Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Hospice Wallon

  • Genealogie
  • Leiden
  • Geschiedenis 1701-1800
  • Geschiedenis 1801-1900
  • Gebouwen

Oude Vest 35

...
GT_1741 - Oude Vest 35 - foto E. Koningsveld


Boven de deur van het indrukwekkende pand Oude Vest 35 is, wel een beetje lastig, te lezen: Maison des Vuillards/Orphelins de la Diaconie Wallonne. Vertaald is dat: Huis van de bejaarden en wezen van de Waalse Diaconie (dat thans de schrijfwijze vieillards gangbaar is, doet niets aan de betekenis af). De Waals-Gereformeerde, later Hervormde, Gemeente, de Église Wallonne, had een diaconie die diende te zorgen voor de minder gelukkigen in de samenleving die tot die gemeente behoorden. Dat waren oudelieden, wij zouden nu zeggen bejaarden, die arm waren (gewoonlijk bedeeld werden) en niet meer voor zichzelf konden zorgen, en de (half)wezen tot 25 jaar oud, gewoonlijk ook niet uit de rijkere kringen afkomstig (want daar had men genoeg geld om kinderen bijvoorbeeld op een kostschool te doen). Deze gemeente, waar men Frans sprak en schreef, ook in notulen en dergelijke, was in de zeventiende eeuw zeer groot geweest vanwege de enorme stroom Franssprekenden, zowel uit de Waalse gewesten als uit Frankrijk (Hugenoten!) die zich in Leiden vestigden. In de achttiende eeuw was het aantal lidmaten echter al flink afgenomen, mede ook omdat toen de meesten inmiddels Nederlands spraken en soms amper nog Frans begrepen.

De Waalse Diaconie exploiteerde al lang een gemeenschappelijk onderkomen voor bejaarden en wezen aan de Sint Jacobsgracht, met een achterhuis uitkomend op de Swietenstraat; alle bebouwing daar is door de ramp met het kruitschip in 1807 weggevaagd en thans is daar het Van der Werfpark. Maar daar waren klachten over. Op 17 april 1765 vergaderden diakenen over de zeer grote kosten die het onderhoud van het huis al met zich meegebracht had en nog wel zou gaan vergen. Men besloot om een commissie te benoemen, bestaande uit de diakenen Kinkee, Van Loon, De Noy en Bruyer, die eens samen met Van der Laan, meester-timmerman, en Van Hooff, meester-metselaar, de panden zouden gaan bekijken. Op 24 april werd gerapporteerd dat ze in een staat van totale bouwvalligheid verkeerden en dat dat nooit goed zou komen; alles diende volledig gesloopt en herbouwd te worden, zoals beschreven werd in een gedetailleerd rapport van Van der Laan en Van Hooff. Maar in dat geval zou het beter zijn om ergens een groot leeg terrein te kopen in de buurt van de kerk, dat is de Vrouwenkerk achter de Haarlemmerstraat, waarvan nu nog een stukje van het muurwerk te zien is. Inderdaad is de afstand tussen Sint Jacobsgracht en Vrouwenkerk voor bejaarden en kinderen wat groot. Kennelijk viel de aandacht al meteen op een terrein aan de Oude Vest, dus veel dichter bij de kerk. Meteen werd de commissie opgedragen eens te gaan onderzoeken of dat voor een schappelijke prijs te koop zou zijn.

Al drie dagen later werd gerapporteerd dat dit inderdaad te koop was, maar dat ook diverse kleine huisjes eraan grenzend beter maar meteen gekocht konden worden, al behoorden die aan diverse eigenaars, die misschien niet allemaal geneigd waren tot verkoop. Maar men besloot de knoop door te hakken; met twee grote huizen aan de Oude Vest was er ruimte genoeg. Het plan zou echter pas aan de Waalse Kerkenraad gepresenteerd worden als het merendeel van de panden verworven was. Dat kostte niet veel tijd: al de volgende dag was het grootste deel aangekocht! Het plan werd dus nog dezelfde dag aan de Kerkenraad voorgelegd en daar ondersteund. Van der Laan had, kennelijk als stroman, een groot huis voor 3000 gulden gekocht en een klein voor f 45, terwijl Van Hooff zes pandjes van zes verschillende eigenaars gekocht had voor in totaal f 1045. Voor die aankoopsommen van f 4090 had men niet voldoende kasgeld, zodat er even geleend zou moeten worden. Maar eerst werd toestemming van het stadsbestuur gevraagd. Een deputatie ging naar de pensionaris en de stadssecretaris om een en ander voor te koken, en meteen werden Van Loon, De Noy, Bruyer en Kinkee voorgedragen als toekomstige regenten van het Huis. De koopprijs van de kleine panden zou zo spoedig mogelijk voldaan worden en er zou een lening van f 3000 tegen 2½ procent rente gesloten worden; dit geld verschafte ene Dirk van den Brand. Kennelijk hadden Van der Laan en Van Hoof al huiswerk gedaan, want er lag een plan op tafel dat unaniem goedgekeurd werd en dat aan het stadsbestuur ter inzage gegeven werd. Dat ging akkoord, maar werd op 5 juni nog weer met een rekest verblijd waarin de nieuwbakken regenten vroegen of ze de Blauwesteeg (meer een slopje dan een steeg) volledig mochten incorporeren in de nieuwbouw en of ze voor de ingang aan de Oude Vest twee blauwstenen trappen zouden mogen leggen, die voor het middenfront vier duim (10 cm) over de rooilijn zouden mogen uitspringen en ook aan de kant van de Kamp (Ceciliastraat) twee voet (63 cm) over de rooilijn. Aan de Oude Vest zouden ook enkele blauwstenen palen met ijzeren gordingen komen. Op 1 juli ging het stadsbestuur hiermee akkoord, zelfs zonder een recognitie te vragen, terwijl dat toch de gewone gang van zaken was. En dus kon er gebouwd gaan worden, waarvoor men zesduizend gulden opnam bij Isaac de Pier, in de vorm van een soort lijfrente.

Tot oppertoezichthouder werd Van der Laan benoemd, die meteen hout ging kopen; zijn collega Van Hooff evenzo de steen. Als leveranciers van materialen en vooral arbeid werden naast genoemden aangesteld Muts voor het natuursteenwerk, Van Oyen voor ijzerwerk, Bruyer voor het verfwerk, Perimony voor het glazenmakerswerk, J. Coemans werd de loodgieter en de weduwe Maartenze & fils de slotenmaker. Op 17 juli werd nog even tussendoor besloten het huis op de hoek van de Blauwepoort (dus de Blauwesteeg) voor 200 gulden te kopen om een geregelder verloop van de plattegrond te krijgen. Nadat het stadsbestuur hier op 30 juli mee had ingestemd, kwam het aangepaste plan van Van der Laan op 25 september in de vergadering en werd unaniem aangenomen. Daarna werd meteen begonnen met het bouwrijp maken van het terrein en er vaart achter te zetten. Bij een inspectie op 12 november was men zeer tevreden en werd nog even besloten de montanten voor de deur en het raam in het midden van natuursteen te maken (wat natuurlijk duurder was). Zo vorderde men gestaag tot op 6 augustus 1766 besloten kon worden om zodra de arbeiders het hoogste punt bereikt hadden en het dak zouden gaan dekken, ze een soort premie (pannebier of zo) te geven ter waarde van 52 gulden. Een jaar later begon het al zover te vorderen dat aan verhuizen gedacht kon worden; op 5 augustus 1767 werd het stadsbestuur gevraagd een en ander zo te regelen dat het oude pand in twee gedeelten publiek verkocht zou kunnen worden. Dit vond plaats op 12 december 1767 en bracht f 475 en f 461 op. Er waren nog slechts kleinere zaken te regelen, zoals het laten maken van twaalf stoelen voor de regentenkamer. De voor 11 april 1768 geplande officiële opening en de (symbolische) overgang van de oudjes en kinderen van het oude naar het nieuwe gebouw moest uiteindelijk uitgesteld worden tot 28 april, toen dominee Flournoy met een rede, gebed en een preek, maar zonder gezang, het nieuwe gebouw inwijdde. Kennelijk vond men ook nog ergens geld, want de op 2 januari 1767 gedateerde schuldbekentenissen van in totaal zevenduizend gulden werden al op 25 januari 1769 afgelost.

c19c24b0-26bc-11e3-9964-3cd92befe4f8
Tekening uit 1788 - collectie ELO

Hiermee was het prachtige nieuwe pand van Gerard van der Laan (1706-1782) voltooid en tot in 1818 het geruild werd tegen het pand Pieterskerkhof 40, waarbij men nog flink wat geld toe kreeg, fungeerde het als wees- en oudeliedenhuis. Toen werd het complex aan de Oude Vest in gebruik genomen als Nosocomium Academicum, in de volksmond de Nozekemie. Hier vonden vooral bevallingen plaats; de kraamkliniek van prof. M.S. du Pui was alom bekend. Maar ook chirurgie werd hier bedreven. Nadat het Academisch Ziekenhuis aan de Eerste Binnenvestgracht (en Steenstraat en Morssingel; thans Museum Volkenkunde) in gebruik genomen werd, kwam hier in 1873 een Tusschenschool en kort daarna werd het grootste deel als gemeentelijke Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen onder leiding van de toen bekende J.A. van Dijk in gebruik genomen. In de Tweede Wereldoorlog werd de school, waar toen het voorgezet lager onderwijs plaatsvond (dus een zevende of zelfs achtste klas), verbouwd tot volkslogement, waar vooral de NSB-burgemeester De Ruyter van Steveninck zich voor inzette. Na de oorlog kwamen er vooral studenten, waarbij men als garantie voor goed onderhoud de eigendom wilde overdoen aan de Leidse Maatschappij tot Stadsherstel B.V., of de Stichting tot bevordering van het Leidse Stadsherstel. Uiteindelijk werd het verworven door de Stichting Leidse Studentenhuisvesting, en wordt het nog steeds bewoond door studenten.

De essentie uit bovenstaand verhaal is gepubliceerd in Oud Leiden Nieuws (OLN) jaargang 7 nr. 4, december 2019, p. 26-27.


Dit verhaal is opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden, auteur Piet de Baar. Voor contact met de commissie Geveltekens zie ons colofon.
kaart