Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Eerste-steen-steen Oude Vest 157

  • Genealogie
  • Leiden
  • Geschiedenis 1801-1900
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Gebouwen

Brand, boete en 2000 gestreken boorden



Zo rond 1893 nam de Amsterdammer Lodewijk Joseph Pierlot (1869-1940), voormalig korporaal bij de huzaren, de Amsterdamsche Wasch-, Strijk- en Glansinrichting van Maria Susanna van den Heuvel aan de Oude Vest 157 over. Maria had wat nieuws naar Leiden gebracht, wat precies weet ik niet, volgens mij een nieuwe manier van strijken. Een Leidse krant was in 1888 in ieder geval enthousiast: “Het goed was in het kort prachtig gestreken: het was mooier dan nieuw!”. Dat beloofde wat voor Pierlot die dus ook met deze manier van strijken aan de gang ging. Maar in de nacht van 5 op 6 december 1900 sloeg het noodlot toe: Brand! Groot alarm, Pierlot en gezin konden zich nog maar net uit het pand Oude Vest 157 redden, verder ging alles verloren. De herbouw leverde niet alleen een eerste-steen-steen op, maar ook een pand met een in het oog springende gevel.



De architect van dit aparte pand is J. van der Heijden. Het Leidse archief bezit ongeveer het complete archief van deze architect. Best bijzonder. Nog bijzonderder: alle bouwtekeningen uit dat archief staan online! Dat zou bij veel meer architecten uit het verleden moeten! Maar dus ook van Oude Vest 157 zijn uit 1900/1901 verschillende bouwtekening online voorhanden en je kunt daardoor een beetje de gedachtegang van Pierlot/Van der Heijden volgen. Ik denk dat Pierlot in eerste instantie aan Van der Heijden de opdracht gaf: dat pand dat door de brand verloren is gegaan, dat moet gewoon herbouwd worden. Het leverde een heel zakelijke, ietwat ouderwetse gevel op, met 2 ramen op de begane grond, alsof het nog een woonhuis was.


Oude Vest 157. Tekeningen door architect J. van der Heijden uit 1901

Pierlot moet toen gedacht hebben: ik wil wel gewoon een grote etalage, die 2 ramen op de begane grond moeten vervangen worden door 1 groot winkelraam. Prima, zal Van der Heijden gezegd hebben, maar om de hele gevel evenwichtig te houden, zal er dan ook wat moeten veranderen aan de ramen op de eerste en tweede verdieping. En hij bedacht daarvoor die setjes van 3 ramen. En vervolgens, nav dit tweede plan, moeten er bij Pierlot en/of Van der Heijden de remmen los zijn gegaan, want in het 3e en definitieve plan is een best spectaculaire gevel ontstaan met veel meer jugendstil-achtige versiering. Een foto uit 1985 toont trouwens, dat die versiering ook in het interieur terug te vinden was. Bijvoorbeeld in de betegeling. Ook was er in 1985 nog een fraaie deur met in het glas een afbeelding van een wasvrouw die natuurlijk herinnerde aan de oude functie van het pand. Zouden die tegels en de deur er nog zijn?



Zo rond 8 maart 1901 is de bouw begonnen. Dat is in ieder geval de datum op de best flinke eerste-steen-steen in de gevel. Die eerste steen is gemetseld door Lodewijk Joseph jr., die in 1897 is geboren, ook op 8 maart. Na de eerste steen in 1901 lijkt het alsof junior van de aardbodem is verdwenen, want ik kan helemaal niets over hem vinden.



De bouwtekeningen tonen de best eenvoudige opzet van een was- en strijkinrichting in die tijd. Achter de etalage was een kantoor waar contact was met de klanten. Daarachter lag de wasruimte en weer daarachter was de strijkruimte. In het eerste plan is op de eerste verdieping nog sprake van een droogruimte, maar die wordt op de volgende plannen niet meer met name genoemd.




Door een bekeuring die Pierlot in 1904 kreeg, krijgen we een beetje een beeld van hoeveel personeel daar zoal rondliep. De bekeuring betrof namelijk het feit, dat Pierlot om half acht ‘s avonds nog 6 vrouwen in zijn zaak aan het werk had. Voor de rechter speelde Pierlot de vermoorde onschuld, maar de rechter was onverbiddelijk, ook omdat het niet de eerste keer was, dat Pierlot dit flikte: 6 maal 20 gulden boete! Het grappige is, dat Pierlot kort daarna een krantenadvertentie plaatst om alsnog zijn gelijk te halen. En dat ie heel wat boorden zal moeten strijken om die 120 gulden terug te verdienen. Zijn zoon Willem - die later de zaak zou overnemen - rekende voor een boordje strijken 6 cent, z’n pa moest dus 2000 boorden strijken om die 120 gulden terug te verdienen. En passant gaf Pierlot in de advertentie ook nog zijn klanten de schuld van de boete. Want als ze gewoon op maandag en dinsdag - en niet later! - hun was- en strijkgoed inleverden, dan was het allemaal op zaterdag klaar en hoefde hij ook niet ‘s avonds door te werken. Ok, nog 1 getalletje: een strijkster bij Pierlot verdiende rond 1910 1,25 à 1,50 gulden op een dag.


Uiteindelijk zou het bedrijf van Pierlot tot 1950 bestaan.
kaart