Verhaal: Eeste-steen-steen Korte Mare 16/Langegracht
- Genealogie
- Leiden
- Geschiedenis 1701-1800
- Geschiedenis 1801-1900
- Gebouwen
Korte Mare, Merlijn en de molen van de familie van Rembrandt
Dit is toch echt wel een bijzondere eerste-steen-steen, maar ook wel één met een rouwrandje. Laat ik beginnen met het laatste. Het hoekpand Korte Mare 16 heeft - in de zijgevel aan de Langegracht - een eerste-steen-steen, die gelegd is in 1843 door de amper 1 jaar oude Jan Cornelis Merlijn. Hij zou nog datzelfde jaar overlijden. Tot zo ver het rouwrandje. Het bijzondere aan de steen is, dat hij direct te linken is aan de molen van de familie van de beroemde schilder Rembrandt van Rijn. Hoe zit dat?
Korte Mare 16, hoek Langegracht
De vader van de zo jong overleden Jan Cornelis was Pieter Cornelis Merlijn (geboren in 1813), broodbakker, die in 1841 de bakkerszaak aan de Korte Mare van zijn vader Jan (geboren in 1775 ) overnam. Deze Jan had een broer Pieter (geboren in 1765) en hij was - vermoed ik - de laatste in een hele reeks Merlijns die (mede-)eigenaar waren van de Leidse korenmolen De Lely. Als Pieter Merlijn in 1850 overlijdt, lijkt J.H. Marijt eigenaar van de molen te worden. Waar stond molen De Lely eigenlijk? Als je vroeger bij de Witte Poort ging staan, aan het einde van het Noordeinde, met je rug naar de stad, dan stond De Lely op het bolwerk links van de poort. De eerste van die reeks eigenaren van molen De Lely uit de familie Merlijn, was vermoedelijk een andere Pieter Merlijn. Hij kocht in het eerste kwart van de 18e eeuw een houten molen die daar op dat bolwerk stond en de naam “De Rijn” droeg. Dat was de molen van de familie van Rembrandt. Pieter Merlijn liet die in 1730 slopen om op diezelfde plek een nieuwe stenen molen te bouwen met de naam “De Lely”.
Molen De Lely bij de Witte Poort. De molen was generaties lang (deels) eigendom van de familie Merlijn. Uitsnede uit een aquarel door J. van Ketweg uit 1761.
Op dit punt in mijn verhaal zal waarschijnlijk elke Leidenaar die ook maar iets van de historie van de stad en/of Rembrandt weet, uit zn stoel springen en roepen: ho ho, die molen van de familie van Rembrandt stond niet op het bolwerk links van de Witte Poort, maar op het bolwerk rechts van de poort, bij de Weddesteeg. En dat klopt, maar die houten molen “De Rijn” is op last van de gemeente in 1644 verplaatst naar het bolwerk aan de andere kant van de poort. Dat is op de bijgevoegde combi van twee kaartjes ook goed te zien. Nog een leuk weetje: die molen van de familie van Rembrandt was een tweedehandsje, de grootmoeder van Rembrandt had die in Noordwijk gekocht en laten overbrengen naar die plek bij de Weddesteeg. En - maar dit is een persoonlijk theorietje - door die molen kon Rembrandt zo’n grote schilder worden. Want na het overlijden van zijn vader, werd Rembrandts broer deel-eigenaar van de molen. Maar als een soort genoegdoening moest hij wel Rembrandt elk jaar 300 gulden geven. Dat lijkt weinig, maar in die tijd verdiende menig arbeider dat in een jaar. Dus door die 300 gulden kreeg Rembrandt de kans om zich helemaal op het schilderen te storten.
Twee details van plattegronden uit 1633 en 1649, waarop je kunt zien dat molen De Rijn van de familie van Rembrandt in 1644 is verplaatst van het bolwerk bij de Witte Poort langs de Weddesteeg naar het bolwerk aan de andere kant van de Witte Poort.
Terug naar de bakkerszaak op de hoek Korte Mare - Langegracht. Pieter Cornelis Merlijn had de zaak dus in 1841 van zijn vader overgenomen. Gezien de eerste-steen-steen uit 1843, heeft hij toen de zaak flink verbouwd of misschien zelfs daar een nieuw pand laten bouwen. Pieter Cornelis wordt niet oud, in 1849 overlijdt hij op zijn 37ste. Voor zijn vrouw Helena Martina Jacoba la Riviere de moeilijke taak om de bakkerszaak draaiende te houden. Dat lukt, door de steun van haar vader die ook bakker was. Maar in 1850 doet zij dan toch de brood-, beschuit- en kleingoedbakkerij over aan G.D. Beulink.
Korte Mare 16, zijgevel aan de Langegracht.
Korte Mare 16, hoek Langegracht
De vader van de zo jong overleden Jan Cornelis was Pieter Cornelis Merlijn (geboren in 1813), broodbakker, die in 1841 de bakkerszaak aan de Korte Mare van zijn vader Jan (geboren in 1775 ) overnam. Deze Jan had een broer Pieter (geboren in 1765) en hij was - vermoed ik - de laatste in een hele reeks Merlijns die (mede-)eigenaar waren van de Leidse korenmolen De Lely. Als Pieter Merlijn in 1850 overlijdt, lijkt J.H. Marijt eigenaar van de molen te worden. Waar stond molen De Lely eigenlijk? Als je vroeger bij de Witte Poort ging staan, aan het einde van het Noordeinde, met je rug naar de stad, dan stond De Lely op het bolwerk links van de poort. De eerste van die reeks eigenaren van molen De Lely uit de familie Merlijn, was vermoedelijk een andere Pieter Merlijn. Hij kocht in het eerste kwart van de 18e eeuw een houten molen die daar op dat bolwerk stond en de naam “De Rijn” droeg. Dat was de molen van de familie van Rembrandt. Pieter Merlijn liet die in 1730 slopen om op diezelfde plek een nieuwe stenen molen te bouwen met de naam “De Lely”.
Molen De Lely bij de Witte Poort. De molen was generaties lang (deels) eigendom van de familie Merlijn. Uitsnede uit een aquarel door J. van Ketweg uit 1761.
Op dit punt in mijn verhaal zal waarschijnlijk elke Leidenaar die ook maar iets van de historie van de stad en/of Rembrandt weet, uit zn stoel springen en roepen: ho ho, die molen van de familie van Rembrandt stond niet op het bolwerk links van de Witte Poort, maar op het bolwerk rechts van de poort, bij de Weddesteeg. En dat klopt, maar die houten molen “De Rijn” is op last van de gemeente in 1644 verplaatst naar het bolwerk aan de andere kant van de poort. Dat is op de bijgevoegde combi van twee kaartjes ook goed te zien. Nog een leuk weetje: die molen van de familie van Rembrandt was een tweedehandsje, de grootmoeder van Rembrandt had die in Noordwijk gekocht en laten overbrengen naar die plek bij de Weddesteeg. En - maar dit is een persoonlijk theorietje - door die molen kon Rembrandt zo’n grote schilder worden. Want na het overlijden van zijn vader, werd Rembrandts broer deel-eigenaar van de molen. Maar als een soort genoegdoening moest hij wel Rembrandt elk jaar 300 gulden geven. Dat lijkt weinig, maar in die tijd verdiende menig arbeider dat in een jaar. Dus door die 300 gulden kreeg Rembrandt de kans om zich helemaal op het schilderen te storten.
Twee details van plattegronden uit 1633 en 1649, waarop je kunt zien dat molen De Rijn van de familie van Rembrandt in 1644 is verplaatst van het bolwerk bij de Witte Poort langs de Weddesteeg naar het bolwerk aan de andere kant van de Witte Poort.
Terug naar de bakkerszaak op de hoek Korte Mare - Langegracht. Pieter Cornelis Merlijn had de zaak dus in 1841 van zijn vader overgenomen. Gezien de eerste-steen-steen uit 1843, heeft hij toen de zaak flink verbouwd of misschien zelfs daar een nieuw pand laten bouwen. Pieter Cornelis wordt niet oud, in 1849 overlijdt hij op zijn 37ste. Voor zijn vrouw Helena Martina Jacoba la Riviere de moeilijke taak om de bakkerszaak draaiende te houden. Dat lukt, door de steun van haar vader die ook bakker was. Maar in 1850 doet zij dan toch de brood-, beschuit- en kleingoedbakkerij over aan G.D. Beulink.
Korte Mare 16, zijgevel aan de Langegracht.