Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: “Als ik uit mijn rol val ben ik zo Leids als de pest”

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Geschiedenis 1951- heden

Interview met de heer Henny van Wijk op 19 april 2022

De vader van Henny – officieel Hendrik Willem - van Wijk had een dansschool aan de Hogewoerd in het pand waar nu studentenvereniging SSR is gevestigd.


Danszaal jaren 30

In het huis ernaast werd Henny in 1938 geboren. Zijn broer en zus waren toen al 17 en 18 jaar oud. “Ik weet niet of ik een ongelukje was of een goedmakertje!” Henny beschrijft zijn vader als een aparte man, een beetje ‘bohemien-achtig’. Voor de oorlog zat hij al regelmatig in het buitenland. Hij ging graag een gokje wagen in het casino in Knokke en een deel van zijn opleiding had hij in Engeland gevolgd bij een specialist in ballroom dancing. En als er in Duitsland, Engeland of Frankrijk een congres van dansleraren plaatsvond, dan was hij van de partij. Ook in Leiden had hij contact met collega’s. Zo volgde – de katholieke - Evert Castelein zijn opleiding bij hem. “Ook al was mijn vader een papenhater.”

Eerste voetbalwedstrijd op tv

Als vader met zijn collega’s te lang in de kroeg op de hoek van de Bolwerkstraat zat, kreeg Henny van zijn moeder de opdracht om hem daar weg te halen. “Ik kon het goed met hem vinden, behalve als hij te veel gedronken had. Maar als dat niet het geval was, nam hij me overal mee naar toe.”
Tijdens de oorlog was vader altijd bezig op het terrein achter het huis. Dat was een soort werf, waar hij bootjes herstelde en biljarttafels maakte van spiegels die hij bekleedde met groen laken. Die spiegels kocht hij bij het Venduhuis verderop aan de Hogewoerd, waar hij ze ook weer verkocht. “Ik moest daar altijd mee naar toe. Mijn moeder vond het wel rustig als ik even weg was, want ik was een lastig ventje.”


Hongerwinter Hogewoerd 106, de familie van Wijk

Over de relatie tussen zijn ouders is Henny niet heel positief. Vanuit zijn slaapkamer hoorde hij ze vaak ruzie maken. Moeder was een heel intelligente vrouw, maar er was geen geld om te studeren. Ze bevredigde haar behoefte aan kennis door het lezen van Nederlandse en buitenlandse literatuur. En wekelijks ging ze in debat met een ouderling van de Nederlands Hervormde gemeente over de bijbel en de kerk. Het was Henny volstrekt onduidelijk waarom hij was gedoopt. Hij werd wel naar de zondagsschool gestuurd bij de Pieterskerk. Dat kostte een kwartje. Aan de overkant van het Pieterskerkhof zat een pater Jezuïet. Die vertoonde op zondagmiddag films en dat kostte ook een kwartje. Na twee keer zondagsschool hield Henny het voor gezien. Hij ging mee met een vriendje dat voorstelde om samen naar de film te gaan. “Ik zie die pater nog voor me op zijn sandalen. Aardige man.”

De vrienden van Henny waren heel belangrijk voor hem. Ze speelden samen buiten en hij kwam graag bij hen over de vloer. “We waren overal welkom. Ik heb het altijd heel erg gevonden dat mijn vriendjes nooit bij mijn ouders mochten binnenkomen, terwijl ik wel heel veel bij hun ouders zat. Op een gegeven moment had een van hen een tv op het dressoir. Zo hebben we de eerste voetbalwedstrijd op tv gezien, wij met z’n vieren op de bank en de rest van de buurt eromheen.” Met zijn vrienden heeft Henny altijd contact gehouden. Twee van hen zijn nu helaas overleden.

Pak rammel

Henny’s schoolloopbaan ging niet van een leien dakje. Hij vertelt hoe hij op de openbare Aalmarktschool bleef zitten en zó ontzettend lastig was dat de onderwijzer hem meenam naar het pleintje tussen de school en de Stadsgehoorzaal en hem daar een pak rammel gaf. “Zonder iets te zeggen nam hij me mee terug en ging gewoon weer door met de les. Ik had op dat moment een pak op mijn donder nodig.” Ook de hbs aan de Hoge Rijndijk werd geen succes, omdat hij zich misdroeg en geen huiswerk maakte. De mulo aan de Pieterskerkstraat maakte hij wel af. Toen hij zijn diploma mulo-A had gehaald, kwam langzaam het besef dat hij ooit geld zou moeten verdienen. Zijn vader had hem aan het eind van zijn laatste schooljaar met zijn neus op de feiten gedrukt. “Je laatste grote vakantie is voorbij. Je gaat nu solliciteren.”

Bij toeval zag hij een grote advertentie van de Postcheque- en Girodienst. Eigenlijk wilde hij daar helemaal niet werken, maar hij werd aangenomen. Als ‘employee 3’ zat hij hele dagen achter de boekhoudmachine. In de avonduren haalde hij zijn mulo-B. “Ik had intussen al een beetje verkering, dus het besef groeide dat ik aan mijn toekomst moest werken.” Na 24 maanden militaire dienst begon hij meteen aan de avond-hbs in Den Haag. Toen hij dat diploma op zak had, werd hij bij de directeur ontboden die hem bevorderde naar de centrale administratie in Den Haag. “Daar heb ik twee jaar lang de binnenkant van mijn ogen zitten bestuderen.” Toen hij daarover zijn beklag had gedaan bij zijn chef, ‘een hotemetoot’, kreeg hij als taak om – op basis van wat elke dag binnenkwam – prognoses te gaan verzorgen. “Ik had geen idee hoe dat moest. De reactie van de directeur Economische en Statistische Zaken, een ‘hoge pief’, was dat ik op het op de JBF-methode mocht doen, dus op zijn Jan Boeren Fluitjes. Uiteindelijk ging het me goed af.”

Duvelstoejager

Sinds zijn zestiende had Henny verkering met Stieneke Karreman. Hij leerde haar kennen via zijn vrienden. “Met z’n vieren zaten we vaak aan de Lammenschansweg bij de Petruskerk. Een van mijn vrienden had een scharreltje met een meisje daar in de buurt. Zij had een vriendin en dat is later mijn vrouw geworden. Haar ouders hadden een kruidenierszaakje aan de Van der Waalsstraat. Mijn vader moest eerst niks van haar hebben, omdat hij dacht dat ze katholiek was. Dat heb ik uit zijn hoofd kunnen praten; haar ouders hadden geen geloof.” Uiteindelijk werd zijn vader dol op Stieneke en ook op haar ouders. Hij kwam daar regelmatig over de vloer.


Ondertrouw Henny en Stien, danszaal Hogewoerd 106, september 1959

Zij had haar eigen carrière. Aanvankelijk werkte ze als secretaresse van de directeur van de Felicitatiedienst, een bedrijf dat pakketten uitdeelde aan pasgetrouwde stellen. Later ging ze aan de slag bij een reclameadviesbureau. En nog later begon ze een eigen bedrijf. “Ze verdiende altijd meer dan ik! We zijn altijd voor de gelijkheid gegaan. Belangrijke beslissingen namen we altijd samen. Toen we begin 30 waren, hebben we tegen elkaar gezegd: ‘kinderen?’ Mijn vrouw had er niet veel behoefte aan en voor mij zijn kinderen, als ze klein zijn, allemaal gluipertjes. Dat was ik zelf ook.”


Vakantie Italië 1961

Het stel kocht een scooter en trok in de vakantie de Alpen over, richting Italië. Zo snel als de financiën dat toelieten, schaften ze een auto aan.
Na hun bruiloft in 1964 betrokken ze een nieuwbouwflat in de Paramaribostraat in de Kooi. Zeven jaar later verruilden ze die voor een eengezinswoning in Zoeterwoude-Rijndijk. Henny werkte toen inmiddels in Amsterdam, waar hij met de auto naar toe ging. Na een jaar of vijf prognoses maken had zijn baas hem verteld dat er een Postbank zou komen met het hoofdkantoor in Amsterdam. “Hij vroeg of ik mee wilde om zijn duvelstoejager te zijn. Ik deed alles voor die man.” Opleidingen volgde Henny via het bedrijf: “Cursussen van twee of drie weken in een hotel op de Veluwe. Ik heb het uiteindelijk gebracht tot adjunct-inspecteur. Een belangrijk deel van mijn functie bestond uit lunchen en dineren met belangrijke klanten.”

Hete aardappelboel

Aan de loopbaan van Stien kwam helaas een voortijdig einde, omdat zij rond haar veertigste multiple sclerose kreeg. Henny vindt dat ze desondanks een bijzonder goed leven hebben gehad. Op zijn 57e kon hij stoppen met werken. Lang heeft hij nog getennist en gezeild. “Ik had een motorsloep en ik was lid van een watersportvereniging, maar dat vond ik een beetje een hete aardappelboel. Ik kan me heel netjes gedragen als het moet. Ik kan ook heel netjes praten als het moet. Op de zaak moest het wel. Maar als ik uit mijn rol val, ben ik zo Leids als de pest!” Toen Stien niet meer in en uit de boot kon komen, heeft hij hem verkocht.

In 2001 kreeg hij een hartinfarct. “In 1962 is mijn vader daar nog aan overleden. Bij mij hebben ze een stent in mijn kransslagader geplaatst en ik kon weer verder.” Stien heeft nog geleefd tot 2010, de laatste periode in verpleeghuis Leythenrode. Kort na haar overlijden is Henny verhuisd naar een appartementencomplex met leeftijdgenoten. “In het begin wilde ik wel terug kruipen naar de Hoge Rijndijk. Ik voelde me oud worden, maar toen heb ik weer wat taken op me genomen. Tot mijn tachtigste ben ik secretaris geweest. Nu doe ik alleen nog wat dingen bij toerbeurt en ik ga op vrijdag naar de gemeenschappelijke avond, spelletjes doen en klaverjassen, dat soort dingen. Ik heb vrede met mijn leeftijd. Ik vind het best zo.”

De geluidsopname van het interview is hier te beluisteren.

Een volledige transcriptie van het interview is hier te vinden.

Interview door de commissie De Stem van Leiden, die onderdeel is van de Historische Vereniging Oud Leiden en samenwerkt met Erfgoed Leiden en Omstreken en de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Reacties op dit verhaal kunt u sturen naar destemvanleiden@oudleiden.nl

Meer verhalen van De Stem Van Leiden vindt u in de INDEX.
kaart