Tijdens de inventarisatie van het familiearchief Hubrecht ontdekte medewerker André van Noort, archivist bij het RAL in een pak brieven een heel klein envelopje met een briefje er in. Of dit het kleinste archiefstuk van het RAL is zal nog moeten blijken maar een opmerkelijk klein documentje is het wel.

Het briefje is op 6 februari 1895 door Jan Hubrecht aan zijn grootmoeder geschreven. Jan was op 13 april 1883 in Utrecht geboren als zoon van de Utrechtse hoogleraar zoölogie prof. dr. Ambrosius Arnold Willem Hubrecht en Johanna Maria Molewater. In het briefje feliciteert de elfjarige Jan zijn grootmoeder en vertelt hij over zijn belevenissen op het ijs.
Het briefje zat in een brief van Jan’s broer Paul. Ook deze brief is van 6 februari 1895 en is gericht aan grootmoeder. Paul (geboren in Leiden op 8 juli 1880) beschrijft hierin dat het in Utrecht heerlijk schaatsenrijden is en dat er op de ijsclub een ringrijderij gehouden is.
De winter van 1894/1895 was zeer streng. Februari was de koudste maand in 40 jaar. Van 27 januari tot 17 februari vroor het in Utrecht onafgebroken matig tot streng. Schaatspret was er volop. Velen spraken van de mooiste schaatswinter in vele jaren. (Zie J. Buisman, Bar en boos. Zeven eeuwen winterweer in de Lage Landen (Baarn 1984) blz. 231 en 232).