Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Jeannette Pel - Eerste steen en de borstplaatfabriek

  • Genealogie
  • Leiden
  • Geschiedenis 1801-1900
  • Geschiedenis 1901-1950
  • Gebouwen

Hogewoerd 101

In het pand Hogewoerd 101 zit een vrij grote, maar zeer eenvoudige steen naast de voordeur: JEANNETTE PEL 28 april 1910. Bij de naam Pel denkt iedereen die wat van de geschiedenis van Leiden afweet meteen aan de fabriek van borstplaat en andere zoetwaren, en dat is in dit geval terecht. Zij was de op 25 september 1901 in Leiden geboren dochter van Hendrik Pel en Maria Jacoba van der Harst en dus toen zij de eerste steen legde 8 jaar oud. Behalve twee broers kreeg zij nog een zusje, maar die Johanna Maria werd pas op 8 juli 1911 geboren en kon dus de eerste steen niet leggen. Hendrik Pel was op dat moment de voornaamste firmant van de fabriek van borstplaat etc., en achter Hogewoerd 101 was de fabriek gevestigd; die zou pas een paar jaar later naar een ruimere plaats aan de Morsweg verhuizen. Hogewoerd 101 was het woonhuis van Hendrik en daarvoor van zijn ouders.

...
Hogewoerd 101 - foto's Thijs de Vries
GT_1034

Start van het bedrijf

De geschiedenis van het bedrijf en de hoofdrolspelers daarbij is uitvoerig geboekstaafd door Eric Jan Weterings, eerst in het tijdschrift Stielz, 1993 september pag. 6-13 en 1996 maart p. 17, maar uitgebreid herdrukt onder de titel ‘Firma Gebroeders Pel, Fabriek van Suikerwerken, Vruchtenpâtes & Limonadesiropen (1900-1965)’ in de uitgave Leids Fabricaat 2, Geschiedenis van Leidse bedrijven (Leiden 1999, Leidse Historische Reeks nr. 13) pag. 13-28, met nog een nabrander in Stielz 1999-2 p. 16-17. Hieraan is te ontlenen dat de op 22 november 1836 te Alfen (Alphen aan den Rijn) als zoon van Nicolaas Wouter Pel (koek- en banketbakker te Alphen) en Hendrika Maria de Grauw geboren Jan Pel zich in 1859 in Leiden vestigde en op het adres Breestraat 110 een bedrijf begon. Hij trouwde hier op 26 oktober 1859 met Jantje (ook wel eens Neeltje genoemd) Keij of Key, geboren 9 juni 1834 te Leiden als dochter van Dirk Key en Hester van Werkhoven. Zij kregen een flink gezin. Nicolaas Wouter, geboren 2-12-1860, zou later timmerman worden, Dirk, van 9-4-1862, werd banketbakker, Mattheus Jan, van 6-12-1863, werd goudsmid, Hester, van 14-11-1865, werd onderwijzeres en zou ongehuwd overlijden op 15-12-1949 in Oegstgeest, Hendrica Maria, op 30-8-1867 als eerste niet meer op de Breestraat maar op de Hogewoerd geboren nadat dit op 28-12-1866 gekocht was, Johanna Hendrica, leefde van 2-12-1868 tot 19-11-1947 (Oegstgeest), Hendrik van 21-8-1871, werd banketbakker, Gerardus Hendricus van 15-8-1873, werd aanvankelijk bloemist, maar kwam later toch in het bedrijf, en Cornelis Gridis van 1-9-1875 werd bloemist en handelsreiziger. Met negen kinderen, dienstbodes en soms inwonend personeel, bijvoorbeeld als een banketbakkersleerling niet zo snel een ander onderkomen kon vinden, moet het een hele menagerie zijn geweest; mogelijk is de verhuizing van de vrij deftige Breestraat naar de meer typische winkelstraat Hogewoerd daardoor te verklaren. Het zou ook kunnen zijn dat daar (ook) meer ruimte was voor de productie van banket, en dan met name de zoetwaren. Pel bleef wel bekendstaan als broodbakker, maar denkelijk speelde dat nog slechts een bijrol. Al op 2 december 1879 adverteerde Pel met zijn borstplaat en dergelijke in de krant, en op 24 juni 1881 werd hij genoemd als ‘depothouder van “De Hoop”, fabriek van metaalvrij kunstmineraalwater en gazeuse dranken, systeem Beins’, maar ook dit zal een bijproduct zijn geweest. Later werd geadverteerd met fijne vruchtenborstplaat, chocolade-voorwerpen, en bijvoorbeeld in 1890: ‘De bekende fondant-borstplaat is in verschillende modellen en soorten voorhanden’. Ook de verpakking en de manier van verpakken was reden om zich van de concurrentie te onderscheiden: ‘De fraaie doozen, gevuld met sterren en mozaïek, zijn zeer geschikt voor cadeaux’ (Leidsch Dagblad 28-11-1894). Over dit soort zaken zou haast een boek gevuld kunnen worden.

Nalatenschap

In de krant van 27 september 1899 duikt ineens Hendrik Pel op als fabrikant van borstplaat. Er staat niet bij dat het om het bedrijf van zijn vader ging, maar mogelijk was dat toch wel zo. Want op 6 oktober 1899 overleed Jan Pel, al was het volgens de overlijdensadvertentie onverwacht. Maar dat zegt natuurlijk niet veel over of hij misschien al wel enige tijd gezondheidsklachten had. Hij was 62 jaar, dus naar onze begrippen toch nog niet afgeleefd. In het Leidsch Dagblad van 31 maart 1900 verscheen de oproep ‘Allen die iets te vorderen hebben van of verschuldigd zijn aan de nalatenschap van den Heer Jan Pel, gewoond hebbende te Leiden en aldaar overleden den 6den October 1899, worden verzocht daarvan opgaaf of betaling te doen vóór 15 april a.s. ten kantore van Notaris J.A. van Hamel (Steenschuur 3)’. In diens akten is dan ook de boedelscheiding te vinden (akte 1869, 15 juni 1900). Behalve de weduwe waren erfgenamen de kinderen Hendrika Maria, gehuwd met Nicolaas Selhorst Blom, agent in granen te Deventer; Dirk, banketbakker te Arnhem; Nicolaas Wouter, militair opzichter eerste klasse bij de genie in Nederlandsch-Indië, te Padang-Pandjang; Johanna Hendrika, getrouwd met Arie de Geus, gouvernements-onderwijzer eerste klasse te Salatiga; Mattheus Jan, goudsmid in ’s-Gravenhage; Hester, onderwijzeres in handwerken; Hendrik, banketbakker; Gerardus Hendrikus, zonder beroep; en Cornelis Griedus, reiziger in bloembollen te Hillegom. Voor de scheiding (en wellicht ook voor belastingen) was Hogewoerd 101 getaxeerd op f 5010,--, er waren twee obligaties in Russische roebels van f 270,97 en f 335,--, aan winkelgoederen f 1427,35, de inboedel ad f 500,--, gereedschappen f 400,--, contanten f 85,26 en een halve cent, en vorderingen op klanten ad f 950,33; in totaal dus f 9078,915. Maar er waren ook schulden. De zakelijke schulden bedroegen f 1780,20 en een half, er was een hypotheek van f 7000 verschuldigd aan C.G. Keij te Leiden (wel een familielid van Jantje), waarop inmiddels f 612,50 rente verschuldigd was, plus nog een renteloze schuld van f 750,--, een lening van f 800,-- van zoon M.J. Pel in Den Haag, en diverse crediteuren ad f 335,38. Dat bedroeg in totaal f 11.278,055, en derhalve was er een tekort van f 2199,17. In wezen was de zaak failliet! Het was dus maar gelukkig dat de zonen Hendrik en Gerardus Hendrikus het volledige bedrijf overnamen, waarin wellicht wel wat verborgen ‘goodwill’ zat. Alleen de meubels gingen naar moeder Jantje, die anderzijds de renteloze schuld van f 750,-- op zich nam. Voor de overige kinderen was er dus helaas helemaal niets; meer dan een tastbare herinnering zal er wel niet ingezeten hebben.

De firma

Hendrik was al enige tijd bezig met een bedrijf op te bouwen, naast dat van zijn vader, maar mogelijk al met het plan om dat t.z.t. over te nemen. Zo kocht hij op 29 maart 1899 van Meindert Huibert Fontein, een bekend Leids huisjesmelker, inmiddels wonend te Harderwijk, het buurpand Hogewoerd 103 met de huisjes in de Papegaaispoort aan de Hogewoerd (kadastraal sectie D nrs. 1421-1436) voor f 9000,--. Dit geld had hij natuurlijk niet, zodat hij op dezelfde dag een lening van f 6500,-- afsloot bij de schatrijke Hendrik Lodewijk Drucker, waar zijn vader borg voor stond. Wellicht was het zijn plan om op de plaats van de huisjes, die onbewoonbaar verklaard waren, een grote bakkerij te bouwen. Maar na het overlijden van vader en het overnemen van het bedrijf samen met broer Gerardus Hendrikus, moest een en ander geregeld worden in een firma, ‘voor het bereiden van en den handel en-gros in dessertwerken, benevens het uitoefenen van de banketbakkerij en kokerij en den handel en-détail in het bereide; een en ander zooals die zaak werd opgericht door wijlen Jan Pel en laatstelijk werd gedreven onder de firma “Hendrik Pel”. Het werd nu de firma “Gebroeders Pel”, opgericht voor vijf jaar te rekenen vanaf 1 januari 1900. Hendrik bracht in zijn zeventien huizen bij en in de Papegaaispoort, Gerardus Hendrikus zijn arbeid en vlijt (kennelijk had hij geen liggende gelden) en samen Hogewoerd 101, alles bezwaard met hypotheken van f 6500 aan Drucker en f 7000 aan Keij. Hendrik werd belast met het toezicht en de persoonlijke leiding van de banketbakkerij en kokerij, Gerardus Hendrikus zou de administratie en expeditie regelen plus een deel van de suikerfabricage. Voor het genot van Hogewoerd 101 zou Hendrik f 150 per jaar aan huishuur vergoeden. Mogelijk om nieuwe investeringen te kunnen doen, gingen de firmanten op 20 december 1900 maar eens bij hun moeder langs om van haar geld te lenen; het ging om f 7000,--, te rekenen vanaf 1 mei 1900 tegen 4% per jaar. Het hele complex diende daarbij als zekerheid, dus Hogewoerd 101 plus de panden in de Papegaaispoort.

De Papegaaispoort

Die poort was al heel oud en behalve huisjes stond er kennelijk ook een stal, want M.H. Fontein kreeg op 1 december 1871 vergunning om op het erf achter zijn koestal in de poort gedurende vier weken mest te mogen leggen. Hij bezat toen wellicht nog maar een deel van de poort; uiteindelijk ging het om Hogewoerd 103 met daarachter zestien pandjes in de poort. Op 22 oktober 1894 stelden B. & W., op basis van een rapport van deskundigen, dat de 16 huizen in de Papegaaispoort niet ter bewoning geschikt zijn. Daarom moesten ze onbewoonbaar verklaard worden. Fontein was het daar niet mee eens en dus kwam het tot een tussenvoorstel: de Gemeenteraad zal drie raadsleden benoemen om dit commissoriaal te onderzoeken. Onder die drie was ook H.L. Drucker, inmiddels deskundig waar het krotten en woningbouw voor arbeiders betrof. Na hun onderzoek velde de Gemeenteraad op 30 november 1894 het vonnis: de huizen moesten binnen vier weken ontruimd zijn. Of dat heel snel is gerealiseerd is niet bekend, maar uiteindelijk zat Fontein wel met een hoop lege huisjes en wellicht weinig zin om daar zelf nog wat mee te gaan doen. Nadat Hendrik Pel hem daarvan af geholpen had, verkreeg die op 1 mei 1899 vergunning voor de oprichting van een bakkerij in de percelen Papegaaispoort D 1422-1427 (dus een deel van de huisjes). Uiteindelijk zal alles wel bij het bedrijf getrokken zijn. Op 10 mei 1902 kreeg de firma vergunning voor uitbreiding van de koek- en banketbakkerij door vervanging van de bestaande oven door een hetelucht-oven. Hendrik zal het vak wel geleerd hebben van zijn vader, maar woonde vele jaren in Arnhem, mogelijk om in de zaak van broer Dirk te helpen. In Leiden maakte hij kennis met Maria Jacoba van der Harst, een collega van zijn zus Hester, beiden onderwijzeres handwerken. Zij was geboren 16 april 1872 in Leiden als dochter van Abraham van der Harst (hoofd eener school) en Johanna Hoogenraad en trouwde op 11 juli 1900 met Hendrik, die sinds 4 juli firmant in “Gebroeders Pel” was en dus wel voor haar onderhoud zou kunnen zorgen. Uit hun huwelijk werden vier kinderen geboren: Jeannette op 25-9-1901, Abraham op 20-12-1903, Jan Hendrik op 4-11-1909 en Johanna Maria op 8-7-1911.

1258d790-26bd-11e3-8342-3cd92befe4f8
Foto van Hogewoerd 101-103 in 1967 - bron ELO

Hogewoerd 101

Aan de verenigde panden Hogewoerd 101 en 103 met de bedrijfsgebouwen erachter werd nog wel eens wat verbouwd, al naar de zaak dit vereiste. Mogelijk was het door Hendrik met zijn gezin bewoonde Hogewoerd 101 niet meer in blakende conditie, want in 1910 werd het gesloopt en vervangen door nieuwbouw, al was het niet in de toen populaire uitbundige Jugendstil, maar in een wat eenvoudige, eigenlijk wat saaie stijl. Dochter Jeannette mocht daarvan op 28 april 1910 de eerste steen leggen; het werd nu geen winkel meer, zodat de firma zich alleen tot fabricage beperkte. Maar net nadat deze nieuwbouw gerealiseerd was, kwamen er veel ingrijpender plannen ter tafel: verhuizen naar buiten de binnenstad, waar wellicht meer uitbreidingsmogelijkheden waren. Aan de Morsweg konden meerdere panden gekocht worden, waaronder ook twee woonhuizen voor de firmanten, maar mogelijk werd de bestaande bebouwing vervangen door twee nieuwe huizen, gezien de vrijwel identieke eerste stenen: in het huidige 36 “Abraham Pel 14 juni 1911” en in 38 “Jan Pel Gz. 14 juni 1911”. Hendrik ging wonen in Morschweg 22K (later 36), tot hij op 24 juni 1920 naar Oegstgeest verhuisde, en 22L (later 38) bood onderdak aan Gerardus Hendrikus met zijn vrouw Maria Henriette Elisabeth van der Lelie en zoontjes Jan (28-3-1903), Dirk (26-6-1909) en Cornelis Gerardus (24-3-1913), plus zijn ongetrouwde zus Hester. Zij verhuisden later naar Terweepark 6. Maar nog vóór de borstplaatfabriek verhuisde, was er aan de Hogewoerd al een andere uitbater. Op 2 mei 1910 opende het voorheen Chocoladehuis in Hogewoerd 45-47. ‘Tevens heeft Ondergeteekende (=G. Appelo) het genoegen te berichten dat hij, nu de Heeren Gebrs. Pel hun Banketbakkerij en Winkelzaak heden (=30 april 1910) sluiten, in overleg met genoemde Firma alle artikelen, waaronder de bekende borstplaat, voorhanden zal hebben’. Appelo nam blijkbaar alleen de winkel over, nu die in nr. 101 vanwege de nieuwbouw gesloten was. Overigens geeft de krant nog een interessant bericht, op 22 juli 1912: ‘Zaterdagavond ontstond een felle uitslaande brand in een perceel achter de Hoogewoerd, waarin tot nu toe een fabriek van chocolade, borstplaat en suikerwerken van de Gebrs. Pel was gevestigd, die dezer dagen zou worden overgeplaatst naar een nieuw gebouw aan den Morschweg. Dit perceel zou dan worden ingericht tot een fabriek van Eau de Cologne. Ofschoon de brand zich eerst vrij ernstig liet aanzien, had de brandweer hem toch spoedig onder de knie. De oorzaak is onbekend’. Of dit nog voor vertraging gezorgd heeft, laat zich moeilijk vaststellen, maar op 31 augustus 1912 kon dan toch de opening van de nieuwe fabriek gemeld worden. Deze was tot stand gekomen onder leiding van de bouwkundigen J. Splinter en Van der Voet.

Latere geschiedenis

Wat er daarna heel exact met Hogewoerd 101 is gebeurd, laat zich niet volledig vaststellen, maar al op 19 augustus 1913 vestigde zich er de fa. Leon Groen, handelsreiziger, terwijl in nrs. 103-105 de Lunchroom Heijmans kwam. Na Groen kwam er in 1915 kapper T. den Ouden. Op 10 februari 1917 werd door notaris C. Versluys publiek verkocht een aantal door de firma Gebroeders Pel ingebrachte panden, te weten Hogewoerd 101 met een uitgang aan de Wielmakersteeg, verhuurd aan T. den Ouden voor f 600,-- per jaar tot 15 april 1918 met drie optiejaren, een pakhuis Spilsteeg 8, verhuurd voor f 1,25 per week, en een huis en pakhuis Spilsteeg 12 en 14, waarvan nr. 12 verhuurd voor f 1,25 per week en verder in eigen gebruik. J.H. Sundermeijer, bouwondernemer, bood voor Hogewoerd 101 f 10.200,--, maar bij de definitieve veiling op 17 februari werd het, zelfs in combinatie met Spilsteeg 8, slechts gemijnd door de verkoper zelf op een gulden boven het uitstaande bod, en dus niet verkocht (opgehouden). Het bleef dus bezit van de firma; wanneer het wel verkocht is, is niet achterhaald. Het werd dus verhuurd; op 17 maart 1917 opende er het eerste van de geplande 60 filialen van Winkelcombinatie “De Ooievaar”, met nieuwe betimmering van de benedenverdieping. Er woonde J. Proper in 1918. Vanaf 24 juni 1918 deed M.Chr. Laman er in accumulatoren, die je daar kon laten opladen, en vanaf 1930 zat er P.A.H. van der Woude, deurwaarder.

De verdere geschiedenis van vooral de borstplaatfabriek aan de Morsweg is dus al eerder beschreven, tot het einde in 1965. De familie Pel bleef lang de leiding over de van firma tot Naamloze Vennootschap en daarna Commanditaire Vennootschap ontwikkelde fabriek houden. Waar eerst de zonen van Hendrik de leiding kregen, waren het na het overlijden van Gerardus Hendrikus diens zonen Jan en Cor die in 1936 de leiding overnamen. Maar zij hadden al lang geen bemoeienis meer met Hogewoerd 101.


Dit verhaal is opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden, auteur Piet de Baar. Voor contact met de commissie Geveltekens zie ons colofon.
kaart