Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Safe als de bank van Reimeringer

  • Genealogie
  • Leiden
  • Geschiedenis 1801-1900
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Gebouwen

Rapenburg 108

In het hoekpand Rapenburg 108-Herensteeg zit aan de Rapenburgzijde een eenvoudige en amper leesbare steen, waarop nog wel te onderscheiden is: George Anthoni Reimeringer 1903. Deze zal dus de eerste steen gelegd hebben van dit opvallend rode pand, dat aan de tralies in de zijgevel langs de Herensteeg nog wel te herkennen is als bankgebouw. George Anthoni was een zoon van August Leonard Reimeringer en Hendrika Johanna Thomée, en geboren op 23 augustus 1893, zodat hij negen jaar oud was toen hij de eerste steen van Rapenburg 108 metselde. Dit leidt natuurlijk meteen tot de vraag: wat was dat voor een familie Reimeringer die hier een volledig nieuw gebouw kon laten neerzetten? Het was een geslacht van commissionairs in effecten en assurantiën, van 1838 tot 1932. Het is, mede gezien de in Leiden verder weinig voorkomende naam Reimeringer, wel de moeite waard om hier wat dieper op in te gaan.

...
GT_2148 - Rapenburg 108 - foto J. Wesselius

Literatuur

Nu verkeren we in de gelukkige omstandigheid dat bij het 75-jarig bestaan van de zaak een prachtig gedrukt Gedenkboek der Firma A.L. Reimeringer & Zonen, commissionairs in effecten en assurantiën, anno 1838-1913 verschenen is, waar veel aan ontleend kan worden. Erfgoed Leiden en Omstreken, het vroegere Gemeentearchief Leiden, bezit een exemplaar daarvan, heel fraai ingebonden in perkament en met opdruk in goud. Dit was het exemplaar dat in handen was van de eerstesteenlegger G.A. Reimeringer, en waar hij op 16 december 1939 in schreef dat dit exemplaar steeds in handen van de familie moest blijven, maar bij uitsterven daarvan naar het Gemeentearchief Leiden zou moeten gaan. En zeker zo gelukkig zijn we dat Evelyne M.F. Verheggen in 1989 een scriptie voor de studie kunstgeschiedenis geschreven heeft over het pand Rapenburg 106, het buurpand, waar nr. 108 in 1903 aan verheeld zou worden. Deze scriptie telt maar liefst 234 bladzijden, maar het gaat dan ook over een kunsthistorisch zeer belangrijk pand. Hieraan is te ontlenen dat de firma Reimeringer het in 1893 voor f 17.000,-- kocht, ook voor die tijd een respectabel bedrag. In 1903 werd dus ook 108 verworven, volgens haar voor f 2830,--. Na het overlijden van H.J. Thomée in 1928 te Ermelo vond er een boedelscheiding plaats waarbij A.L. Reimeringer het in eigendom kreeg, die het op 1 april 1932 (helaas geen grap) moest verkopen. Koper werd mr. Frederik Karel Reysenbach de Haan (Heerde 1885-Driebergen 1966) en later diens kinderen, tot het in 1984 gekocht werd door Wim Kruyshaar; diens weduwe M.L. Saltet woont er (anno 2023) nog steeds. In 1986 werden de panden weer gescheiden en nr. 108 verkocht.

0cd59308-26bd-11e3-8738-3cd92befe4f8
Het pand Rapenburg 108 in 1967 - collectie ELO

Reimeringer

Op 25 februari 1831 trouwden in Leiden August Leonard Reimeringer, geboren 4 februari 1805 te Amsterdam, kantoorbediende, wonende Nieuwsteeg Wijk IV nr. 715 (nu nr. 13), zoon van Antoine Guillaume Reimeringer, overleden 2 mei 1837 te Amsterdam, en Dorothea Frederika Hast, overleden 7 oktober 1830 (de vaderlijke grootouders waren ook al overleden en de moederlijke onbekend), en Adriana Johanna Kelder, geboren 1 november 1799 te Amsterdam, wonende Breestraat Wijk IV nr. 289 (nu nr. 135). Uit dit huwelijk werden geboren George Anthoni op 24 december 1833 en August Leonard op 9 september 1837. Eerstgenoemde trouwde op 9 juni 1859 te Zaandam met de doopsgezinde Maartje Hendriksdochter Zwaardemaker uit Zaandam; zij overleed op 31 maart 1872 te Leiden, hij op 21 juni 1893. August Leonard senior was werkzaam in het bedrijf van Willem van Pottum, die effecten beheerde en als een soort rentmeester voor diverse instellingen fungeerde. Toen hij oud geworden was en wellicht zijn schaapjes op het droge had, droeg hij per 1 januari 1838 zijn zaak over aan Reimeringer. Deze bracht die tot grote bloei, zodat er nog wel eens naar een groter bedrijfspand verhuisd moest worden. Was dit eerst gevestigd Haarlemmerstraat 125, later werd het Nieuwe Rijn 10 en vanaf 15 mei 1863 Breestraat 123, dat op 21 maart voor f 8.100,-- gekocht was. Bij akte voor notaris Prijn van 22 december 1858 werd per 1 januari 1859 de firma A.L. Reimeringer & Zonen opgericht, maar die werd bij akte voor dezelfde notaris van 28 januari 1870 ontbonden; dezelfde dag werd een nieuwe firma opgericht van alleen de twee zonen. De vader trad dus terug en op 17 juni 1881 overleed deze August Leonard senior. De firma werd bij akte van 28 december 1883 voor notaris Kaiser per 1 januari 1884 ontbonden, waarbij A.L. junior uit de firma trad; hij zou op 12 oktober 1894 komen te overlijden. Inmiddels was een nieuwe August Leonard sinds 1 januari 1891 als firmant opgetreden (notaris Kaiser 19 december 1890); hij was een zoon van George Anthoni en trouwde op 28 mei 1891 te Rotterdam met Hendrika Johanna Thomée, geboren 16 december 1868 te Delfshaven. Het was maar goed dat deze zaak zo geregeld was, want al op 21 juni 1893 overleed George Anthoni. De afwikkeling van zijn nalatenschap zal wel enige voeten in de aarde gehad hebben, maar de enig overgebleven firmant August Leonard zette zich met volle kracht achter de verdere ontwikkeling van de zaak.

De jongste generaties

A.L. Reimeringer, geboren 12 november 1860, was dus sinds 1891 getrouwd met H.J. Thomée, die op 26 juli 1891 een testament maakte voor notaris Kaiser. Het pand Plantsoen 51 was hun eerste adres. Zij schonk daar het leven aan Geertruida op 16 juli 1892 en aan George Anthoni op 23 augustus 1893, die merkwaardigerwijze als doopsgezind te boek staan, terwijl de moeder gewoon hervormd was en hun vader Luthers… In Rapenburg 106 woonde toen Willem Hoogenstraaten met vrouw en twee dochters (waarvan één al weduwe was), maar na het overlijden van zijn vrouw op 1 maart 1893 vertrok Willem met zijn dochters (en een dienstbode) naar Nijmegen. Per 31 oktober 1893 werd het betrokken door Reimeringer met vrouw en twee kindjes. Maar mogelijk is er iets heel erg fout gegaan, want op 9 januari 1894 vertrok zij naar Ermelo, naar een of andere inrichting. Of het een postnatale depressie was of dat de stress vanwege de verhuizing haar te veel werd, vertelt de geschiedenis natuurlijk niet. August bleef achter in het grote pand met twee kleine kinderen en personeel, wellicht in het begin zelfs met een ‘natte min’, een voedster voor de baby. Maar de zaken bleven goed gaan.

0c8ae4e8-26bd-11e3-9250-3cd92befe4f8
Voor- en achterzijde van een reclamefolder van A.L.Reimeringer & Zonen,
Commissionairs in Effecten - collectie ELO

In buurpand nr. 108 woonde Abraham Francken, die op 21 september 1899 overleed. Zijn weduwe Lena Catharina Peltenburg bleef er (samen met een dienstbode) wonen tot haar dood op 27 juli 1903. Daarna werd het pand verkocht en buurmans huis kun je maar één keer kopen, zodat Reimeringer het verwierf en daar vooral de bankzaken onderbracht, zoals het bewaren van waardepapieren en kostbaarheden in een grote safe. Daartoe moest eerst wel het pand totaal vervangen worden. Volgens Verheggen zou als architect opgetreden zijn Willem Fontein, maar waarop dat gebaseerd is, is duister. Hij was wel de taxateur van het pand vele jaren later, maar dat zegt niets. Helaas is er geen archief van hem bewaard gebleven. Fontein werkte in deze tijd samen met de veel bekendere architect H.J. Jesse, die wegens toenemende doofheid zich beperkte tot het ontwerpen, terwijl Fontein de zaken met derden regelde. In de oeuvrecatalogus op basis van het bewaard gebleven archief van Jesse komt het pand niet voor. In het recente boek van Marcel Leechburch Auwers en Evelyn de Regt over De Leidse architect W.C. Mulder (1850-1920) wordt op p. 158 dit pand aan Mulder toegeschreven, en dat is niet eens zo onwaarschijnlijk. Hoe dit verder ook zij, er werd een spiksplinternieuwerwets pand neergezet, dat toen wel helemaal aan zijn doel beantwoordde.

Na het overlijden van Hendrika Johanna Thomée in Gorssel op 14 september 1928 werd de boedel gescheiden. August erfde 5/9 deel van de erfenis, Geertuida, gehuwd met mr. Johannes Best, hypotheekbewaarder te Almelo, wonende te Tubbergen, en George Anthoni, commissionair in effecten te Leiden, erfden elk 2/9 deel. De scheiding vond plaats per 1 augustus 1929, al passeerde de akte voor notaris Vijgh pas op 4 oktober 1929. Het onroerend goed (Rapenburg 106 en 108 en de afzonderlijke bovenwoning Herensteeg 41) werd getaxeerd op f 40.000,-- door drie deskundigen (waaronder architect Willem Fontein), maar met onderling goedvinden werd het hier gebracht voor f 32.000,--. De complete inventaris werd getaxeerd op f 5427,--, en alle effecten samen (waaronder nog 7 Russische effecten) werden geschat op f 56.543,70. Het totale actief bedroeg f 94.618,48, terwijl het passief slechts f 1193,39 bedroeg. Geertruida en George Anthoni kregen elk f 10.114,42 in effecten toebedeeld.

f8731edd-9328-17b2-faff-c207bd6aadea
Vertrek voor huurders van safeloketten in het kantoor van A.L.Reimeringer - collectie ELO

Wethouder

August had het heel druk, vooral omdat hij in de politiek gegaan was, eerst vanaf 5 september 1905 tot 2 september 1919 voor een vrijzinnig liberale partij als gewoon raadslid, maar van 4 september 1923 tot 1 september 1931 als wethouder, met Bevolking en de Geneeskundige Dienst in zijn portefeuille. Daarnaast bekleedde hij tal van functies, zelfs als bestuurslid van de vereniging Oud Leiden. Toch vond hij nog tijd om op 10 oktober 1929 te hertrouwen met Charlotte van Vollenhoven, geboren 10 januari 1871 te Rotterdam. Zoon George Anthoni trad eindelijk ook eens in het huwelijksbootje: hij trouwde (35 jaar oud) op 6 juni 1929 met Sophia Bernardina van Loon (20 jaar oud). Zij gingen wonen op het adres Herensteeg 41 (grenzend aan Rapenburg 108) en later Scheepmakerssteeg 2, op de hoek van het Rapenburg, waar hij ook als belastingconsulent optrad.

In 1931 lieten de gevolgen van de totale instorting van de effectenbeurs in New York in 1929 zich ook danig in Nederland voelen. Het zal een zeer harde klap zijn geweest voor August dat hij zich op zijn toch al oude dag (hij was 70) genoodzaakt zag om de zaak te liquideren. Dit vond plaats per 8 januari 1932, waarbij als curator optrad mr. P.E. Briët. Hij ging met zijn vrouw in Wassenaar wonen, waar hij op 26 januari 1937 overleed. Daarmee was aan een lang en vooral zeer gevuld leven een eind gekomen. Zijn weduwe overleed op 21 november 1947 in Wassenaar. Waar er na de liquidatie van de firma nog enkele schulden niet betaald konden worden, wikkelde de zoon na het overlijden van de vader de nog uitstaande schulden in januari 1938 af, wat hem vele zeer dankbare briefjes opleverde, geplakt in het genoemde gedenkboek. Als laatste Leidse Reimeringer verhuisde de eerstesteenlegger George Anthoni in november 1955 naar Rheden, Prinses Beatrixlaan 1. Wij zijn hem nu wel vergeten, maar de steen vergeet zijn naam niet.


Dit verhaal is opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden, auteur Piet de Baar. Voor contact met de commissie Geveltekens zie ons colofon.
kaart