Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog

  • Leiden
  • Geschiedenis 1901-1950

Interview 3 met mevrouw N. Nagel, Leiden

Interview met mevrouw N. Nagel (1936)



Projectbeschrijving
Het Oral History-project Herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog is een initiatief van Erfgoed Leiden en Omstreken in samenwerking met de Leidse Video en Smalfilmliga. In een zestal interviews zijn herinneringen aan de oorlog in Leiden en omringende gemeenten vastgelegd. Doel van dit project is de geschiedenis levend houden en bronnenmateriaal te verzamelen voor onderzoek en educatie.

Voorwaarden
De opnamen en gegevens zijn auteursrechtelijk beschermd en mogen zonder toestemming van Erfgoed Leiden en Omstreken niet voor publicatie worden gebruikt.
Bij eventuele publicatie van de onderzoeksresultaten welk verband houden met deze collectie de volgende bronvermelding te geven: Erfgoed Leiden en Omstreken.
De gebruiker van deze collectie verplicht zich de persoonlijke levenssfeer van de geïnterviewden in woord en geschrift te eerbiedigen en Erfgoed Leiden en Omstreken te vrijwaren van alle aansprakelijkheid voortvloeiend uit aan de collectie ontleende gegegevens.

Toegankelijkheid
Het interview van mevrouw N. Nagel is hieronder te bekijken en te beluisteren. De filmopnamen zijn in een aantal delen geknipt met daaronder de transcriptie met tijdscodes. Het is mogelijk om in de tekst te zoeken door de optie zoeken te selecteren in de menubalk van de browser.

Samenvatting
Nel Nagel was vier toen de oorlog uitbrak. Zij woonde met haar ouders in de Raadsliedenbuurt. Hier ging zij ook naar school. Haar zusje werd geboren in 1942. Zij vertelt over mensen en gebeurtenissen in de buurt en het dagelijks leven thuis en op school. Zij heeft een gedetailleerd herinnering aan maaltijden op school, ongedierte, hongertochten, kerstviering, de inkwartiering van twee Duitse soldaten in hun huis, het land van dahliakwekerij Ballego, de V-1 lanceringen in de Leidse Hout, NSB-ers, een neergestort vliegtuig in de Kempenaerstraat, de bevrijding, Canadese soldaten in Poelgeest en een bevrijdingsoptocht.

Trefwoorden: Tweede Wereldoorlog, Raadsliedenbuurt, Leidse Hout, Hongerwinter, NSB, Joden, Vliegtuig crash, V-1, Dagelijks Leven, Poelgeest, Bevrijding, Bevrijdingsoptocht, Canadezen.

Interview Mevrouw Nagel, fragment 1


Interviewer
#00:00:01# In dit interview gaat het over uw herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog en om bij het begin te beginnen: kunt u iets vertellen over hoe oud u was aan het begin van de oorlog en waar u woonde en over de gezinssituatie?

Mevrouw Nagel
#00:00:17# Toen de oorlog begon, was ik vier jaar oud. Ik ben geboren in 1936. Mijn zusje in 1943, dus midden in de hongerwinter. En mijn broer in 1946. Die heeft er dus niets van meegemaakt. Die heeft alleen maar verhalen gehoord. We woonden in hetzelfde huis, ik woonde in hetzelfde huis waar ik nu nog woon. Ik ben hier dus geboren en getogen en mijn vader werkte bij een verzekeringsmaatschappij. We hadden een hele leuke, saamhorige buurt. Iedereen hielp elkaar. Er waren vrij veel oude mensen. Oudere mensen moet ik zeggen. En een hele andere populatie dan op dit moment. Hier wonen heel veel jonge gezinnen. Heel veel jonge kinderen en dat was toen wat minder. Hoewel, toen ik wat ouder werd hebben we natuurlijk wel vriendjes en vriendinnetjes gekregen. Toen ik vier jaar was, herinner ik me wel, dat er tóch met mijn ouders en vrienden van mijn ouders een wat gespannen sfeer heerste in de...of in de vriendenkring van mijn ouders. Ze waren natuurlijk altijd bang opgepakt te worden. Ze probeerden wat te doen in het verzet. Er waren hier enkele mensen in de omgeving die nogal wat joden gehuisvest hadden. En een vriendinnetje van mij, aan de overkant hier, haar ouders hadden een echtpaar in huis en die noemden we altijd tante en oom.

#00:02:14# En, verder waren er ook NSB-ers vlak naast ons, hier, en een eindje verderop. Hiernaast waren, eh, sympathisanten noemden zij zichzelf, maar we hebben toch ook wel gemerkt dat d'r behoorlijk wat weggehaald werd door de Duitsers hier, omdat ze wel verklikten dat we fietsen in de schuur hadden en nog veel andere dingen. En mijn vader, die luisterde naar Radio Oranje en een vriend - aan de overkant - en nou, dat moest natuurlijk helemaal niet verklikt worden, want dan was je het haasje! Wat ik me herinner van het weghalen van spullen, dát waren hele angstige momenten. Er werd alles ingevorderd: de radio's, koper, zilver, dekens, noem het maar op om de bevolking het zo onaangenaam, het leven van de bevolking zo onaangenaam mogelijk te maken. Gelukkig hadden we een overbuurman, die was wel héél goed in het vervalsen van spullen: van papieren. Hij schreef dan ook op dat we zoveel dekens hadden ingeleverd, zoveel koper en dat hier helemaal niks meer in huis was. Maar, eh..

Interviewer
#00:03:52# En wie was dat?

Mevrouw Nagel
#00:03:53# Dat was een hele bekende boekhandel, directeur van een boekhandel in de plaats waar ik woon. Nu nog woon.

Interviewer
#00:04:05# Ja, en hoe heet hij?

Mevrouw Nagel
#00:04:08# Dat was meneer De Kler.

Interviewer
#00:04:10# En hij woonde hier in de straat?

Mevrouw Nagel
#00:04:11# Hij woonde hier in de straat, ja. Ja.

Interviewer
#00:04:12# En op welk nummer?

Mevrouw Nagel
#00:04:13# Op nummer..eh..even kijken...nummer 38

Interviewer
#00:04:18# 38

Mevrouw Nagel
#00:04:20# Ja, het waren ook hele lieve mensen en daar was ie een kei in, in het vervalsen van papieren.

Interviewer
#00:04:26# Dat was wél heel handig!

Mevrouw Nagel
#00:04:27# Ja, natúúrlijk! Maar zó waren er meerdere mensen en zo hielp je elkaar met van alles en nog wat.

Interviewer
#00:04:37# Hoe was het bij u op school in de oorlog?

Mevrouw Nagel
#00:04:39# Bij mij op school, dan hebben we het over de lagere school, want dat is natuurlijk wat ik me heel goed herinner, daar kreeg je niet iedere dag les op een goed moment. Je kwam je naar school en dan hoorde je van de juffrouw of meester van Nu, vandaag niet kom morgen maar terug. Óf misschien dan kwam je morgen terug en dan was het overmorgen. Het was zó, dat de Moffen - soms hadden we daar geen andere woorden voor - Duitsers, moffen noemden we ze die waren daar ook gelegerd. En óók was er een gaarkeuken. Je ging naar school met een - ik weet nog heel goed - zó'n grote, witte geëmailleerde schaal met een blauw randje, hier en daar waren de stukken eraf, een groene deksel had mijn moeder mij meegegeven, want je kon dat eten natuurlijk mee naar huis nemen. Maar, ik lustte dat niet allemaal, maar je moést het wel opeten want er was verder niks. Maar, we gingen altijd eerst knikkeren als we uit school kwamen en mijn vader die wachtte...wachtte, soms moest 'ie een uur lang wachten tot ik met die vieze troep thuiskwam, áls er nog wat over was, want dat verloor je natuurlijk soms onderweg ook. Je had toen nog geen tupperware-dozen en al die andere bewaardozen. Die waren er niet.

#00:06:10# En, ja, het lesgeven verder, dat ging wel gewoon door maar kunt u zich niet, dat kunt u zich niet voorstellen dat was een hele andere tijd. Dat ging héél anders dan vroeger. Je kreeg natuurlijk les en dat was heel streng ook allemaal: twee keer twee is viér! Drie keer twee is zés! D'r was heel ander onderwijs, maar dat heeft natuurlijk weinig met de oorlog te maken maar wél...je moest cónstant op je qui vive zitten...zijn. Je moest lúisteren! Áls je naar school ging, dan moest ik altijd van mijn moeder opzeggen wat ze niet hadden. We hadden...mijn váder was er niet, we hadden geen naaimachine, we hadden geen stofzuiger, we hadden geen radio en zo hadden we nog meer dingen niet. Iedere dag moest ik dat opzeggen, want o wee - o wee als iemand mij tegenkwam en dat zou vragen, nou dan waren ze tóch bang dat dat ook misschien ingevorderd zou worden of verklikt zou worden. Eh, ja, je ging toch altijd wel met een beetje spanning naar school. Ik weet ook nog heel goed, dat toen ik in de zesde klas zat, toen hadden we de vijfde klas hadden we handwerken. Nou, we hadden nog nooit een breipen in ons handen gehad! Toen ik in de zesde klas was of de eerste klas van de middelbare school, dat weet ik niet goed meer, toen kregen we van Amerikanen, zúlke kleine breipennetjes, en dat moest je dan proberen vast te houden, ja, dat ging allemaal heel lastig. Dat is ook de reden dat ik bijna nog geen knoop kan aanzetten. Ik heb er nooit wat voor gevoeld en ik heb natuurlijk wat lessen op de huishoudschool 's avonds moeten volgen, maar dat was aan mij niet zo besteed.

#00:08:17# Enne, ja, als we naar school gíngen, hier achter, daar was een grote dahliakwekerij van Ballego- een bekende export-dahliakwekerij - práchtige bloemen! - zúlke grote dalia's - en er kwamen ook regelmatig groepen mensen kijken, he, naar al die bloemen. Die zag je dan, vanuit de kamer kon je die mensen zien lopen en nu zijn daar allemaal bungalows gebouwd, dat...dat..die export-kwekerij bestaat helemaal niet meer. Al een groot aantal jaren. Nu is hier een plein gekomen met garages. Het Jan Ballegoplein, die naam is wel gehandhaafd, dat vind ik erg leuk, maar hier áchter, waar nu die grote bungalows staan daar was helemaal niks. Er was land, en sportvelden en dáár waren ook de moffen gelegerd. Daar stonden de tanks. En als je naar school ging, dan zag je ze zúlke grote pakken roomboter hadden ze en die hapten ze af alsof ze ijs afhapten. Maar je kreeg natuurlijk helemaal niks en het werd je ook ingepeperd Dénk eraan dat je van die moffen niks aanpakt! Dat mag helemáál niet. Verder waren er V-1's gelegerd. Dan hadden ze eerst het land van Ballego willen hebben,maar dat is niet gelukt. Dat is door de Ortskommandant hebben ze dat tegen...werden de Ortskommandant hebben ze dat tegen kunnen houden. De bewoners hier natuurlijk ook. En dat is toen op het grote veld van ...waar nu de sintelbaan is, daar hebben die gróte V-1's gestaan. Nou, ik zal u vertellen, als dat afgevuurd werd dan lag je te trillen in je bed. Je kreeg het gevoel dat je zó'n end opgetild werd van je matras en we hebben ook zes weken lang met alle ramen en deuren open moeten slapen. Dat was natuurlijk ook dood angstig enne...want de ruiten rinkelden eruit.

#00:10:27# En, gelukkig moet ik zeggen, toen is er een ernstig incident gebeurd: er zijn moffen gedood en die V-1's die zijn in de grond wat gezakt - de bodem was te zacht. God zij dank! 'k Mag het zo niet zeggen, maar het was een verschrikking. Het was een verschrikking als zo'n V-1 afgevuurd werd. Ja, verder hadden we natuurlijk in het huis, kwam er dan plotseling af, dan kwam er zo'n Ortskommandant of één van zijn mensen die kwamen een bevel afkondigen dat er een inkwartiering kwam. En toen hebben we twee Duitsers ingekwartierd gehad. Een hele poos. Dat is een afschuwelijke tijd geweest. Die lagen hierboven, maar hun geweren en dat waren angstige momenten. En ook lag er ontzettend veel munitie in de gang. Héle, hoge stapels met allemaal kleine kastjes: in de vestibule, in de gang tot aan de keukendeur en - nou, dat lag daar - en dat heeft weken daar gelegen, maar mijn vader vond dat zó afschuwelijk en angstig dat toen is 'ie naar de Ortskommandant ook gegaan en heeft gevraagd of dat dat 't ongeoorloofd was en ook voor brandgevaar enzovoort, want die moffen die lagen boven op bed te roken.

#00:12:12# Ja. Het waren afschúwelijke lui! Een Wit-Rus, geloof ik, en nog een Duitser. En er was ook nog een man die d'r eerder was, maar die was niet ingekwartierd, dat was - ik weet het nog heel goed - Walter Roman. En, dat bleek dan een "goede" Duitser te zijn. Die was weggestuurd en natuurlijk uit zijn land om...eh, ja...het leger in te gaan, maar die vond dat heel erg. Toen ik heel klein was...eh...toen nam die mij wel eens op schoot en dat vond mijn moeder verschríkkelijk, maar hij kon dat niet laten want hij had een tweeling van diezelfde leeftijd en als 'ie mij zag dan sprongen de tranen in zijn ogen, dat vertelde mijn moeder, en als ik in de kinderstoel zat, dan..eh - en ik had natuurlijk geen schoenen, je had niks - dan was 'ie bereid om mijn moeder geld te geven om schoenen te kopen, maar ze heeft nóóit! never nooit iets aangepakt. Never, never, nooit! En op een goed moment is die man weggehaald en hebben ze nooit meer teruggezien. Later hebben ze gehoord, dat 'ie ook gedood is. Ja. En wat ook gebeurde, nu ik het daar over heb, in dit kader, de NSB-ers die hiernaast woonden die kregen natuurlijk van alles van de moffen. Dan kwam er een grote, platte wagen met een tank ervoor of een grote legerauto en die had allemaal zakken aardappels. Dan zag ik ze aankomen en dan zei ik Mam, mammie, d'r komen aardappels! Maar natúúrlijk niet voor ons. Ze belden hier wel aan, maar ze hadden het verkeerde huisnummer. Ze moesten hiernaast zijn. Nou, dat was natuurlijk een hard gelag. Ja, hier waren die Kartoffeln, nou, mijn moeder heeft ze niet aangenomen. Ze zei Nee, u moet hiernaast zijn. We hebben nooit, nooit iets aangenomen. Al had je nog zo'n honger, want je stíerf van de honger.


Interview Mevrouw Nagel, fragment 2


Mevrouw Nagel
#00:00:01# Mijn vader die ging op een fiets, zonder banden, je was heel rijk als je een oude tuinslang doormidden geknipt, kon knippen en die kon plakken op die velgen en die ging - hij had het niet - maar die ging op een fiets zonder banden de polder in met stapels lakens, prachtige linnen tafelkleden. Hij is namelijk zo, vroeger was het zo, dat als je trouwde dan had je natuurlijk een hele grote uitzet: 24 lakens, slopen, tafelkleden, hoe mooier geborduurd, hoe leuker. Zo ging dat. Mijn ouders zijn in 1931 getrouwd. Mijn moeder was 21 en vader was iets ouder. Hij is geboren in 1906 en mijn moeder in 1910 en u kunt uitrekenen hoe oud ze dan waren. Het kan ik zelf ook maar het is misschien leuker om het te laten doen. En ging dus met al die spullen in een zak achterop zijn fiets en maar kijken waar die 's avonds mee thuiskwam. Nou, dat was misschien een kaars of een paar wortelen of een zakje groente. Je wist nooit! Hij kwam meestal 's avonds in het donker aan. Het gebeurde ook een keer dat hij ook in het donker niet kwam en dat 'ie midden in de nacht kwam. Toen was er een razzia en een bombardement en toen is hij in een greppel...heeft 'ie urenlang in een greppel gelegen in de polder. Dat waren hele angstige momenten. Dan hij had helemaal niks bij zich. Nou, dat was dan natuurlijk heel teleurstellend. Maar weet u wat zo ontzettend grappig was. Dat kan ik nu zeggen 'grappig', maar voor die tijd heel bijzonder en fantastisch. Hij kwam een keer doodvermoeid in de buurt van Abbenes en een nóg kleiner dorpje daarbij en hij rook een broodlucht. Een heerlijke broodlucht. Alleen al van die lucht, dat kon 'ie eigenlijk alleen al niet verdragen. En toen dacht 'ie Waar komt die lucht nou vandaan? Ga op die lucht af! Toen heeft 'ie bij een klein bakkerijtje, zag 'ie, en dan zie je een voordeur, een voorkant is ie ingegaan en aan een klein mevrouwtje gevraagd die daar in dat winkeltje stond: Mevrouw, u verkoopt brood. Heeft u brood voor mij?

#00:03:07# Nee, meneer, ik verkoop geen brood. Hij dacht: Ja, je kan me wat. Ik moét op die broodlucht af, dus hij liep achterom en toen zag hij een kleine bakker, een klein mannetje. Die meneer die heette De Man. Hij deed zijn naam eer aan. En die man die had scháp-pen met brood staan en bakte voor de Wehrmacht. En toen dacht mijn vader: ik ga hier niet weg voor ik een brood meekrijg. Hij dacht: ik moét die man plat hebben. Uiteindelijk is het hem gelukt om vier kadetjes te krijgen. Witte broodjes. Nou, dat had je natuurlijk jaren niet gezien, je wist amper nog hoe het smaakte. Maar dat moést 'ie ter plekke opeten, want die man die wilde niet dat mijn vader met die broodjes wegging. Maar hij dacht natuurlijk: ik moet die broodjes mee naar huis nemen voor mijn vrouw en mijn twee kinderen. En het is hem gelukt om één broodje op te eten, maar hij moest overgeven toen hij buiten was want zijn maag heeft dat niet kunnen verdragen en hij heeft een afspraak gemaakt met die man: meneer, ik kom hier iedere week weer terug en iedere week heeft 'ie een brood kunnen halen voor 7 gulden 50. En soms nam 'ie zijn vriend en mijn surrogaat-oom, Herman Kleibrink, daar mee naar toe. Het was héél gevaarlijk als die twee mannen samen waren natuurlijk, maar goed, soms deden ze het wel. Maar die tochten dat waren, ja, een soort hongertochten en hoe meer je mee kon nemen naar de boeren, die namen dat ook gretig aan, hoor! Toen de oorlog afgelopen was, heeft mijn moeder nog één tafelkleed overgehouden. Ze dacht: Mijn vader heette Wessel, nee Wes dat geef ik je niet mee. En één pak kaarsen! Voor kerstmis. Om kerstmis te vieren. Áls je het al kon vieren!

Interviewer
#00:05:36# En kunt u vertellen hoe een doorsnee dag verliep? Hoe werd er gekookt en gegeten?

Mevrouw Nagel
#00:05:43# Nou, dat was heel wonderlijk en mijn vader gemaakt van wat oud ijzerwerk. Dat noemden ze een Wolka-kacheltje. Dat had, geloof ik, wel iedereen zo'n kacheltje, maar hij had er een grote bak achter gemaakt, zo groot en dat was heel plat en daar kon je dan pannen opzetten. Maar....ja....wat ik me ervan herinner, er was natuurlijk geen groenten of aardappels om te koken. Als je al aardappels had, dan was je spekkoper dan werden die aardappels geschild - en dat waren er maar een paar, hoor! - en dat kon je dan naar een boer brengen en ik wéét nog, dat ik met mijn moeder op een fiets - toen hadden we nog een fiets - ben ik die schillen weg gaan brengen. Die aardappels die waren niet zoals nu, dat waren van die blauwe, vieze blauwe aardappels - nou die waren bijna niet te eten, hoor! - maar als je nou die schillen naar die boer bracht voor het vee, als hij dat had, dan kreeg je een heel klein beetje melk. Een klein flesje. En dat was natuurlijk ook geen echte melk, want die koeien die kregen ook natuurlijk geen goed voer en dat was voor mijn zusje, want mijn zusje die zat altijd te schreeuwen in de kinderstoel "Mlek (melk) en kaas", die sliste een beetje, mlek (melk) en kaas. Dat was het enige wat ze kon uiten en die was maar aan het slaan op dat plankje van die kinderstoel: mlek (melk) en kaas!

#00:07:26# Dat was het voor haar. Maar nou terug naar dat koken...en wat gingen we kopen? Voorzover je dat kopen kon, we haalden bij de boer, dat waren suikerbieten. Suikerbieten voor het vee en later tulpenbollen. En enkele maanden daarna aardperen, die mijn vader verbouwde op een landje (wijzend) hier tussen twee grote villa's op de hoek. Aan het eind van de straat had je een alleenstaand...heb je nóg een alleenstaand huis en ook aan de andere kant en nu zijn er inmiddels huizen gebouwd op dat landje, maar daar verbouwde hij aardperen. Nou die waren helemaal niét om te eten! Als ik het woord nog hoor, word ik er akelig van. Maar wát werd er op dat kacheltje gekookt: de suikerbieten. En die suikerbieten, dat waren zúlke grote pannen had mijn moeder: groene, emaille pannen met een gouden bies - dat heb ik geloof ik al eerder gezegd - en dan werden die suikerbieten die moest je snijden, schoonmaken, snijden en dan een beetje in stukken maken. En die stonden de hé-le dag op die kachel te smelten en te stomen en af en toe werd er een beetje in geroerd en dan uiteindelijk bleef er over: blauwe bietpulp en stroop. Nou, je kreeg een regeringsbroodje, nou, dat was zo'n klein broodje (wijst 15-20 cm aan), dus iedere dag had je - dat werd natuurlijk berekend; d'r waren zoveel personen in huis - dus dan kreeg je zoveel boterhammen, kon je boterhammen snijden natuurlijk - dus je kreeg één klein broodje: regeringsbrood noemden we dat.

#00:09:24# En daar werden ook bonnen voor uitgegeven: je kreeg - ik zal maar zeggen - een velletje met bonnen moet u zich voorstellen, zoals nu een velletje postpapier of de kerstzegels die zitten op grote vellen en zo moet u zich bonnen voorstellen. Die hadden een nummer en een kleur en nummer 106 met een beige kleur, dat was bijvoorbeeld voor brood. Nou ja, waagde het niet dat je twee bonnetjes inleverde want dan had je de volgende week natuurlijk niks. En die boterhammen die werden dan besmeerd met die vieze, zoete stroop - boter was er niet - en één boterham per dag. We gingen nooit tafeldekken. We stonden dat op te eten rondom die kachel om ook maar warmte te hebben. En verder...eten??? Ja, gaarkeuken. Gaarkeuken. En als er soep was dan lengde mijn vader van bouillontabletten of de een of ander vies spul kon je dan wat bouillon van maken. Dat werd dan aangelengd en dan had je soep, maar natuurlijk absoluut geen krachtige soep. Vlees zat er niet in. En hoe kwam je dan aan die groenten. Ook van die boer. Van die boeren van die hongertochten. Winterpenen en wat groenten. En hij ging ook met een, met grote blikken, twee blikken aan zijn stuur, nogmaals op die fiets zonder banden naar Den Haag waar onze grootouders woonden, die waren hoogbejaard en die hadden het nóg veel slechter dan wij want opa en oma die konden natuurlijk niet op hongertocht.

#00:11:22# Daar was geen sprake van. En in Den Haag was het ook nog heel erg. Mijn vader is ook een keer aangehouden, is in een vrachtwagen gegooid, in Oegstgeest bij het psychiatrisch ziekenhuis Endegeest, hier vlak in de buurt en is in een wagen gesmeten met nog veel andere mensen - mannen - en toen kwamen er Engelse vliegtuigen over en de Moffen die bij die auto's stonden die dachten dat ze gebombardeerd werden en die zijn zó bang geworden, die zijn gevlucht waardoor mijn vader uit die auto kon springen en hij tóch die fiets weer heeft gepakt. Hoe heb je de moéd als je toch bijna bij huis bent, om tóch die hoogbejaarde grootouders van soep te gaan voorzien! Hij had het geluk, doordat hij bij een verzekeringsmaatschappij werkte en verzekeringen afsloot bij allerlei mensen...ja, toen natuurlijk helemaal niet meer, want niemand had daar oren naar: hij had een Ausweis en hij kwam door allerlei posten met dat bewijs. Zodoende kon hij ook opa en oma bereiken en ook op die hongertochten had hij daar natuurlijk wat aan. En verder kreeg je natuurlijk...kon je bij een kruidenier kon je - ook op die bonnen - een of...vies Melba heette dat spul, dat weet ik nog heel goed. Dat was een pakje, dat kon je aanlengen met water, heeeeel vies spul - een soort glazuur - heel vies zoet en dat kon je dan ook op zo'n regeringsboterham smeren.

#00:13:18# Ik weet nog heel goed dat in 1943, toen ben ik met mijn ouders....met mijn moéder naar een kerstdienst geweest, hier in de Paulus kerk, en mijn vader bleef bij mijn zusje die nog steeds in de kinderstoel zat en toen heeft mijn vader van die bietenpulp pannenkoekjes gebakken. Nou, ik zal u besparen hoe het smaakte, dat heb ik net al gezegd en toen ik thuiskwam met mijn moeder uit die kerstdienst toen hadden wij een hele feestelijke taart. Hij had zó'n stapel gemaakt van pannenkoekjes, ongeveer zo groot...blauwe bietenpulp en dan had 'ie stroop en melba tussen gesmeerd, lagen gemaakt en de bovenkant had hij met Melba gemaakt: Melba met pulp besmeerd en dan had hij een envelop genomen, had hij een puntje afgeknipt, dan had 'ie die vieze Melba-troep in die envelop gedaan alsof je een slagroomspuit had. Toen heeft hij daar opgeschreven Vrolijk Kerstfeest. Het ontroert me nog. Het ontroert me nog, want we hadden niks.

Interview Mevrouw Nagel, fragment 3


Mevrouw Nagel
#00:00:01# En dat was Kerstfeest. En ook heeft 'ie een keer heeft 'ie een boom gepikt....Ja, we hadden landje-pik, want we hadden hier in het Leidse Hout daar stond een grote wagen. Een soort wagen waar stratenmakers in zitten als ze rust hebben - zo moet u zich dat voorstellen - en daar zat Meneer Landje-pik, die noemden we zo. Die had de opdracht, dat was gewoon een Nederlander en die had de opdracht om het bos te bewaken. Nou, u begrijpt, d'r is hier menig tuinhek doorgezaagd, want we hebben het originele tuinhek hebben we allang niet meer, en er zijn hier nog enkele huizen die het tuinhekje helemaal niet hebben, misschien omdat er jonge mensen dachten: Nou, zo hebben we dat uit de oorlog over...d'r werden hele bomen omgezaagd als Landje-pik er niet was. En ik was klein en dan zei mijn moeder : Nel...Nellie, ga even die en die achterna want Landje-pik zal er niet zijn want ik zie wat oudere kinderen met boomstammen uit de Leidse Hout komen! Nou, dan moest ik ook proberen zo'n stuk hout te bemachtigen en dat lukte niet altijd, maar daar kon die Wolka-kachel natuurlijk mee aangehouden worden. En om warmte verder in huis te krijgen, hadden wij allemaal dekens, oude dekens gespannen voor de ramen, spijkers in de stijlen, haakjes eraan en zo was het om de boel, de tocht, te weren in huizen overal, he? We hadden toen nog kamer-en-suite, dus zoveel mogelijk deuren dicht, ja, dat was heel ongezellig allemaal hoor!

#00:02:07# Maar dat Landje-pik...we wisten op een goed moment natuurlijk wanneer die man er wel en niet was en het was kerstmis en mijn ouders zouden en moesten een boom hebben en toen hadden ze overdag, had mijn vader een goeie plek uitgezocht om een klein dennenboompje af te zagen en toen kwam 'ie daar en toen was die boom weg. Hij had een oog op die boom. En die was weg en toen bleek dat zijn vriend, oom Herman Kleibrink, diezelfde plek had uitgezocht - misschien waren ze wel samen gaan kijken, ik weet het niet - maar in ieder geval dat was natuurlijk een grote teleurstelling dus moest de volgende nacht (!), avond maar het is hem gelukt en dan hadden we een boom. Ja. Wát we daar nou in hadden, dat weet ik niet, maar ik weet wel dat we vroeger échte kaarsjes hadden maar of we dat in de oorlog nog hadden dat weet ik echt niet meer. We hebben er wel foto's van, maar toen was ik....nee, dat was ik...dat was net toen de oorlog afgelopen was. Wél weet ik nog dat we....dat mijn moeder de kaarsen had bewaard voor kerstmis. Ja en dat waren er natuurlijk maar....dat was er één of drie, maar niet zoals we dat nu allemaal kennen.

Interviewer
#00:03:36# En heeft u nog herinneringen aan verjaardagen?

Mevrouw Nagel
#00:03:41# Nou, eigenlijk werden die niet gevierd. Eigenlijk werden die niet gevierd, dat kan ik me niet herinneren. Ik weet wel toen de oorlog pas afgelopen was kregen we natuurlijk van opa en oma een kaartje en toen het pas afgelopen was, werden er vrienden van mijn ouders hier gevraagd voor een kopje koffie of een kopje thee. En ze maakten een glaasje bowl of een beetje cider en er werd een cakeje gebakken, maar verder was het allemaal heel summier. En kinderpartijtjes, dat was er in de oorlog niet. Nee, absoluut niet.
Interviewer
#00:04:36# Had u contacten met joodse mensen hier in de buurt of in de straat?

Mevrouw Nagel
#00:04:44 Eh...contacten met joodse mensen hier in de buurt of in de straat, die had ik persoonlijk eigenlijk niet zo. Al hadden we hier wel aan de overkant een familie wonen, die hadden een joods meisje in huis genomen. En ja, daar speelden we wel eens mee, maar eigenlijk alleen binnenshuis met poppen. Want het was natuurlijk gevaarlijk om buiten te spelen met dat meisje. We deden het soms wel, maar dan moest je heel erg opletten hoor! En aan de overkant had ik een vriendinnetje wonen waar ik altijd 's morgens mee naar school ging en later namen we ook allebei ons zusje mee, want we zijn na de lagere school - we waren hier op de Leidse Houtschool - en hebben we daar ook samen de middelbare school doorgebracht en als we dan...als ik haar kwam ophalen dan was er altijd een tante en een oom die ons ook gedag zei. En later bleek, dat dat de joden-mensen waren, dat heb ik nooit geweten. En verder weet ik dat, we hadden hier een paar buurtwinkeltjes, waar o.a. de sigarenwinkel van de familie Spoor en die had heel wat joden in huis. Ik geloof wel 15-16 mensen, maar ook een paar Engelsen.

#00:06:14# Want er is hier ook een vliegtuig vlak in de buurt neergestort en daar is een piloot - meen ik - dat die daar bij de familie Spoor in huis terechtgekomen is, maar ik geloof ook dat er één meteen opgepakt is maar dat weet ik niet precies. Dat weet ik niet precies. Maar goed, op een goed moment zag mijn vader dat er een auto stopte - ook hier in de straat - en bij de familie Spoor en die bracht daar bakken met broden binnen. En toen is mijn vader gaan zeggen tegen meneer Spoor: ik wil me nergens mee bemoeien, maar ik denk dat hier mee mensen leven dan jullie met het gezin en de kinderen. Nou en toen heeft meneer Spoor er niet zoveel op gezegd, want hij dacht natuurlijk van Ja, Wessel Nagel kan ik wel vertrouwen maar stél dat die zijn mond voorbij praat, want zo ging het en dat is eigenlijk het enige contact met voor mij met de joden-mensen. En je moest natuurlijk in die tijd héél goed weten wat je tegen iemand zei. Je eigenlijk niemand vertrouwen: je naaste vrienden kon je ook eigenlijk niet vertrouwen. Je deed het wel, maar stél dat ze opgepakt zouden worden én ondervraagd zouden worden want die ondervragingen waren toentertijd ook niet niks en dan ging je natuurlijk wel door de knieën als je gemarteld werd of felle lampen op je werden neergezet zodat je..en geen eten kreeg en uitgehongerd werd of geslagen en gefolterd.

#00:08:05# Zo ging dat, dus dan ging je door de knieën en waren ze natuurlijk heel bang dat je ook over je vrienden iets zou gaan vertellen, bijv. het luisteren naar Radio Oranje wat dat was je-van-hét want dán kon je te weten komen hoe ver de bevrijders waren. We hadden hier ook een landkaart hangen - mocht natuurlijk ook niemand zien - en dan kon je precies werd aangewezen met een pen, toen waren er geen viltstiften enzovoorts, nu zijn ze daar en nu zijn ze bijna bij de Rijn aangekomen. Afijn, zo werd dat gevolgd. Maar even terugkomend op die joden-mensen: d'r waren in de oorlog natuurlijk ook heel veel ziektes. Ik ben heel veel ziek geweest. We werden niet ingeent tegen kinkhoest, difteritis en noem maar al die kinderziektes maar op. Ik heb ze állemaal gehad: klierkoortsen, abcessen, mondabcessen, noem het maar op. En d'r waren natuurlijk weinig medicijnen voor, daar moest je ook heel veel geld voor betalen wilde je iets te pakken kunnen krijgen. Gelukkig hadden we wel een lieve huisarts. Mijn zusje was ook heel ziek, is ook heel geweest. Ook als baby. Ik kan me nog heel goed herinneren dat zij een half jaar was, dat zij- ze had heel veel last van stuipen. Stuiptrekkingen. En dat gebeurde ook vaak midden in de nacht en dan ging mijn vader naar een paar huizen verder, daar woonde iemand - een arts in opleiding tot internist, die kwam dan in zijn pyjama en die, ja, die gaf mijn zusje iets waardoor ze rustig werd. Meestal moest je zo'n kind in een koud badje zetten en maar met koud water of de rug gieten.

#00:10:12# Nou, dat waren natuurlijk hele zielige taferelen. Ook als kind om dat aan te zien, maar ja, dat was dan waarschijnlijk de methode en ze werd onder behandeling gesteld van een kinderarts en dat was een joden-man die - zijn naam weet ik niet meer - die werd, die had praktijk hier in een woonhuis op de Rijnsburgerweg en die was verkleed. Die had een pruik, want joden-mensen...ja, er zijn - met alle respect - volkeren waarvan je ziet tot welk volk of tot welk land ze behoren en dat was ook met de joden-mensen, sommige joden-mensen, het geval. En dat was voor hen niet altijd makkelijk om zich te verstoppen. Dat was verschrikkelijk zielig voor die mensen. Het waren tenslotte hele lieve mensen en die ontzettend veel meemaakten van familieleden die ze plotseling niet meer zagen, die weggevoerd waren en werden. Maar die joden-man, dat was de kinderarts die ook hier thuis kwam en dat ging dan ook 's nachts en 's avonds. Ja, dat moest allemaal heel stiekem gaan. Dat was toch wel heel bijzonder dat die mensen zich toch inzetten, terwijl ze zo kwetsbaar waren om zomaar opgepakt te worden. Maar datzelfde geldt eigenlijk ook voor de Nederlander en ook de mensen hier uit de buurt. Dat waren natuurlijk tóch toén, ja, veertigers. Jonge mensen, nou die hadden het maar al te hard nodig in Duitsland in de fabrieken, want onder dat mom ging het natuurlijk, he? Arbeiten.

#00:12:03# En dan...ja, ik heb ook meegemaakt dat ze op de Rijnsburgerweg razzia's hielden en dan werd dat snel doorgegeven van...verstoppen, verstop je, want..., maar ja als er een razzia op de Rijnsburgerweg was waar moest je heen? Mijn vader die vloog soms de heg over als we dat hoorden. Pappie, vluchten! Nou, dan vluchtte die heg over. Het Land van Ballego en dan bij de familie Winsemius, een heel groot huis op de Rijnsburgerweg, daar konden ze dan onderduiken en dan, ja, dan werd er wel weer gewaarschuwd als het veilig was. En ook werden die mensen, die dan daar opgepikt werden, in groepen werden ze neergezet en dan moest je maar volgen en dan waren er ook gróte razzia's daar in de buurt van het station en dan werden ze allemaal in een restaurant binnengeleid - dat heette toen Ruteck's dat is een...ja, een soort - hoe noem je dat - een soort McDonalds, zoiets was dat en daar werden ze dan bijeengebracht. En dan werd er natuurlijk gezegd, dat maar moesten volgen wat hen aangezegd werd.
Ja, zo ging dat. En mijn vader is met diezelfde oom Herman en die meneer Winsemius in de Leidse Sterrenwacht weken ondergedoken geweest, 6-8 weken, met een winterwortel en een po gingen ze dan 's avonds weg. En ja, ze moesten hun behoeften doen en ze moesten eten en waren in grote spanning, natuurlijk, 's nachts...dágen hebben ze daar gebivakkeerd. Het was ook dat ze niet thuiskwamen overdag, hoor, als het veilig was. Ja, zo ging dat!

Interview Mevrouw Nagel, fragment 4


Mevrouw Nagel
#00:00:02” En ja, zo was het natuurlijk ook die ziektes, daar kon je je ook...daar was ook...was er niet alleen waren er kinderziektes en andere ziektes, maar er waren ook, er was ook veel ongedierte. Later kwam de piekenzuster op school van de GGD natuurlijk om onze hoofden allemaal na te kijken en te kijken of je niet ondervoed was. Dat gebeurde later. Maar ik weet nog goed dat ik kreeg van mijn moeder stukken gaas met een heel vies spulletje erin, dat stónk zó verschrikkelijk, dat waren gazen die waren bewerkt met chloroform. Een geel spul en dat had je dan in je sokken en om - je had natuurlijk luizen, je had vlooien, dat was verschrikkelijk hoor, die vlooien, dat was heel vies - en dat werd dan ook allemaal nagekeken. Als er maar een bruin plekje op je kussensloop was of op je kleding, nou dan zocht mijn moeder net zolang tot ze een vlo te pakken kreeg. En dan in een bak met water fijnknijpen, tussen je nagels, nou dan had ze er weer een! En ja, ik spreek over sokken. Mijn moeder had dan nog wat wol gespaard, want ze hebben natuurlijk toch wel die oorlog zien aankomen, en ze hebben ook wel wat gehamsterd: blikken bonen, tubes tandpasta, dat kan ik me ook nog heel goed herinneren, maar ja, er was natuurlijk niet altijd geld voor om een grote voorraad aan te leggen. En ik had dan gebreide sokken. Schoenen had ik niet. Ik had gebreide sokken, soms ook lange sokken en ik was gek op treintje-spelen.

#00:02:09# We hadden een treintje, dat kan ik me ook nog herinneren - en ik kroop al over de grond, natuurlijk, ook spelen met mijn zusje - maar om die kleding maar zo goed mogelijk heel te houden, had mijn vader van stukjes leer, leren stukjes. Moet u zich voorstellen, zulke velletjes van leer, met aan beide kanten lange stukken band die werden dan om je knieen gebonden en dat ging dan natuurlijk lekker knellen in je knieholte en zo speelde je dan om je sokken of kousen heel te houden, want als je gaat kruipen over de grond gaat dat breisel natuurlijk kapot. Er ontstaan gaten. En verder had ik geen schoenen: we hadden houten kleppers....hoe ze daar.....dat noem je houten kleppers. Hoe ze daar aan kwamen, dat weet ik niet. Dat weet ik écht niet meer. Die zal je wel ergens hebben kunnen kopen. Soms zaagden ze die ook. Er waren ook kinderen die hadden blokken hout en er waren wat holen uitgehouwen, zodat je voet toch wat kon rusten maar meestal was dat niet het geval. Een stuk hout , dit is een behoorlijk stuk hout, hier rustte je voet op, hier waren spijkers in geslagen met band, zo'n zelfde band als van dat knieband en daar zette je je voet in en dat werd zo - kruislings - gestikt en dat was het waar je op liep. Je was een spekkoper als je hier, onder dat hout, een stukje tuinslang geplakt had, want dát liep natuurlijk prettiger. Maar nogmaals, je was een spekkoper als je dat had. Dat waren dus de schoenen.

#00:04:15# Kleding: ik weet ook nog goed dat - ook weer aan diezelfde overkant - daar woonden mevrouw en meneer Versteeg (of Versteegh?) en meneer Versteeg was directeur van de touwfabrieken. En die mensen hadden het redelijk goed, voor de oorlog. In de oorlog helemaal niet, want die man is later gestorven en die mevrouw die was heel oud geworden en die kon ook niet...geen eten koken en ik bracht iedere avond een schaaltje van dat oorlogseten met zo'n kommetje - ik zie nóg dat gebloemde kopje voor me waar mijn moeder dat prakje midden in dat bakje - had ze een kopje gezet en er zat een soort jus in.
Nou, dat was ook smerig spul, maar dat bracht ik dan naar die mevrouw Versteeg. Die heette tante Jo. Maar tante Jo, die had nog een kostuum van haar man, overleden man, een zwart kostuum. En nou was er een mevrouw, dat was een naaister, die woonde in de Regentesselaan in Oegstgeest hier en die mevrouw die kon heel goed naaien. En dan moest ik met mijn moeder op woensdagmiddag naar die mevrouw en dan kreeg ik een jasje en een rokje van dat pak van die man van tante Jo. Nou, ik vond het verschríkkelijk. Verschríkkelijk! Ik vond dat zwart al helemaal lelijk en dat stond me niet en ik moest het allemaal leuk vinden, maar goed...je ouders waren natuurlijk al lang blij dat iets te dragen had. Een kledingstuk had. En zo ging dat.

Interviewer
#00:06:06# En, kende u mensen u mensen uit de illegaliteit? Uit het verzet?

Mevrouw Nagel
#00:06:13# Nee, nee, ik moet zeggen dat ik dat niet weet. En zeker als kind wist je dat natuurlijk helemaal niet, dat werd je nooit verteld. Stel je voor!! Nee, dat werd natuurlijk nooit verteld. Nee, dat heb ik pas later begrepen wie dat waren. Dat is pas later verteld. Nee, dat weet ik niet.

Interviewer
#00:06:40# En, NSB-ers woonden hier in de straat?

Mevrouw Nagel
#00:06:44# Ja, hier woonde een NSB-er. Hiernaast - dat heb ik al eerder gezegd - dat waren sympathisanten noemden ze zich. Het waren wel aardige mensen, hoor, maar levensgevaarlijk natuurlijk. En er woonde een eindje verderop de familie Schmeltzer en dat waren héle, ákelige, fanatieke lui, daar moest je maar beter niet verkeren. Dat was verschrikkelijk. Die heb ik ook weg zien voeren als kind. Die heb ik weg zien voeren, ja...Ja...met de Nederlandse mensen natuurlijk. Ja, enne, daar zijn foto's van nog. Ja, dat was heel bijzonder dat die mensen werden weggevoerd, maar wat gáf dat de mensen hier in de buurt een rust. Ja, dat is met geen pen te beschrijven hoe dat geweest is voor die mensen. Ja, en verder van het verzet weet ik dus...mensen uit het verzet, die heb ik niet gekend. Ik weet wel natuurlijk het stiekeme allemaal van het luisteren naar Radio Oranje.

#00:08:04# En die berichten, die moest ik wel eens - dat werd getypt op zo'n ouderwetse typemachine met die rolletjes lint - en o wee als dat lint op was, want dat was natuurlijk heel verschrikkelijk en dan werden die berichtjes getypt op hele kleine velletjes papier. Er werd geknipt en dat moest ik dan voor sperre-tijd - zo heette dat, je mocht na achten en soms na zes uur - niet meer de straat op tot de volgende morgen. Er was een bepaalde tijd voor, maar welke tijd in de ochtend dat weet ik niet meer. Het was natuurlijk ontzéttend gevaarlijk als je wel de straat opging. En dan moest ik die berichten bij verschillende mensen in de bus stoppen en ik moest ook precies opzeggen bij wie ik dat moest doen. En dan werd ik weer - als ik thuiskwam - werd er gevraagd Nellie, bij wie heb je dat in de bus gestopt? Ja, zo werd ik steeds maar ondervraagd. Dat zal toch voor menig ouderpaar ook heel stressvol geweest zijn om die kinderen steeds maar te moeten ondervragen en te denken van Oh-oh-oh, als ze maar niet...hebben ze thuis ook werkelijk de waarheid gezegd? Ja, zo was het. Op school werd daar gelukkig niets gevraagd door de leraren. Wel eens van Is je vader thuis of Is je vader nog thuis of...want niemand vertrouwde elkaar! Je kon wel een hele saamhorige buurt hebben, want dat was heel geweldig hoor, hier was een hele, grote saamhorigheid wat je nu sociale-controle noemt. Ja. Zo ging dat.

#00:10:11# Het jammere was eigenlijk wel dat...dat ben ik....over die invorderingen en wát uiteindelijk niet weggehaald is, maar wat verstopt is, dat zilver en dat koper dat ben ik vergeten te vertellen, dat is niet weggehaald. Nee, we déden alsof het al weggehaald was want het al weggehaald was vandaar die vervalste papieren die we van meneer De Kler hadden gekregen, maar het is allemaal verstopt onder de grond, in kelders hier en daar, maar met name in de kelders van de Sterrenwacht, de Leidse Sterrenwacht. En na de oorlog is er helaas niets meer van teruggevonden, dat was een grote desillusie voor met name mijn ouders en natuurlijk ook voor meerdere mensen. De sperrtijd hield ook nog in, dat we alle ramen en deuren verduisterd hadden want je had niet eens licht. Alles was met zwart papier, dat kon je dan ook ergens halen, was verduisterd. Dat was op de ramen en deuren geplakt. Je mocht geen spleetje zien. Eén keer was er wel een spleetje te zien. Wat vreemd, want mensen hadden toch immers geen licht? Maar ja, weer, nu, voor de zoveelste keer aan de overkant, woonde de familie Barg (?) - de ouders van dat bewuste schoolvriendinnetje - en die meneer die werkte bij de Gas- en Lichtfabrieken hier in Leiden en die had heel stiekem een draadje van huis-naar-huis, via onze naaste buren, waren gaten in de muur en dat draadje kwam zo hier de kamer in, zodat wij een heel klein lichtje hadden. Had mijn vader, die hield zo van fotograferen, die had een statief in de kamer neergezet en een gaskousje d'r op, gas, gaskousje erop en dan was er een heel klein vlammetje, dus we hadden licht.

#00:12:35# En dat is te zien geweest op dat Land van Ballego, een klein, klein spleetje. D'r werden schoten gelost. Nou, toen wisten we natuurlijk niet hoe snel of we dat uit moesten doen. Dat is te zien geweest, en er werden later, zijn wij daar ook door andere mensen hier uit de buurt op gewezen: let op, ze zien bij jullie een lichtje. En met datzelfde gaskousje heeft mijn vader in de oorlog foto's kunnen ontwikkelen. Hier was kamer-en-suite en hij had zelf een vergrotingsapparaat gemaakt van een oud fototoestel. Ik zie nog dat fototoestel, dat was van hout, dat had ie opgehangen aan de zijkant van de kasten, want dat was dus kamer-en-suite en er waren kasten, had hij opgehangen aan de zijkant - dat had hij helemaal zelf van hout gemaakt en er waren gleuven waardoor dat fototoestel met een oud fototoestelletje met een balg - ik zie nog de patronen en plooien van die balg heen-en-weer gaan - en dan had ie een klein, soort loepje dat klikte dan en dan kon hij precies zien of het negatief groot was of klein was en dan ging die daar dus foto's maken en dan had hij een bak met fixeer en ander middelen. Dat had hij nog van voor de oorlog. Dat was natuurlijk allemaal bewaard en dan mocht ik helpen, dan moest ik heel voorzichtig die bakken heen-en-weer halen, heel voorzichtig moest je dat doen, dat fixeer moest dan dat papier bereiken en zo ontstond er een foto en dat moest dan gedroogd worden enzovoort, enzovoort. En dan zou je kunnen denken, ja, waarom nou in de oorlog dit doen, op deze manier, 's nachts. Dat heeft een verhaal.

Interview Mevrouw Nagel, fragment 5


Mevrouw Nagel
#00:00:01# Hij had mensen in de stad die hij kende, dat was een grote betonfabriek - de firma Wernink - en die mensen, die hadden een paar kleine kinderen en daar hij maakte foto's van kleine kinderen. En ja, dat was een soort mond-op-mondreclame. Zo kwam hij wel eens ook bij andere families en dan vroegen die families Ja, wat wilt u daarvoor hebben? Dan zei hij: ja, geef maar antraciet, want hij wist dat bij de firma Wernink ook wat kolen te vinden waren en nou, dat gebeurde dan, dan kreeg hij een zakje antraciet. Het waren zulke kleine zakjes. Hele kleine kooltjes of briketten, dat was natuurlijk ook een heel geweldig iets als je dat kon bemachtigen. Het gebeurde ook wel, dat ik naar diezelfde firma waar ik het nu over heb, naar toegestuurd werd met een kinderwagen van mijn zusje gingen wij naar....daar lag een klein popje in of soms niks, die wagen was met een dekentje gevuld en een matrasje en dan werd er met mij geoefend in huis; ik moest net doen alsof er een kindje in lag. Af en toe even stoppen, een beetje praten in die wagen tegen dat kindje die er niet lag en zo ging ik ook op hongertocht met mijn vader die een eindje achter me liep, een heel eind soms, soms wat dichterbij, soms naast me, die keek of het wel veilig was.

#00:02:07# Het plan wat we moesten gaan uitvoeren. Ik ging met die wagen naar de firma Wernink op de Lage Morsweg, meen ik, dat was voor mij best een heel eind lopen, daar kreeg ik een klein beetje kolen, deed ik in die wagen en dan gingen we samen weer ergens naar de Haarlemmerstraat naar een klein winkeltje - ik geloof de firma Dekker - ik weet niet precies meer wat voor een winkel dat was - ik meen een kruidenierswinkel en daar kreeg ik dan een stukje kaas en dat werd dan natuurlijk ook weer in die wagen gelegd en zo kwam ik thuis. En dat was natuurlijk voor mijn zusje, want die was maar aan het schreeuwen mlek (melk) en kaas. En die foto's die heeft mijn vader ook wel gered met het bemachtigen van voedsel. Zo ruilde je met van alles en nog wat. Ja had geen bewust gevoel van Oh, dat heb ik ooit gemaakt of dat heeft mijn overgrootmoeder gemaakt, dat wil ik zo graag nog behouden, nee, dat was er eigenlijk niet. Wél die kaarsen, die ze wilde bewaren want dat nam niemand hen af. En ook niet een laken. Eén laken is bewaard gebleven: een beddenlaken.

Interviewer
#00:03:43# Aan het einde van de oorlog is er een incident geweest met bommenwerpers op de hoek Warmonderweg en De Kempenaerstraat. Kunt u zich dat nog herinneren?

Mevrouw Nagel
#00:03:54# Ik kan me heel goed herinneren dat er een soort bombardement...ik weet natuurlijk niet precies of dat écht zo is...of je dat echt zo kan noemen. Het is wel zo, dat hier op de hoek - De Kempenaerstraat / Warmonderweg - is een vliegtuig heel laag overgevlogen en is in een huis terechtgekomen, dat was een soort etablissement, een soort restaurant: het heette Huize de Wijnstok. En gedacht werd, dat dat vliegtuig de bedoeling....dat het de bedoeling was van dat vliegtuig om de sintelbaan te bombarderen waar die V-1's stonden opgesteld. Dat vliegtuig is waarschijnlijk te snel afgezwenkt of te laag of te snel van hoogte veranderd waardoor dat vliegtuig het dak heeft geraakt van dat etablissement en toen is er een Engelse piloot, natuurlijk, heeft geprobeerd te vluchten? Of dat nou gelukt is, dat weet ik niet meer precies, maar ik weet wél dat er een Engelse piloot opgevangen is door die familie Spoor. Dat zou mogelijk die man geweest kunnen zijn, maar dat weet ik niet meer zeker. Wat ik me er ook nog van kan herinneren is dat er van die parachute - dat hebben mensen hier uit de buurt natuurlijk weten te bemachtigen - daar is kleding van gemaakt. Ik heb daar ook een rokje van gekregen. Er was natuurlijk altijd wel een buurvrouw die toch nog, een moeder die een naaimachine had, want je loog als geen ander. Dat heb ik al eerder verteld met die vervalsingspapieren, dus daar werd dan kleding van gemaakt. En verder kan ik me ook nog wel herinneren dat er een behoorlijk bombardement geweest is om het....de bedoeling was het station plat te gooien en dat is niet helemaal goed gelukt, maar daar is de hele Haverzakbuurt, de Haverzaklaan, dat is helemaal kapot gegooid.

#00:06:19# Dat was een buurtje achter...tegenover dat restaurant Ruteck's, achter de Steenstraat. Zo moet u zich dat voorstellen. Hier in Leiden. Mijn vader was ook in dat bombardement. Het was midden op de dag. Ik kan het me nog heel goed herinneren en hij is gelukkig daar goed uit kunnen komen. Ja, dat kan ik me herinneren van bombardementen. Verder weet ik natuurlijk weinig van de grote bombardementen die elders, Rotterdam, en zo zijn geweest. Ik weet wel uit verhalen dat van mijn ouders dat dat plaatsvond. Ze probeerden je natuurlijk niet alles te vertellen, want dat was allemaal zorgen-zorgen-zorgen. En het moest natuurlijk ook wel een beetje ook nog wel een beetje gezellig en vrolijk blijven, want dat was toch al zo bedrukt allemaal: het leven. Wat ik verteld heb over dat eten enzovoort. En hoe we op school vertoefden.

Interviewer
#00:07:31# En mei '45 was de Bevrijding. Bevrijdingsdag: kunt u zich dat nog herinneren?

Mevrouw Nagel
#00:07:38# Ja, dat kan ik me heel goed herinneren. Ik was ziek. Ik had een kaakabces en ik lag in mijn kamertje boven en mijn ouders waren dolenthousiast: Nelly, Nelly, we zijn vrij!!! Kom! Kom! We zijn bevrijd! En..ik werd aangekleed. Mijn zusje werd aangekleed, die werd in een wagentje gezet. Rennen. Rennen. Allemaal de Rijnsburgerweg op tot aan de Blauwpoortsbrug in Leiden hebben we gehotst, gezongen, gezongen. Wát weet ik niet meer, want iedereen was blij. En toen kwamen de Canadezen, die kwamen via het Rapenburg door de stad, zo de Blauwpoortsbrug tot hier de Warmonderweg en die zijn gelegerd geraakt in...bij Kasteel Oud-Poelgeest. Daar zijn ook nog foto's van en dan gingen we als kind naar toe, toen was ik natuurlijk ouder - het was 1945 - toen was ik 9 of 10 jaar. Daar gingen we naar toe met een klein notitieblokje, gingen we handtekeningen verzamelen van die Canadezen. Helaas, helaas, helaas, helaas heb ik ooit bij een kamer opruimen dat boekje weggegooid. Ik vind het nóg vreselijk.

#00:09:01# En we kregen van die Canadezen zúlke kleine pakjes met drie sigaretten er in. Noú dat wás natuurlijk wat voor je ouders! En we kregen hele kleine pakjes sticks, zoals je nu die koffie-sticks hebt met koffiepoeder. Nou, dat was natuurlijk schitterend. En daarna, kort daarna hebben we hier in de straat een heel groot bevrijdingsfeest gehad. We waren als kind allemaal verkleed: ik was een boerinnetje met een mandje...en Roodkapjes waren er veel, die kleding die werd gehuurd. Ergens. Ik denk ook toen nog de familie....toen al de familie Hoppezak. De buurman was een advocaat. De andere was een predikant, ook met een keurig het befje. Er waren doktoren. Mijn moeder was een cowboy, die was wég van cowboys die had een grote hoed en zo'n brede ceintuur en laarzen. En tante An Kleibrink, die was boerin en zo hadden ze allemaal een functie. En dat was natuurlijk kinderspelen: klomplopen, eierlopen, allemaal hier in de straat. En aan de overkant en aan deze kant waren tafels geplaatst van hout, schragen, en daar stonden allemaal bordjes op met beschuiten met pudding, aardbeien erop. Ik weet dat het in de zomer was en dat kregen we dan als kind. En het slot van het lied, het hoogtepunt was, dat aan het eind van de straat daar hadden - natuurlijk weer mijn vader en meneer Kleibrink en andere mensen - die hadden tegels, die hadden toestemming van de gemeente gekregen, hadden tegels uit het trottoir gehaald, grote palen hebben ze daar ingezet en daar kwam de familie...daar kwam vuurwerk, heeel groot vuurwerk is er geweest van....bezorgd door de firma Kat, want in één van de huizen daar woonde de directeur van de vuurwerkfabriek.

#00:11:21# Nou, dat was natuurlijk iets bijzonders. Dat begrijpt u. Ja, het was heel erg leuk. Nou ja, dat was eigenlijk de bevrijding die ik me kan herinneren. Én wat ik verteld heb, wat bewaard was gebleven, de kaarsen en de dingen die bewaard waren gebleven werden hoogtepunten die zouden ontstaan. Dat was natuurlijk ook de bevrijding met een vlag en die hebben mijn ouders gemaakt van oude lakens. Ze hadden ook nog wat verf. Nou, het wit was dan wel wit, maar het rood was roze en het blauw was paars, dat hebben ze aan elkaar genaaid en dat was ontroerend om te zien. De lat, we hadden een klein schuurtje van keukendeur tot schuur, daar was een kloplat die lag in houten stukken die ze uitgehouwen hadden en die is.....daar gingen we de kokosmatten altijd op uitkloppen. Voor zover je die nog had. En die lat die werd gebruikt als vlaggenstok, die was ook een beetje geschilderd. D'r was nog een knop. Mijn vader had nog een knop er opgemaakt om het maar wat te laten lijken, maar er hing dus een lel....een lap van een laken nou tot hiér over de goot heen. Ja, en ja, zo deden meer mensen dat, he? Ook natuurlijk om die Canadezen te laten zien hoe blij wij waren. Die vlaggen waren bewaard. Enkele, hè, want niet ieder huis had die vlag, want het gebeurde plotseling natuurlijk. Daar kwámen ze: gróte tanks!!! Ja.....

Interview Mevrouw Nagel, fragment 6


Interviewer
#00:00:2# Na de oorlog...is op 1 maart 1946, Felix Guljé, doodgeschoten. Kunt u zich dat nog herinneren?

Mevrouw Nagel
#00:00:14# Ja, dat weet ik, ja. En het enige wat ik er van weet als kind, dat die familie daar woonde, dat waren kéurige mensen. Ze hadden ook een paar kinderen, daar hebben we niet mee gespeeld, want die waren net iets ouder, maar ik weet het precies. Ik weet precies, ik ken het huis natuurlijk en ik kan me die mensen nog heel goed voor me halen, maar wié-wat-waarom dat is iets wat ik niet weet. Dat weet ik absoluut niet als kind. Ik weet alleen dat het verschrikkelijk was, wat dat daar is gebeurd. Ja, ja, dat was verschrikkelijk. En wat ik ook nog weet, dat - over mensen die hier in de buurt woonden - dat was nog een familie: een NSB-er. Dat waren geen prettige mensen, hadden drie jonge kinderen, ook in mijn leeftijd, daar mocht je natuurlijk niet mee spelen en die hadden nogal wat verzameld wat ze kregen toegestuurd van de moffen, en werden bedeeld door de moffen, en direct na de bevrijding is er een wagen gekomen - een platte wagen - met een paard, twee paarden ervoor, dat weet ik nog en toen is even uit huis gehaald wat daar allemaal stond: wekpotten, wek...ik heb nog nooit van mijn leven zoveel potten gezien. Nou!!!!....daar stonden groepen mensen omheen natuurlijk om te kijken: kíjk eens even wat die vuile, me-dit-en-me-dat toch maar allemaal gekregen hebben.!!! En ja, ze hadden hun waar natuurlijk mager van de honger. En over eten gesproken: er kwamen natuurlijk ook voedseldroppings. Eén keer, dat was zo machtig-mooi.

#00:02:13# Dan kwamen er vliegtuigen heel laag overgevlogen, dat grasveld van de Leidse Hout en er kwamen gróte zakken uit de vliegtuigen werden gegooid. Ik heb hier nog een haak bewaard, want hier, dat werd er natuurlijk uitgegooid en aan die haak zat zo'n grote jute zak. Nou, dat was natuurlijk je-van-het als je zo'n haak kon bemachtigen, dat heeft mijn vader of mijn moeder nog altijd bewaard. Ja. En daar zat natuurlijk van alles in en dat werd verdeeld en dat ging ook heel goed, want ik heb verteld, het was hier een grote saamhorigheid met elkaar en dat werd allemaal eerlijk verdeeld: voor die zoveel brood en voor die zoveel meel en zo ging dat. Ja. En wat er ook nog bewaard is gebleven, dat is ook wel heel grappig om te zien. Nu zou je zo'n ziekenhuisbandje om je heen hebben, weet u wel, als je in ziekenhuizen opgenomen wordt dan krijg je zo'n bandje: van mevrouw Nagel, kamer huppelepup, LUMC. Maar dit is een plaatje, dat heeft mijn vader gemaakt. Een naamplaatje. Hier staat mijn naam op en de straat waar ik woon(de) en de plaatsnaam. Hier zitten - u ziet - nog twee gaatjes in en dan was er een koord en dat droeg ik op mijn blote lijf. En dat was handig, vond men, want als je ooit, ja, omgekomen zou zijn dan zou dit plaatje altijd nog kunnen aangeven, een identificatie, hè? Wie je dan toch echt geweest zou zijn.

Interviewer
#00:04:02# We zijn bijna aan het einde gekomen van het interview. Ik heb nog een vraag over, ook een beetje over het heden: in welke mate heeft de oorlog u gevormd tot de persoon die u nu bent?

Mevrouw Nagel
#00:04:19# De persoon die ik nu ben, de oorlog heeft mij gevormd, dat ik als persoon heel goed oplet, tóch, wat ik tegen wie zeg. Dat ebt wel weg, hoor, daar gaan de scherpe kanten van af, maar wat ik áltijd zeg: wel bedankt voor het vertrouwen. Of: ik wil graag een vertrouwelijk gesprek met u. Dat is heel typisch. Verder zal ik niet gauw iets weggooien. Bewaren. Van - als bijvoorbeeld - ik heb een zusje, die is rigoreuzer dan ik ben, die helpt me wel eens met dingen opruimen, dan zegt ze: ach, wat moet je daar nou mee, dat kun je....hier, een schilderijlijstje, wat moet je daar nu mee, de maat is helemaal niks, daar kan je toch helemaal niks mooi...nooit wat mee. Dan zeg ik: Nee, bewaar dat nou maar want je kán niet weten, kunnen we er ooit nog iets mee doen. Dat gaat soms met heel veel dingen - het kan te ver gaan - maar zij helpt mij dan om toch te denken van: ach, hier zijn er nu twee van. Daar kan er toch één gemist worden? Laten we dat naar een verkoping brengen of laten we dat aan een goed doel besteden. Dat wel. Ik ben zorgzaam, ik ben heel zorgzaam, ik denk dat dat ook in mijn genen zit, zo ben ik opgevoed zeg ik altijd. Ik denk niet gauw aan mijzelf.

#00:06:02# Eigenlijk cijfer ik mijzelf altijd weg en ik denk dat dat -ook- mede te maken heeft met de tijd die ik bewust heb meegemaakt. Verder kost het me moeite om eten weg te gooien, hoewel we in een hele andere tijd leven en je toch op moet letten of het voor je gezondheid niet beter is dat het tóch maar weg moet, want je kan niet weten, zou je er ziek van worden. Dat is de andere kant van de zaak, van de welvaar waarin wij nu leven. Ja, je doet niet gauw een stoel die doorzakt dat je denkt van: nou ja, wat moet ik er mee, het opknappen kost nog meer dan een stoel kopen bij Ikea. Tóch ga ik daar heel consequent zuinig mee om en denk van: ja, nee, ik vind het toch eigenlijk jammer. Ik doe het toch liever niet. Eerst nog maar eens kijken, wat kost het eigenlijk om iets te laten opknappen. En ja, het komt wel voor, dat je ergens in een winkel bent of op een verkoping loopt - weliswaar voor een goed doel - dat je dingen ziet dat je denkt van: oh, gut, dat hebben we vroeger in de oorlog ook gehad en dat je al die beelden die je hebt meegemaakt, toch onmiddellijk weer voor je ziet. Dat schiet je zo weer te binnen, dat vergeet je never nooit. Dat vergeet je never nooit. Het enige is wat je hoopt, dat het nooit meer terug zal komen, want er zijn heel veel verschrikkelijke dingen gebeurd. Wat je ook later als kind hoorde: in de kampen. Maar laten we het daar maar niet over hebben, want dat kan ik met droge ogen niet vertellen wat ik daar van weet uit overlevering door mijn ouders ook. Wat daar over vertéld is, moet ik zeggen.

Interviewer
#00:08:30# Nou, hartelijk dank voor dit gesprek.

Mevrouw Nagel
#00:08:33# Heel graag gedaan en ik hoop dat ik andere mensen daar mee van dienst heb kunnen zijn.

Interviewer
#00:08:44# Dat is zeker zo.

Mevrouw Nagel
#00:08:45# U ook heel veel dank.
kaart