Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Het minieme gevelsteentje H.W. 1827

  • Genealogie
  • Leiden
  • Geschiedenis 1801-1900
  • Gebouwen

Haagweg 37

In de voorgevel van het pand Haagweg 37 (dat meteen rechts – stadszijde – van het pand van de voormalige Margarita van Cortonastichting staat; het is het linkse van een ‘tweelingpand’ schuin tegenover de Da Costastraat) zit een baksteen van een iets afwijkende kleur. En je moet al lid van de Commissie Geveltekens zijn en dus een tic hebben om aandachtig te speuren naar ‘eerste stenen’ en dergelijke, wil het je opvallen: er staat H.W. 1827. H.W. zal wel niet betekenen HaagWeg, want toen heette die nog de Straatweg van ’s Hage naar Leyden of dergelijke, of Vinkweg (omdat je zo naar De Grote Vink ging). Wellicht zijn het de initialen van degene die in 1827 de eerste steen van dit pand (en het tweelingpand Haagweg 35) legde. Alleen: wie zou die H. W. kunnen zijn? Zoiets belooft altijd een flinke speurtocht…

...
GT_2121 - foto J. de Jonge

Nu is 1827 dicht bij de start van het kadaster in 1832. Toen werden alle panden in Nederland (behalve Limburg) vastgelegd in kaart en register, en getaxeerd voor de grondbelasting. Er werden dus kadastrale kaarten gemaakt, die te zien zijn op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (beeldbank.cultureelerfgoed.nl/rce-mediabank). In dit geval moet er naar Zoeterwoude gekeken worden, omdat dit gebied pas op 1 januari 1920 Leids werd. Het blijkt dan Zoeterwoude sectie A te zijn, op blad 4. Hoewel het verschil tussen de toenmalige bebouwing en die van nu enorm is, is toch vrij gemakkelijk te zien dat het om de percelen sectie A nrs. 2012 en 2013 (en de tuin 2014) moet gaan. Je kunt meteen doorklikken naar de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel (OAT), waarin onder sectie A de nummers 2011-2014 ten name van Hendrik Wierling staan. Daarmee is al wel meteen de oplossing van de letters H.W. gegeven: het was de eigenaar van het pand zelf, of een familielid dat als voornaam ook een H had. Hij wordt vermeld als koopman te Leiden en al zijn percelen in Zoeterwoude staan geboekstaafd onder artikel 498. Nr. 2011 was een schuurtje van 9 vierkante meter, 2012+2013 een tuinhuis van 1 are 8 centiare en 2014 een boomgaard van 10 are 48 centiare. Er wordt naar de Suppletoire Aanwijzende Tafel nrs. 350-352 verwezen, vanwege bouwkundige verandering. De belastbare opbrengst van het tuinhuis werd op f 120,-- getaxeerd, in de eerste klasse.

...
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Documentnummer MIN08236VK1 en OAT08236A060

En dan start het onderzoek naar Hendrik Wierling. Dat is niet zo’n enorme kunst; zo wordt hij veelvuldig in de kranten vermeld als splitser of splitter van loten in loterijen, vooral van wat we nu de Staatsloterij noemen; een heel lot was voor veel mensen véél te duur, zodat het in kleinere delen gesplitst werd en mocht er een prijs op vallen, dan moest de splitter ervoor zorgen dat iedereen zijn deel ervan kreeg. Hij woonde op de Vismarkt, het tweede huis vanaf de Koornbrug. Vanaf 27 januari 1813 werd zijn adres Nieuwe Rijn Wijk 7 nr. 33 (sinds 1871 nr. 27), een huis genaamd De Zwaan. Per 1 augustus 1821 deed Wierling zijn affaire in lakens, baaien, vriezen, katoenen en lijwaad over aan J. de Vieux; die nam ook het huis over. De verkoop van het pand had al op 8 mei 1821 voor notaris Van Hemeren plaatsgevonden. Dat kon omdat Wierling op 14 april 1821 eigenaar geworden was van het pand Breestraat Wijk 4 nr. 347 (nu nr. 21; notaris Benezet), maar mogelijk beviel dat niet helemaal of waren er andere redenen, maar op 5 juli 1827 kocht hij Breestraat Wijk 4 nr. 354 (nu 9; notaris Valk) en zes dagen later verkocht hij Breestraat Wijk 4 nr. 347 (notaris Valk). Nr. 354 zou zijn eigendom blijven tot 1842, toen hij het aan de bekende Tiemen Hooiberg verkocht. Als een soort ruil daarvoor verwierf hij een complex Watersteeg Wijk 3 nr. 412 (nu 4) en Hogewoerd Wijk 3 nr. 414 (nu 20) op 23 juli 1842, waarvan hij het Hogewoerd-pand alweer op 22 september van dat jaar verkocht. Hij ging blijkbaar in Watersteeg 412 wonen, want daar overleed hij, blijkens een advertentie van zijn weduwe: Na eene ziekte van drie dagen overleed tot mijne groote droefheid mijn geliefde Echtgenoot Hendrik Wierling in de ouderdom van ruim 70 jaren. Leyden 28 Junij 1845. H.W. Sombarth, wed. H. Wierling. De weduwe wilde kennelijk niet in het grote huis aan de Watersteeg blijven wonen en op 1 augustus 1846 werd het verkocht (notaris Tomas). Nu was er ook nog een pand aan de Nieuwstraat Wijk 7 nr. 888 (nu 30), gekocht 18 oktober 1828 (notaris Valk), dat op 1 maart 1856 (notaris Schermer) voor f 1200 verkocht werd. De weduwe kwam een jaar later te overlijden: Henrietta Wilhelmina Sumbarth, 69 jaar oud, geboren in Den Haag, weduwe van Joannes Everardus Krollman, eerder van Hendrik Wierling, dochter van Johan Wilhelm (alias Willem) Sombarth en Helena Cristina Philippinna Stutgerin (alias Leentje Stikjer), overleed op 3 februari 1857. Zij was op 14 januari 1847 te Leiden hertrouwd met Joannes Everardus Krollman, wonende te Haarlem en weduwnaar; hij was geboren op 28-10-1787 te Buderich bij Wesel en overleed op 15 oktober 1854 te Leiden. Ingevolge het testament van Wierling van 4 september 1810 (notaris Van Staveren) was zijn weduwe universeel erfgenaam. Na het overlijden van haar tweede man liet Henriëtte op 29 augustus 1855 door Schermer een nieuw testament maken; universeel erfgenaam werd haar zus Caroline Sombarth. Uit de boedelbeschrijving van 16 en 18 februari bleek dat zij aan inboedel f 1187,50 had, aan goud, zilver en diamant f 1016,20, aan contant geld f 90,90, aan effecten en dergelijke f 7003,16, huizen aan de Stille Rijn (waar zij woonde en overleden was), de Langebrug en te Haarlem (geërfd van haar tweede man) enz., terwijl er slechts f 577,70 schulden waren. Bij testament van 18 maart 1857 (Schermer) liet Carolina bij haar dood op 7 april 1862 alles na aan haar drie kinderen: Henriëtte Wilhelmina, Douwe (alias Dominicus Hendricus) en Johanna Aurelia Kreps.

Henricus Wierling was op 14 april 1776 gedoopt in de kerk van de paters franciscanen in de Kuipersteeg als zoon van Henricus Wierling en Alida Fritsen. Op 29 april 1810 trouwde hij op het Stadhuis met Hendriëtta Wilhelmina Zombart, geboren 4 maart 1787 in Den Haag, maar toen wonende te Leeuwarden. Uit het huwelijk schijnen geen kinderen geboren te zijn. Als koopman in stoffen en dergelijke kon hij kennelijk een redelijk bestaan opbouwen, nog aangevuld met de verkoop van loten. Bij de verkoop van zijn zaak in 1821 kwam er denkelijk een flink kapitaal vrij, dat belegd kon worden in onroerend goed, niet alleen huizen in Leiden, maar ook in een soort buitentje onder Zoeterwoude. Dat paste helemaal bij een rentenier, die wel wat geld over had om op zijn nieuwverworven tuin een nieuw (tuin)huis te bouwen. Dat heeft kennelijk in 1827 plaatsgevonden en daar danken we een onopvallend gevelsteentje aan.

Dit verhaal is opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden, auteur Piet de Baar. Voor meer informatie of contact met de commissie raadpleeg ons colofon.

kaart