Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: De Waag en Boterhal

  • Leiden
  • Geschiedenis 1601-1700
  • Gebouwen

Gevelteken Aalmarkt 21 en Mandemakerssteeg


GT_1038 foto stiel

De Waag en Boterhal uit 1657 vormen samen een gebouwengroep op de hoek van de Aalmarkt en Mandenmakerssteeg. De gebouwen zijn ontworpen door Pieter Post in de stijl van het Hollands Classicisme.
Alle beeldhouwwerk werd geleverd door Rombout Verhulst. Het is bekend dat hij hiervoor in 1662 zijn laatste betaling ontving.
In het het fronton wordt het Leidse stadwapen geflankeerd door, aan de linkerkant, een man die een fust sluit, en aan de rechterkant een vrouw die een pakket ingepakt heeft.




Het reliëf stelt een deel van de voorgevel van de Waag voor. In het reliëf is het bedrijf van het wegen in één overzicht uitgebeeld. Op de voorgrond stapelen een paar mannen goederen op de linkerschaal van een weegschaal en rechts worden de gewichten aangesleept om op de andere schaal gezet te worden. Aan de uitdrukking van de mannen is te zien dat het hier om zware balen gaat. De waagmeester staat rechts en kijkt toe of het er allemaal correct aan toe gaat.
Het in de voorstelling gebruikte perspectief is bijzonder.
Het reliëf draagt het jaartal 1658.
In het archief bevindt zich een reproductie van het ontwerp voor het bas-reliëf in de voorgevel van de Waag door Rombout Verhulst.

In de Mandenmakersteeg bevindt zich het zandstenen poortje van de Boterhal dat een rondboog en pilasters heeft, die bekroond worden met een reliëf dat het bedrijf van de Boterhal weergeeft.


GT_1202

De uit Mechelen afkomstige beeldhouwer Rombout Verhulst (1624-1698) verhuisde in 1646 naar Amsterdam waar hij onder de Vlaamse beeldhouwer Artus Quellinus aan de decoratie van het nieuwe Stadhuis werkte. Enkele van zijn werken voor het stadhuis zijn gesigneerd, wat een bijzonderheid is.
Rond 1658 verkeerde Verhulst in Leiden waar hij diverse opdrachten uitvoerde voor stedelijke gebouwen. Hij kreeg er ook zijn eerste grote opdrachten voor grafmonumenten. In 1663 vestigde hij zich in Den Haag, waar hij in 1668 lid werd van het gilde.
Naast grafmonumenten maakte Verhulst ook portretbustes, tuinbeelden en kleinschalige ivoorsnijwerken. Het praalgraf van Michiel de Ruyter in de Nieuwe Kerk te Amsterdam wordt beschouwd als zijn beste werk.

Vanaf de vijftiende eeuw was het in Holland erg belangrijk om als stad een waag te bezitten. De stad bezat dan namelijk het waagrecht. Dit hield in dat deze stad voor de omliggende omgeving maat en gewicht van de producten mocht bepalen, die de handelaren verplicht in de waag moesten komen wegen.
Leiden had, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Amsterdam en Alkmaar, nooit een echt waaggebouw gehad. In de vijftiende eeuw was er wel een oude herberg aan de Aalmarkt omgebouwd tot waag, maar dit gebouw werd op een gegeven moment een bouwval. Er werd vervolgens een tijdelijk houten gebouw neergezet dat als waag moest dienen.
Op 21 augustus 1657 besloot het stadsbestuur tot de bouw van een Waag en Boterhal, volgens een ontwerp dat Pieter Post zou leveren. Het oude, houten gebouwtje dat sinds 1455 op de plaats stond waar de Oude Rijn, de Nieuwe Rijn en de Mare samenkomen, werd hiermee vervangen.
Op 5 september werd de tekening van Pieter Post goedgekeurd en op 5 november 1657 werd de eerste steen gelegd.
Het volgende jaar, op 16 juli, kon men het voltooide gebouw inspecteren. Er werd toen besloten dat de Boterhal volgens ontwerp van Pieter Post in het midden zou worden overdekt.

Voor het gebouw ligt het zogenaamde Waaghoofd, de kade waar schepen werden gelost.
De kranen die hiervoor werden gebruikt zijn verdwenen. Het Waaghoofd is nu nog een aanlanding van de Waaghoofdbrug, een voetgangersbrug tussen de Aalmarkt en de Stille Rijn/Stille Mare.

Pieter Post(1608 -1669) was een Nederlands architect en kunstschilder. Hij werd in 1645 hofarchitect van stadhouder Frederik Hendrik en Amalia van Solms. Post kan worden beschouwd als een belangrijke vertegenwoordiger van het Hollands Classicisme, samen met Philips Vingboons en Arent van 's-Gravesande. Hij was enige tijd in dienst bij Jacob van Campen en assisteerde bij de bouw van het Mauritshuis en kreeg opdrachten van diverse Hollandse stadsbesturen.
Post ontwierp voor de Waag een eenvoudig en blokvormig gebouw met een vierkante plattegrond.
Het gebouw heeft twee verdiepingen: een zware natuurstenen onderverdieping met daarop een tempelvormige verdieping met pilasters en een fronton. De Waag is geheel opgetrokken uit baksteen, maar de gevel en begane grond zijn bekleed met natuursteen.

...
GT_1559
Jaartal 1658, in de zijgevel van de Waag in de Mandenmakerssteeg.

Aan de zijkanten van de Waag, boven de deuren, bevinden zich luifels.
De begane grond bestaat uit rustiek metselwerk en bovenin bevinden zich pilasters in de eenvoudige stijl van de Dorische orde. Het gebouw is, op het beeldhouwwerk van Verhulst na, nauwelijks versierd.

Het voorste, hoog opgetrokken gedeelte aan de Aalmarkt dient gelijkvloers als Waag. De verdieping daarboven was oorspronkelijk vergaderplaats van het Chirurgijnsgilde.
Deze kamer op de verdieping heeft een schoorsteen waarvan de boezem is versierd met twee Ionische pilasters die een gebogen fronton dragen.
Op de vlakke schachten van de pilasters zijn wapens geschilderd. In deze omlijsting is een schilderstuk gevat, voorstellend de Genius van de Chirurgie, door J. van der Sluys, doek, omstreeks 1700.
Begin 20e eeuw diende de kamer als kantoor van de gemeentelijke Markt- en Havendienst.
Achter de Waag bevindt zich de Boterhal.

De onderste helft van het gebouw aan de Aalmarkt is uitwendig geheel met zandsteen bekleed. De sterk verdiepte voegen geven de indruk van rusticawerk.
De drie vrijstaande zijden van de Waag hebben elk een grote poort, geflankeerd door rechthoekige vensters waarboven zich telkens nog een kort, nagenoeg vierkant venster bevindt. Aan de zijgevels zijn houten luifels uitgestoken. Ter hoogte van de verdieping is een luchtiger behandeling toegepast. De voorzijde is ook hier geheel met zandsteen bekleed en heeft Dorische pilasters bekroond door een driezijdig fronton.


De heer Piket, steenhouwer, in 1953 tijdens restauratiewerkzaamheden.

Het middenveld van de pilasterstelling, breder dan de zijvakken, is gevuld met een groot kalkstenen reliëf dat het weegbedrijf verbeeldt.
Het fronton bevat reliëfvoorstellingen van het dichten van fusten en pakken en in het midden het stadswapen.
De zijgevels zijn op de verdieping grotendeels in baksteen uitgevoerd met hoekblokken, lijstwerken en afhangende festoenen van zandsteen en een dakvenster in het midden.
Evenals beneden bevinden zich op de verdieping een rij hoge en een rij lage vensters.
De Boterhal is uitwendig zeer sober in baksteen uitgevoerd.
De zandstenen poortjes aan de Aalmarkt zijn in 1908 verbreed. In het midden van de gevel aan de Mandenmakerssteeg bevindt zich een zandstenen poortje met rondboog en pilasters, bekroond door een reliëf dat het bedrijf van de Boterhal weergeeft.

De wanden van de waagruimte zijn inwendig als schoon baksteenmetselwerk uitgevoerd met zandstenen hoekblokken.
Aan de zware balkzoldering hangen de weegschalen. Een doorgang, overkluisd door twee kruisribgewelfjes tussen bogen, leidt naar de Boterhal, waarvan de middenruimte van de galerij wordt gescheiden door hardstenen pijlers die zandstenen bogen dragen.
De galerijen worden overkluisd door ribloze kruisgewelven van metselwerk zonder gordelbogen. De middenruimte is overdekt met kruisribgewelven van hout en pleister.
In de schildwanden van de middenruimte zorgen rondboogvensters voor verlichting. Boven de middenbogen van de beide korte zijden bevinden zich decoratieve middenpartijen, waarvan die aan de Waagzijde is versierd met de wapens van de Burgemeesters in 1659.
De gewelfde doorgang tussen Waag en Boterhal wordt geflankeerd door rechthoekige ruimten. Een later gewijzigde houten trap voert uit de galerij aan de zijde van de Mandenmakerssteeg over een van deze zijruimten naar de verdieping.
De andere zijruimte bevat een houten spiltrap die naast juistgenoemde uitkomt.



Literatuur:
E.H. ter Kuile, De Monumenten van Leiden en Westelijk Rijnland. Rijksuitgeverij Dienst van de Nederlandsche Staatscourant, Den Haag / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, 1944.
Frans van Mieris, Beschrijving der Stad Leyden II, 1762-1784, blz. 497-499.
Marinus van Notten, Rombout Verhulst, Martinus Nijhoff, 1907, blz. 21. 100-102.
Annemarie Postma, Leiden Gebeiteld, Gevelstenen binnen de Singels, Serie Leids Verleden 1995, uitgeverij Nautilus Leiden.

Dit verhaal is opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden, zie voor meer informatie ons colofon.
kaart