 1903 in Rotterdam gehuwd met de uit deze stad afkomstige Johanna Hulshoff. Met haar stichtte hij een gezin met vier kinderen, allen in Leiden geboren, te weten Floortje 1904, Jane Marie 1905, Nicolaas Jacobus 1906-1907, en Willemien 1909. De bij hen wonende stiefmoeder van Leendert, Maria de Looij, kwam op 10 januari 1907 te overlijden. Leendert verbleef van november 1910 tot maart 1911 in Davos, zodat hij wel wat aan zijn luchtwegen gemankeerd zal hebben. Op 20 april 1912 stierf op 43-jarige leeftijd Leendert Goedeljee te Leiden. Zijn beroep was toen: kantoorbediende. Zijn weduwe vertrok eind dat jaar naar Den Haag.
Dit verhaal is opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden, auteur Thijs de Vries. Voor contact met de commissie Geveltekens zie ons colofon.
GT_2151 (foto Thijs de Vries)
Zou bovenstaande gevelsteen met het opschrift L. GOEDELJEE. OUD 14 JAAR 1882 een nog te traceren familielid van Jan zijn?
De genealogische bron voor familienaam ‘Goedeljee’ voert terug naar Picardië in Frankrijk, eind 16e eeuw, waar het voorgeslacht leefde onder de naam ‘Goudelier’. Ook is met zekerheid vastgesteld dat aan de gevelsteen de voornaam Leendert is verbonden; hij is vernoemd naar zijn grootvader Leendert Borst.
Drie generaties terug in de tijd komt de gemeenschappelijke voorvader van Leendert en Jan Goedeljee in beeld, Nicolaas Goedeljee, geboren 7 december 1766, volmolenknecht en gehuwd in 1792 met Trijntje Verhoeven. In feite zijn ze dus verre achterneven van elkaar.
Toen Leendert op 3 juni 1868 werd geboren, woonden zijn ouders nog in de Pieterskerkstraat wijk 4 no. 682; dit komt overeen met het huidige huisnummer nr. 20. Vader Nicolaas Jacobus Goedeljee was evenals zijn vader Pieter Goedeljee stoelenmaker, getrouwd in 1865 met Maria Borst. Dit huwelijk duurde maar elf jaar, want Maria overleed al in 1876 op 47-jarige leeftijd.
Leendert was het tweede kind na zijn twee jaren oudere broer Pieter. Als laatste werd op 13 oktober 1870 Catharina Johanna als derde kind geboren. Dit gezin met kinderen rond de tien jaar had een moeder nodig en het duurde niet lang of Nicolaas Jacobus hertrouwde op 3 oktober 1877 in Leiden met Maria (Mietje) de Looij, die afkomstig was uit Aarlanderveen.
Het is denkbaar dat Leenderts vader wel eens uitkeek naar een ruimer pand om zijn vak van stoelenmaker beter te kunnen uitoefenen. De oplossing lag om de hoek! Op 9 augustus 1882 vond een scheiding plaats van de boedel van de overleden Maria Borst, waarbij aan Pieter de meubels, kleren en inboedel kwamen, getaxeerd op f 894,--, goud- en zilverwerk (f 87,70), materialen en gereedschappen (f 242,50) en het woonhuis Pieterskerkstraat 20 (f 3000,--), het werkhuis Pieterskerkstraat 5 (f 500,--) en het erf en schuur Pieterskerkhof 18 (f 350,--). De drie kinderen erfden toen elk f 835,70. Kennelijk durfde hij het toen aan om nieuwbouw te plegen aan het Pieterskerkhof.
Op 22 augustus 1882 verscheen van architect W.F. van der Heyden namens “de Heer N.J. Goedeljee een bericht van aanbesteding voor het maken van een Werk- en Bergplaats met 2 bovenwoningen op het Pieterskerkplein”.
En in hetzelfde jaar op 5 december verscheen in het Leidsch Dagblad een verzoek van hem aan de gemeenteraad. Hierop kreeg hij al op 16 december 1882 het antwoord, dat geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van het verzoek van [---] en van dat van N.J. Goedeljee, om een trottoir te leggen, bestaande uit hardsteenen banden en engelsche tegels, voor het perceel aan het Pieterskerkhof n⁰. 18, mits die trottoir niet breeder zij dan één meter (Ingekomen Stukken N⁰ 236).
Kennelijk waren de toenmalige woningen op dit perceel, die teruggaan tot 1650, aan herbouw toe.
In 1875 werd dit pand Pieterskerkhof 18 bewoond door Hendrikus Olieslager, die het o.a. gebruikte voor het houden en mesten van varkens. En hiervoor in 1874 huisde een Huis- en Rijtuigschilder P.C. Roodenburg.
Inmiddels was Leendert Goedeljee een ventje van 14 jaar en heeft hij met zijn vader in 1882 de eerste steen gelegd. De stoelenmakerij werd ingericht en de jaren gingen zonder bericht voorbij. Circa tien jaar later verschenen er met regelmaat advertenties in de krant: N.J. Goedeljee Pieterskerkhof No 18 Stoelenmaker, Verhuurder, maakt en repareert alle soorten van Rotting-, Kussen-, en Matstoelen en Stoelen met fineerzittingen en alles wat tot het vak behoort (LD, 28 jan. 1892). En dan verscheen uit het niets op 4 april 1893 van Leendert het volgende bericht op pagina 7 in het Leidsch Dagblad:
...
Vertrek Leendert Goedeljee Boord SS Koningin Wilhelmina met laatste groeten
Leendert, in 1888 nog vrijgesteld van militaire dienst wegens broederdienst, toen nog stoelenmatter, maar inmiddels 25 jaar, koos voor het avontuur en had toen kennelijk geen ambitie om het bedrijf van zijn vader over te nemen. Het stoomschip waar hij op duidde was de KONINGIN WILHELMINA van de Nieuwe Afrikaansche Handels Vennootschap, Rotterdam, in 1892 gebouwd door de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij te Fijenoord. Op 11 mei 1892 is het nieuw gebouwde stoomschip KONINGIN WILHELMINA op de eerste reis van Rotterdam naar Banana (aan de monding van de Congo-rivier) vertrokken en voer op 3 november terug naar Rotterdam. Het schip heeft tot 1897 onder Nederlandse vlag gevaren.
Op 14 april 1898 overleed Sara Catharina Goedeljee, een zus van Nicolaas Jacobus. Voor hem brak een moeizame tijd aan, waarin zijn gezondheid snel achteruit ging. Het duurde dan ook niet lang of Nicolaas Jacobus stierf op 1 september 1898, 73 jaar oud. De advertentie verscheen ruim anderhalve week later op 12 september met de voetnoot “Wegens buitenlandse betrekkingen eerst heden geplaatst.” Omdat er nog hypotheken op Pieterkerkhof 18 rustten, was publieke verkoop onvermijdelijk. Als verkopers traden op de kinderen Pieter, wonende te Ambrizette, Portugeesch Congo, Zuid-Westkust van Afrika (nu Angola; Ambriz ten noorden van Luanda), Leendert, handelsemployé, wonende te Manyanga in Afrika, Fransch Congo (nu Congo-Brazzaville, aan de benedenloop van de Congo-rivier), en Catharina Johanna, huishoudster in Den Haag.
Een paar maanden later, op 23 januari 1899, werd een aankondiging gedaan van FINALE UITVERKOOP mattenstoelen en enkele platen IJpenhout alsmede draaibank met gereedschappen. En tevens werd het hele pand in de verkoop gedaan:
...
Pieterskerkhof 18/18a (anno 2023) met 1e steen midden
(rechts) Leidsch Dagblad 23 januari 1899 - pagina 4
Kort daarna, op 14 februari 1899, verscheen in het Leidsch Dagblad een bericht ‘in bod gebrachte onroerende goederen’ in het Notarishuis aan den Burg, te Leiden, waaronder Pieterskerkhof 18 en 18a met MAGAZIJN c.a. en twee BOVENWONINGEN op f 4.100, Verhoogd met f 200, Nader met 100,-. Op 18 februari 1899 werd door dhr. P.T.L. Beenakker een bod van f 4.620 uitgebracht, maar uit de akte van notaris Coebergh blijkt dat hij handelde namens Pieter Dee. En een week later verscheen op 23 februari het bericht dat ondergeteekende P. DEE bij dezen bekend maakt, dat hij de zaak, door den Heer N.J. GOEDELJEE tal van jaren gedreven, vanaf heden voortzet. Hopende door net en degelijk werk, tegen concurreerenden prijs, zich het vertrouwen waardig te maken, verblijft hij met beleefde aanbeveling, Hoogachtend P. DEE, Pieterskerkhof 18, bij de Koorsteeg.
Het bedrijf was gered en Pieter Dee, de nieuwe eigenaar van het pand, heeft nog geruime tijd de Stoelenmatterij en Rietvlechterij geëxploiteerd. Per 1 januari 1911 wenst P. DEE, voorheen Goedeljee, aan Vrienden en Begunstigden een gezegend jaar. Het pand zou pas na het overlijden van zijn weduwe Neeltje van ’t Riet op 16 oktober 1939 verkocht worden, op een publieke veiling door notaris Markusse op 16/23 augustus 1940; het bracht toen f 5400,-- op.
Intussen is Leendert op 9 juni 1900 vanuit Angola teruggekeerd naar Pieterskerkhof 18 (in het gezin Dee) en op 12 augustus 1903 in Rotterdam gehuwd met de uit deze stad afkomstige Johanna Hulshoff. Met haar stichtte hij een gezin met vier kinderen, allen in Leiden geboren, te weten Floortje 1904, Jane Marie 1905, Nicolaas Jacobus 1906-1907, en Willemien 1909. De bij hen wonende stiefmoeder van Leendert, Maria de Looij, kwam op 10 januari 1907 te overlijden. Leendert verbleef van november 1910 tot maart 1911 in Davos, zodat hij wel wat aan zijn luchtwegen gemankeerd zal hebben. Op 20 april 1912 stierf op 43-jarige leeftijd Leendert Goedeljee te Leiden. Zijn beroep was toen: kantoorbediende. Zijn weduwe vertrok eind dat jaar naar Den Haag.
Dit verhaal is opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden, auteur Thijs de Vries. Voor contact met de commissie Geveltekens zie ons colofon.