Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Middagje station

  • Genealogie
  • Hillegom
  • Gebouwen

Middagje station

Middagje station


Ik verveelde me te pletter. Het was een mooie zomerse woensdagmiddag. Maar ik had niets te doen. Geen van mijn vriendjes was thuis. Mijn ouders hadden wel wat anders te doen dan mij bezig te houden. Tot overmaat van ramp had ik ook nog gehoord dat ik mijn wiskunde proefwerk verknald had. Ik bedacht dat het misschien wel leuk zou zijn om een middagje op het station rond te kijken.
Het stationsplein was toen heel wat anders dan nu. Het was een doodlopend driehoekig pleintje, dat aan de Stationsweg grensde. Je kon er slecht lopen, want de klinkerbestrating zat vol kuilen. Overal lagen rails. Tegen over het station stonden de trams naar Katwijk. Daarachter stonden goederenwagons. Ook voor het station tot bijna voor de hoofdingang waren wagons opgesteld.
Ik liep de hal van het station in. Het was een vies aftands gebouw, waar alleen de sloper nog eer aan kon behalen. 'Mag ik een perronkaartje?' Voor een dubbeltje kon ik mij de hele middag gaan amuseren.
Bij de toegang naar het perron zat in een hokje een kaartjesknipper. Hij bekeek mijn blauwe kaartje heel nauwkeurig voor hij er zijn tang in zette.

Het was druk op het perron. Ieder ogenblik kon de trein naar Haarlem binnen lopen. Met luid geraas reed een accutrekker met een stel wagens met postzakken op sleeptouw tussen het publiek door.
Nauwelijks hoorbaar kwam de trein binnen rijden. Alleen vlak voor het stoppen maakten de remmen een fel piepend geluid. De treinen in de gewone dienst tussen Amsterdam en Rotterdam waren electrisch. Het waren sinds de oorlog allemaal stroomlijntreinen. Groen geschilderd en met twee rode banden op de kop. Ze werden ten onrechte dikwijls diesels genoemd, een erfenis uit de jaren dertig toen er motortreinen in deze uitmonstering werden gebouwd. De vierkante bakken, blokkendozen, die hier tot de spoorwegstaking reden waren naar Noord Holland verbannen.
De wagenvoerder van de trein was uitgestapt. Hij stond met een hand aan het portier te wachten op het vertreksein. Halverwege het perron had de stationschef, die een rode pet droeg, zich opgesteld. Helemaal achteraan de trein zwaaide een conducteur dat alles in orde was. De chef blies op zijn fluit en stak zijn pannenkoek, een groene schijf met wit randje aan een stok, omhoog. De wagenvoerder sprong in de trein en trok de deur dicht. Door het raampje kon je nog net zien dat hij aan een hendel draaide. Het duurde even en toen kwam de trein bijna onmerkbaar in beweging. Hij trok snel op. Bij het langsrijden hoorde je de motoren brommen, twee achterlichtjes en de trein was weg. Na een paar tellen verdween hij bij de Maredijk uit het zicht.

Een luid gefluit weerklonk. Een goederentrein volgde de electrische op korte afstand. Woef, woef, woef woef klonken de felle stoomslagen.
De locomotief was een erfenis van het Engelse leger. Hij had een vale lichtgroene kleur. Op het machinistenhuis was in geel NS 4315 geschilderd. Ik zag nog net tussen de heen en weergaande stangen door dat er heel koddige wielen onder zaten. Het waren schijven met grote gaten en daarop ribbeltjes die aan spaken herinnerden.
Ieder moment kon er nu een trein naar Rotterdam komen. Ik ging over de voetgangersbrug naar het tweede perron. Ik zag dat het verkeer aan de Rijnsburgerweg stopte voor de spoorbomen. Naar mijn gevoel duurde het nog een lange tijd voor de trein binnenreed. Ik bleef een beetje op zij naar het gebeuren staan kijken, maar de stationschef met rode pet keek mij indringend aan. Nog voor hij het vertreksein had gegeven ging ik terug naar het eerste perron.

Van de kant van de Haagweg klonk een stoomfluit. Een geratel over de brug aan het Galgewater maakte duidelijk dat de trein uit Utrecht aankwam. Ik liep naar het einde van het eerste perron. Daar waren aparte sporen voor de stoomtreinen. Luid piepend kwam het boemeltje binnen. Er klonk nog een lang gesis en de trein stond stil. Een groot aantal deuren klapte tegelijk open. Het was verbazend hoeveel mensen uit de ouderwetse couperijtuigen te voorschijn kwamen.
Op de locomotief prijkte een groot bronzen bord: 'Nederlandsche Spoorwegen 5808". De machinist hing uit het raam naar buiten.Vanaf de voorzijde van de machine klonk: ftuf ftuf.....ftuf ftuf. ' Meester is dat de Westinghousepomp?' vroeg ik om mijn kennis te demonstreren. 'Hoe raad je het?' 'En is dat een Ramsbottom veiligheid?' Hij schudde het hoofd. 'Nee van Coale'. Ondanks deze misser was de bedoeling geslaagd; ik werd uitgenodigd om op de locomotief te komen kijken. Ik was nog niet boven of een rangeerder gaf een teken dat de machine omgereden moest worden. De meester draaide aan een groot handwiel en duwde een ijzeren stang voorop de ketel omhoog. Luid sissend gingen we vooruit. Na een kort stukje werd alweer gestopt. Het handwiel werd nu teruggedraaid. De rangeerder blies op zijn fluit en weer ging de ijzeren staaf, 'regulateur' zei de machinist, omhoog. We kregen aardig vaart, rammelend en schuddend gingen we richting Plesmanlaan. Daar was een draaischijf waar de machine bonkend opreed. De treinbemanning stapte af. 'Nergens aankomen' kreeg ik te horen. Met hulp van de rangeerder en nog een paar werkmensen die waren komen aanlopen werd de locomotief gedraaid. Tot mijn verwondering zou de locomotief weer achterstevoren voor de trein komen. Toen we terug reden naar het perron liet ik mijn verbazing merken. "O, op dit traject rijden we altijd achteruit'. Op het lijntje naar Utrecht met veel overwegen en bruggetjes loopt er nogal eens wat vee op de rails. Achteruit is het zicht veel beter. Er is dan geen ketel die het uitzicht beperkt. Ook blijven er geen stoomwolken voor het raam hangen.
Op het perron werd eerst gestopt om water in te nemen, voor de loc weer aan de trein gekoppeld werd. De machinist deed opeens erg schichtig. Hij wees naar buiten. Daar stond de stationschef, nu met een zwarte pet met brede gouden banden. Hij gebaarde mij naar beneden te komen. ' Hoe kom jij hier op het station?' Ik wou zeggen 'op mijn twee benen' maar dat hield ik maar voor me. Ik liet mijn perronkaartje zien. Hij stak dat in zijn zak en trok mij naar het hek aan het einde van het perron. 'Het station is geen speelplaats. Ik wil je hier nooit meer zien'
Als ik vandaag de dag met de trein mee moet vraag ik mij af of die uitspraak nog steeds geldt.

kaart