Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Nicolaas Beets

  • Leiden
  • Geschiedenis 1801-1900
  • Geschiedenis 1951- heden
  • Gebouwen

Herdenkingssteen Gevelteken Breestraat 114c


GT_1197

Als student in Leiden woonde Nicolaas Beets op kamers in de Breestraat 114c, waar hij een aantal van zijn werken schreef.
Reeds tijdens zijn leven moet dit oorspronkelijk smalle pandje zijn gesloopt en vervangen door het pand, wat er nu staat. In 1887 schrijft Beets in een werkje met aanvullingen en veranderingen, die sinds 1839 op de Camera Obscura hebben plaatsgehad, dat “het geheele smalle huisje tegenover de Ketelboetersteeg, waar hij de bovenkamers op de tweede verdieping van bewoonde reeds lang in een breeder huisbouw (is) verzwolgen”.

In het herdenkingsjaar van zijn 100e sterfdag in 2003 werd op de 15e maart bij dit huis een gedenksteen onthuld. De steen is een ontworpen en gemaakt door BamBam Restauratiesteenhouwers uit Leiden.
Tekst op de steen: Hier schreef / NicoLaas Beets / als HilDebraNd / zijn CaMera Obscura / 1834 / 1839

Als referentie aan Beets' bekendste literaire werk, de 'Camera Obscura', is het gespiegelde jaartal 1839 ondersteboven weergegeven. Een camera obscura geeft immers het beeld ondersteboven weer. Opvallend is dat in de tekst de letters L D N M verguld zijn. De nadruk op deze letters is een subtiele herinnering aan de opdrachtgever voor het maken en plaatsen van deze steen nl. de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, het zijn hun initialen die verguld zijn.

Na de onthulling van de steen werd in de Universiteitsbibliotheek een herdenkingsbijeenkomst gehouden. In het Faculteitsgebouw Letteren heeft Beets-kenner dr. Peter van Zonneveld een herdenkingsrede gehouden waarna de aanbieding plaatsvond van het eerste exemplaar van de inventaris van de Beets-collectie uit de Bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.

Nicolaas Beets werd op 13 september 1814 geboren in Haarlem. Hij was de zoon van een apotheker. Zijn belangstelling voor de literatuur had zich al vroeg ontwikkeld. Behalve Latijn, Grieks en Frans had hij zich ook Engels eigen gemaakt, iets dat uitzonderlijk was voor die tijd. Van 1833 tot 1839 studeerde hij theologie in Leiden. Onder zijn medestudenten ontmoette hij geestverwanten die dezelfde voorkeuren hadden voor de internationaal beroemde romantische schrijvers zoals bijvoorbeeld Lord Byron en Sir Walter Scott. Beets richtte met zijn vrienden Bernard Gewin (‘Vlerk’), Johannes Hasebroek (‘Jonathan’) en Johannes Kneppelhout (‘Klikspaan’) een club op die gericht was op de Romantiek, genaamd de ‘Rederijkerskamer voor uiterlijke welsprekendheid’. De studenten lazen er eigen en andermans werk voor.
Deze bijeenkomsten van de Rederijkerskamer vonden plaats in het Heeren-Logement bij de Burcht, in wat nu de openbare Bibliotheek is. Opmerkelijk in dit kader is het volgende verhaal: het gezelschap van deze kamer had een eigen bokaal. In 1837 bleek deze kapot te zijn; besloten werd toen, om deze bokaal boven op de Burcht te begraven. In 1838 droeg Beets het gedicht “De Leydsche Burcht” vóór de Burcht op

Geïnspireerd door Scott, Victor Hugo en vooral Byron schreef Beets in zijn studententijd een aantal romantische werken zoals Jose, een Spaansch verhaal en Guy de Vlaming. In 1838 verscheen de bundel 'Gedichten'. In deze werken worden de karakters beheerst door zwaarmoedigheid en verlangen. Aan het einde van zijn studie nam Beets afstand van de Romantiek. Hij noemde zijn jeugdwerk zijn ‘zwarte tijd’ en sloot deze periode definitief af. Hij ging zich voornamelijk richten op zijn predikantschap. Zijn literaire werk werd meer en meer gekenmerkt door de burgerlijkere moraal. In 1840 trouwde Beets met Aleide van Foreest. In datzelfde jaar werd hij dominee in Heemstede. Met Aleide kreeg Beets negen kinderen. In 1853 overleed Aleide en enkele jaren daarna, in 1856, hertrouwde hij met Jacoba van Foreest, Aleides jongere zuster. Met Jacoba kreeg Beets nog zes kinderen. Nicolaas Beets overleefde uiteindelijk zes van zijn vijftien kinderen.

In 1839 publiceerde Beets onder het pseudoniem Hildebrand zijn beroemdste werk: Camera Obscura. Het boek was een instant succes en er zouden vele drukken van volgen. Bij elke nieuwe druk voegtde Beets nieuwe verhalen toe.
De laatste jaren van Beets’ arbeidzame leven stonden in het teken van de theologie. In 1875 werd hij benoemd tot hoogleraar in Utrecht. In de gedichten die Beets na 1840 schreef, ligt de nadruk op het vaderland, het gezinsleven en de religie.
De criticus Busken Huet eerde Beets nog wel als een belangrijke dichter, maar ten tijde van de Tachtigers kreeg Beets' status een flinke knauw. Frederik van Eeden maakte hem belachelijk in de bundel Grassprietjes uit 1885, waarin hij zich voordeed als collega dominee-dichter en Beets parodieerde. Toch behield Beets een grote schare fans die hem vooral vanwege de Camera Obscura bleven waarderen. Van zijn latere gedichten werd vooral ‘De moerbeitoppen ruischten’ nog wel gewaardeerd.

Nicolaas Beets overleed op 13 maart 1903 in Utrecht. Hij werd begraven op begraafplaats Soestbergen.

Volgens de laatste wil van Beets staat er op zijn grafsteen alleen: ‘God is mijn licht’.

Een aantal plaatsen die Beets noemde in het dagboek dat hij als student bijhield, is bewaard gebleven in de historische binnenstad van Leiden.
In het boekje 'Welk een genoegen weer hier te zijn!' van George Slieker is een literaire wandeling beschreven door het Leiden in de tijd dat Beets er student was. De route voert onder meer langs locaties die in de Camera Obscura worden vermeld. Opmerkelijk is, dat (behalve de Beetssteen, die in Breestraat 114C zit) veel herinneringen aan Nicolaas Beets rond de Burcht gegroepeerd zijn. De ronde bank op het plein voor de Burcht werd al vernoemd naar Beets, maar op 22 september 1989 werd ook de beuk voor de Burcht Beets-Beuk genoemd en werd hier ook de Beets-Beuk-Bank onthuld.

Bronnen:
Nicolaas Beets, Het dagboek van de student Nicolaas Beets, 1833-1836 (ed. Peter van Zonneveld). Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag 1983
A) Doorlopende rede met een 8-tal hoofdstukken van Beets, uit 1887, waarin hij alles, wat in een halve eeuw veranderde sinds de Camera Obscura, probeerde weer te geven. Opgenomen in een diplomatische weergave van Camera Obscura met ingrepen van W van den Berg, Henk Eijssens, J.J. Kloek en Peter van Zonneveld
B) Witte Weekblad, 26 april 2017, serie “Opvallend onopvallend”: Eerbetoon aan dichter Nicolaas Beets

Dit verhaal is opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden. Auteur, J. Hartstra. Voor contact met de commissie zie ons colofon
kaart