Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: R.K. Wezen, armen en oudelieden 1737-1883

  • Genealogie
  • Leiden
  • Geschiedenis 1701-1800
  • Geschiedenis 1801-1900

Index diverse inv.nrs van de archieven van de stichting Sint Maarten (R.K. Armbestuur en het R.K. Wees- en Oudeliedenhuis)

  • DownloadWezenArmenOudeliedenRKIndexElo1737-1883.pdf
Om de pdf te openen en/of downloaden klik op bovenstaande pijl. Na opening is het bestand met CTRL+F of CMD+F doorzoekbaar.

R.K. Wezen, armen en oudelieden 1737-1883

Inleiding
De hierna volgende index is vervaardigd door dhr. B. Prins, die als vrijwilliger een aantal delen met t.a.v. wezen en oudelieden belangrijke gegevens uit het archief van het R.K. Wees- en Oudeliedenhuis aan de St. Jacobsgracht op fiche bracht. Zijn werk werd gecollationeerd door ondergetekende, waarna dhr. Th.C. Witte, eveneens vrijwilliger, de alfabetisering verzorgde. De index omvatte vier laden fiches en werd geplaatst op de studiezaal. In het kader van het automatiseren van alle aanwezige indices, werd deze door ondergetekende overgetypt. Scannen leek te veel problemen met zich mee te brengen, en bij het overtypen kon tevens meteen de gewijzigde bronvermelding aangepast worden; in de tussentijd werd namelijk het archief, dat slechts via een plaatsingslijst toegankelijk was, geïnventariseerd door mw. M.A.J. Wansbeek-Zijbrands, Inventaris van de archieven van de stichting Sint Maarten (R.K. Armbestuur en het R.K. Wees- en Oudeliedenhuis), (1486) 1739-1989 (Leiden, Gemeentearchief, 1999).
Hoewel men dus in deze index niet meer de oude plaatsingslijst-nummers aantreft, lijkt het voor degenen die de index of de betreffende archiefstukken in het verleden geraadpleegd hebben, wellicht toch handig hier een omrekening van de betrokken inv.nrs. te geven. Concordans: [oud] 178a = [nieuw] 903, 270 = 1171, 270a = 1172, 282 = 882, 283 = 1113, 284 = 880, 285 = 881, 286 = 877.

Enige literatuur:
A. Frijns, 'Wie wel en wie niet?'. Leidse wezen naar de koloniën Frederiksoord en Veenhuizen, 1821-1869, Jaarboek der sociale en economische geschiedenis van Leiden en omstreken 1995 44-71
D.J. Noordam en A. Frijns, 'Leidse weesjongens en hun minnen in de achttiende eeuw', Jaarboek der sociale en economische geschiedenis van Leiden en omstreken 1997 32-44.
S. Groenveld, J.J.H. Dekker en Th.R.M. Willemse, Wezen en boefjes. Zes eeuwen zorg in wees- en kinderhuizen (Hilversum 1997) G-1-D-37
G.P.M. Pot, 'Door honger gedreven? Voedseloproeren te Leiden in 1709 en 1740', Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 17 (1991) 147-171; hij vermeldt de problemen t.g.v. de strenge winter van 1740.
G.P.M. Pot, Arm Leiden. Levensstandaard, bedeling en bedeelden, 1750-1854 (Hilversum 1994) [Hollandse Studiën nr. 31].
R. Sluyter, 'Gelijk beesten in een stal'. Uitbesteding van bejaarden door het Leidse Huiszittenhuis in de 18e eeuw', Holland 31 (1999) 148-166.

Soms zijn de vermeldingen uit twee of drie verschillende registers vrijwel gelijkluidend; dit werd bij het op fiche brengen niet onderkend en bij het alfabetiseren werd het onnodig geacht de fiches als het ware te zuiveren van dubbele informatie. Aangezien twee verschillende bronnen vaak net wat andere gegevens bieden en het wel erg veel tijd zou kosten om dat te zeven, is besloten alle fiches domweg over te typen, ongeacht of de informatie dubbel was. Overigens heeft dit soms een voordeel: zeker als de gegevens uit verschillende bronnen kwamen, bevestigt dit bijvoorbeeld dat een bepaald feit echt wel op een bepaalde datum heeft plaatsgevonden. En in een geval dat gegevens juist van elkaar afwijken, is dat een extra inspiratie om alles zorgvuldig te verifiëren. In zijn algemeenheid geldt dat alle gegevens niet zomaar voetstoots als betrouwbaar aangenomen kunnen worden; enige kritische zin is bepaald niet overbodig! Waar er hier en daar verificatie in met name doop- en begraafregisters plaatsvond, kwamen toch wel onverwacht veel tegenstrijdigheden aan het licht, waarbij de informatie uit de onderhavige bronnen van mindere kwaliteit geacht moet worden. Men zij daarop verdacht!

De wijze van alfabetiseren is geschied volgens het in Leiden al lang gebruikelijke systeem, voornamelijk alfabetisch-fonetisch, waarbij varianten e.d. herleid worden tot stamnamen. Om twijfel e.d. te voorkomen heeft dhr. Witte bij het alfabetiseren de nodige verwijskaartjes tussengevoegd. Deze zijn grotendeels overgetypt; slechts als verwijzing en stamnaam meteen achter elkaar kwamen, is er wel eens een weggelaten.
Dhr. Prins heeft zeer veel stukken tekst letterlijk geciteerd en dan ook tussen aanhalingstekens gezet. Hier is de tekst wat meer gestandaardiseerd, wat minder letterlijk genomen en vaak zijn de aanhalingstekens weggelaten omdat b.v. aan de hand van de gebruikte spelling toch wel overduidelijk is dat er letterlijk geciteerd wordt.

Ook kan de diepere betekenis van bepaalde gebruikte termen aan sommige gebruikers van deze index ontgaan. Daarom volgt hier een vrij simpele uitleg van enkele termen, zonder te willen pretenderen hiermee een perfecte definitie van die woorden te geven.

aangeslagen: gebracht onder de rechtsmacht van het Armbestuur; doorgaans betekent dat feitelijke opname in het Wees- en Oudeliedenhuis.

afgedaan: niet langer meer behorend onder de rechtsmacht van het Armbestuur; vaak werd deze term pas vele jaren na het feitelijk uit de rechtsmacht raken in het betreffende register genoteerd, soms bij het (vele jaren achteraf) eens nalopen van het register, waarbij alle voormalige "klanten" niet domweg werden doorgestreept o.i.d., maar op deze wijze als niet meer tot het klantenbestand behorend gekenmerkt werden.

op autorisatie: in opdracht of met toestemming van het stadsbestuur opnemen van wezen, houkinderen of oude lieden, vaak op kosten van familie, het stadsbestuur, een armbestuur van een andere plaats o.i.d.

comparitie: vaak gebruikt in zinnen als "uitkoop vastgesteld volgens comparitie dd. .....", of "ontslagen volgens comparitie dd. ....": dit verwijst naar de notulen van de vergadering van de regenten op die datum, waarin vaak wat meer details gelezen kunnen worden; de heren regenten noemden hun vergaderingen "comparities".

gaat ter kerke bij, of: kerkt bij: eind februari 1793 werd van alle 'relaties' van met name de armbezorgers genoteerd naar welke kerk zij gewoonlijk gingen, met andere woorden: bij welke geestelijke men zijn zondagse plichten, en met name zijn Paasplicht, hield. Er is dan sprake van de volgende geestelijken: père Hubert, pater Thebe(n), pater Planckaert, pater Osta, pater Coesmans. In 1793 waren de leiders van de volgende staties:
Appelmarkt: Leonardus Bouman
Bakkersteeg (predikheren, dominicanen): Franciscus van Osta o.p., en Gisbertus Gram o.p.
St. Jorissteeg (Bonifatiuskerk): Hermanus Oswaldus Theben, en als kapelaan Joannes Haakman
Kuipersteeg: Hermanus Dinckels o.f.m., David Coesmans o.f.m. en Ludovicus Goossens o.f.m.
Utrechtse Veer (St. Joseph): Philippus Planckaert o.carm.
De Zon (alias Mon Père, Franse kerk o.i.d. aan de Haarlemmerstraat): Claude Marie Joseph Nicou, met als kloosternaam pater (père) Hubert de St. Marie, o.carm. (Frans).
(zie voor meer gegevens over deze personen J.D. Frenay, De Leidsche Pastoors; eerder verschenen in de Bijdragen tot de geschiedenis van het Bisdom Haarlem). Overigens werd ook wel eens op een ander tijdstip dan 1793 iets over de kerkgang genoteerd.

geboren en gedoopt: hoewel bij de katholieken zeer vaak de doop op dezelfde dag plaatsvond als de geboorte, is daarvan doorgaans geen bewijs te leveren. De eigentijdse gegevens zullen dan ook maar aanvaard dienen te worden. Zeer vaak worden deze gegevens echter verward en steeds zal in zoveel mogelijk andere bronnen geverifieerd dienen te worden welk gegeven het meest betrouwbaar of aannemelijk is. Om deze reden is hier dan ook geen zeer scherp onderscheid tussen deze twee feiten gemaakt.

gebroken, soms zwaar gebroken: de lichamelijke en/of geestelijke gesteldheid van een gebroken mens is vaak dusdanig dat b.v. een (extra) uitkering onvermijdelijk is; gebroken moet hier dus genomen worden in de betekenis die ook wij nu nog kennen.

hou(w)kind: een kind dat gehouden moest worden, omdat de eigen ouders daar gewoonlijk niet toe in staat waren; vaak halfwezen of kinderen waarvan de ouders elders verbleven (b.v. in een bedelaarskolonie, de gevangenis of een inrichting); wanneer niet de familie zich erover ontfermde, draaide een Armbestuur er voor op. Zodra de situatie beter werd, werd het kind weer 'afgestoten', vaak 'teruggegeven aan de vader/moeder'.

kinderen: wanneer niet volstrekt duidelijk is op welk jaar de opgave van hun leeftijd slaat, geldt dat die niet slaat op de vaak er vlak voor staande datum van het overlijden van hun vader of moeder, maar op het jaar waarin die vader of moeder aangeslagen werd of voor het eerst bedeeld. Bij b.v. moeder aangeslagen in 1750 en overleden in 1760, geldt de opgegeven leeftijd van de kinderen voor 1750. Vaak ziet men dat de administratie vanaf het moment van aanslaan/bedelen heel precies gaat boekhouden wanneer er kinderen bijkomen of afvallen (geboren worden of overlijden), zodat steeds het exacte aantal kinderen en dus te vullen monden berekend kon worden.

Minnen: in zijn algemeenheid degenen die kinderen (met name zuigelingen) of bejaarden die geen eigen inkomsten (meer) hadden verzorgden tegen betaling door het Armbestuur. Hier wordt echter met een term als "aangeslagen bij de Minnen", "ontslagen van de Minnen" of "weder aangeslagen bij de Minne" eerder bedoeld dat de Vrouwen Regentessen zich de zorg voor iemand speciaal aantrokken en hetzij voor de uitbesteding buiten het Huis zorgdroegen, hetzij iemand binnen het Huis als b.v. werkster tewerkstelden.

ontslagen (doorgaans per 1 mei van een jaar): omdat per 1 mei zeer veel arbeids'contracten' ingingen en huizen betrokken konden worden, was dit de gewone datum waarop weeskinderen het Huis uitgingen en van de rechtsmacht van het Wees- en Oudeliedenhuis bevrijd werden.

overleden: indien bij kennelijk jonge kinderen alleen deze term is vermeld, maar geen datum, is dat een teken dat het kind jong overleden is, dus voor het bij het meerderjarig worden op 25-jarige leeftijd het Weeshuis kon verlaten. In zo’n geval zal dit in begraafregisters of overlijdensregisters (na 1812) geverifieerd kunnen worden.

uitkoop: vanwege de regel dat wanneer het weeskind in zijn latere leven rijk zou worden en zonder erfgenamen overlijden, diens nalatenschap aan het Weeshuis moest komen, kon men al bij het verlaten van het Weeshuis zich hiertegen indekken door zijn nalatenschap tegen een geringe vergoeding vrij te kopen.

uitzet (geldelijk): wanneer een (wees)kind het Huis bij zijn meerderjarig worden op een ordentelijke wijze en met toestemming van de regenten verliet, had het recht op het meenemen van zijn/haar kleding voor zover deze niet uitsluitend bruikbaar voor wezen was (b.v. van een bepaalde snit of kleur, die de drager meteen als wees stigmatiseerde) en gereedschappen (voor zover niet behorend tot de gewone gereedschappen van het Huis), en kreeg het van het Huis de ontbrekende 'burgerkleren' en soms (afhankelijk van de rijkdom van het Huis) gereedschappen en geld. Zeker wanneer het Weeshuis een groot bedrag geërfd had van familieleden van een weeskind (daarbij in de rechten getreden zijnde van het kind), waren regenten geneigd een flink deel hiervan als uitzet mee te geven.

vrijer of vrijster: iemand die ongetrouwd is, ongeacht zijn of haar leeftijd.
ziel (of zielverkoper): een kostbaas/logementhouder in een van de havensteden waar met name de V.O.C. zijn personeel recruteerde. De ziel huisvestte een weggelopen weesjongen vaak tot hij met een schip meekon, en kreeg voor zijn voorgeschoten kost en inwoning een claim op het te verdienen salaris van de schepeling.

Inv.nr. 877 biedt heel veel extra informatie; dit is een prachtige bron uit juist de beginperiode van de R.K. armen- en wezenzorg. De secretaris of boekhouder van het bestuur heeft toen alle bedeelde gezinnen en personen heel uitvoerig beschreven en op die manier komt vaak informatie boven water die bij een andere wijze van vastlegging vrijwel niet te achterhalen geweest zou zijn.

Leiden, augustus 2000.
P.J.M. de Baar
kaart