Erfgoed Leiden en omstreken

Info

Verhaal: Van Spaarpotpoort tot Leeuwenpoort

  • Leiden
  • Geschiedenis 1701-1800
  • Gebouwen

Poortje Middelstegracht 67

Aan de Middelstegracht, niet ver van de Groenesteeg, in de wijk Pancras-Oost, bevindt zich een klein poortje met daarboven een gevelteken: een fraai versierde sluitsteen. Nader onderzoek leert dat het hier een restant betreft van een grimmig en triest aspect van de Leidse geschiedenis uit de 19e eeuw en eerder, namelijk sloppen en poorten.
Leiden had in die eerdere eeuwen veel industrie (vooral lakenindustrie en conserven), een navenant grote arbeidersklasse, lage lonen en veel armoe. Daar kwam gebrek aan ruimte bij en grote woningnood. Veel huiseigenaren zagen hun kans schoon om op hun binnenterrein of erf piepkleine arbeiderswoninkjes te bouwen. Ze moesten vooral geld opleveren, dus de huren waren hoog en het onderhoud minimaal. Feitelijk was er sprake van uitbuiting en waren de huisjes krotten. Vooral in de armere delen van de stad was dit soort poorten talrijk. Van de minstens 324 Leidse poorten (er worden nog steeds nieuwe ontdekt) waren er bijvoorbeeld in Pancras-Oost maar liefst 57.


Voorgeschiedenis
Het bovengenoemde poortje kwam als slop voor op kadastrale plattegronden uit 1853, maar bestond onder de oudere naam Spaarpot(s)poort al veel eerder; in 1725 bijvoorbeeld is sprake van ene Cornelia Blom, die uit de boedel van Jan Wastijn “een Huys ende Erve, staande ende gelegen binnen deser stede aan de Spaarpotspoort, uytkomende aan de oostsijde van de Middelste Graft” kocht (overigens werd ook nog opgemerkt dat het pand grensde aan de Schenkeschanspoort, waarvan nog steeds een deur en een gangetje in de Groenesteeg te vinden zijn).
In de Franse tijd (1795-1813) en daarna begin 19e eeuw was er veel armoe en werden veel poorten en slopjes gesloopt (meestal om nog wat opbrengst uit materialen en sloopafval te krijgen). Maar na zo’n afbraak leverde zo’n lapje grond nauwelijks meer iets op, terwijl er wel belasting over betaald moest worden. Dit was natuurlijk niet lucratief en de gemeente werd dan ook vaak gevraagd dit over te nemen; soms leidde wanbetaling zelfs tot onteigening. Ook de Spaarpotpoort ontsnapte niet aan deze ontwikkeling en kwam als open
lapje grond uiteindelijk in handen van de gemeente.
Opgemerkt kan worden dat het stukje grond enigszins achteraf lag en er vaak een relatie was met de panden aan de Middelstegracht.
Deze panden, toen genummerd 598 tot 600 van Wijk 7 (tegenwoordig Middelstegracht 69, 65 en 63), waren begin 19e eeuw in handen
van een beruchte huisjesmelker, Benjamin de Moen. Na zijn dood in 1824 werden de panden bij boedelscheiding toebedeeld aan zijn weduwe Johanna Maria Menzel. Zij verkocht de panden in 1832.


GT_2127 - Leeuwenpoort

Spaarpotpoort wordt Leeuwenpoort
De nieuwe eigenaar van de panden was sinds 17 december 1832 Jacob van Leeuwen uit de Groenesteeg, die als koopman, aannemer, sloper en exploitant van huizen in deze buurt al meer panden bezat. Hij was ook geïnteresseerd in het open stukje grond achter zijn nieuw verworven panden, waar ooit de Spaarpotpoort had gestaan, nu in handen van de gemeente was en ondertussen het nummer 598A had gekregen. Jacob kreeg (bij besluit van B&W van 1839) in 1840 toestemming het lapje grond te bebouwen (met een pakhuis), waarna hij het in 1844 van de gemeente kon overnemen (te samen met vele andere lapjes
grond). Nu hij eigenaar geworden was, liet hij ook de poort aan de Middelstegracht geheel vernieuwen.
In 1849 overleed Jacob van Leeuwen aan cholera. Uiteindelijk kwam (na een verkoping en een latere boedelscheiding) de poort (598A) bij zijn zoon Jacob junior terecht en de drie panden aan de Middelstegracht (598, 599, en 600) bij zijn weduwe Jannetje Sweenen.
In kadastrale plattegronden wordt rond 1853 de aanwezigheid van huisjes vermeld en al gauw kreeg de poort toen ook de naam Leeuwenpoort, vermoedelijk ontleend aan Jacob van Leeuwen (junior), eigenaar in 1854. In dat jaar echter verkocht Jacob het pakhuis in de poort. Nieuwe eigenaar werd Pieter Cornelis van Booren, borstelmaker, die het pand tot 1895 zou behouden.
In dat jaar verkocht hij het aan Willem Frederik Meyers, die het echter al in hetzelfde jaar doorverkocht aan Johannes Develing, manufactuurverver. In 1907 kwam het bij Pieter Stoeke, stoomverver. Vermoedelijk was hij nog eigenaar toen de poort in 1929 weg bestemd werd.

Adressen en bewoning
Tot 1871 had de gemeente een systeem om een adres aan te geven met een wijknummer en een huisnummer. Ook de Leeuwenpoort had zo’n adres: Wijk 7 nr. 598a/b (er waren 9 wijken), daarna werd het Middelstegracht 67 (dus straat en huisnummer).

Over de omvang van de poort en het aantal inwoners tasten we helaas wat in het duister; de bronnen hierover zijn niet eenduidig. Herman van Hooidonk en Kees Walle weten te melden, dat er in 1900 3 huisjes in de poort aanwezig waren, waar totaal 12 mensen woonden, dus gemiddeld 4 personen, opeengepakt in een piepklein, slecht woninkje. Ook het systematisch woononderzoek van 1913 geeft deze cijfers voor de bewoning van de Leeuwenpoort in 1900 aan. Maar de adresboeken geven een ander verhaal. In het IJdo adresboek van 1899 staat bijvoorbeeld, dat op adres Leeuwenpoort 1 (slechts) het bejaarde echtpaar Pieter Hofkens en Johanna Maria van der Zeeuw woonden. In het adresboek van 1900 komt de Leeuwenpoort zelfs in het geheel niet voor.
Begrijpelijk, want in dat jaar stierf Pieter Hofkens en zijn vrouw ging (al eerder) naar het Minnehuis. In 1901 komen er weer mensen in de Leeuwenpoort te wonen, maar ook dit aantal (gezin van 9 personen) komt niet overeen met de bovengenoemde 12 bewoners.
Het systematisch woononderzoek van 1913 vermeldt ook, dat er in 1912 geen huisjes waren en ook geen bewoners. Wel staat er de mededeling: “Aanteekeningen: Vervallen”.
Het suggereert, dat er in dat jaar geen bewoners meer zijn en de huisjes waren gesloopt of een andere bestemming hadden gekregen.
Helaas moeten we ook bij deze mededeling een dik vraagteken zetten, want uit het adresboek van 1926/1928 blijkt, dat op het adres Leeuwenpoort 1 E Van Mourik woonde, dus er werd wel degelijk gewoond, zoals ook blijkt uit het bevel tot ontruiming. Al met al lijkt het er eerder op, dat er in de Leeuwenpoort slechts 1 woninkje aanwezig was en geen 3.
Werd er in de 19e eeuw nog minachtend op de bewoners neergekeken en werden ze denigrerend behandeld, in de 20e eeuw veranderde het tij mede door toedoen van de hoogleraren Greven en Drucker. Er kwam meer aandacht voor de beroerde positie van de arbeidersbevolking, wat resulteerde in de oprichting
van een woningbouwvereniging (Werkmanswoningen), die op grote schaal betere en ruimere woningen ging bouwen. Gaandeweg werden daarbij de oude poorten en krotten onbewoonbaar verklaard. Op 12 februari 1923 gebeurde dit ook voor de Leeuwenpoort, maar een daadwerkelijke ontruiming moest telkens worden uitgesteld. Nog in een raadsbesluit van 1928 wordt de Leeuwenpoort genoemd waar het laatste daar nog bewoonde pand ontruimd moest zijn op 3 maart 1929.


GT_2127 - sluitsteen

Poort en gevelsteen
Zoals eerder vermeld werd er reeds in 1725 over de Spaarpot(s)poort gesproken. Na het ernstige verval en het verdwijnen van de bebouwing in het gebiedje begin 19e eeuw vinden nieuwe investeringen pas plaats rond 1840 waarbij er niet alleen een nieuw pakhuis kwam, maar ook de poort geheel werd vernieuwd en van een gevelteken werd voorzien.
Dit gebeurde door Jacob van Leeuwen, die behalve koopman ook aannemer en sloper was. In die hoedanigheid zal het genoemde gevelteken wellicht afkomstig zijn van een door hem eerder verbouwd of gesloopt pand.
De aangebrachte sluitsteen is zeker niet van een alledaags type en bestaat misschien zelfs uit twee aparte geveltekens. De onderste steen is een zogenaamde diamantkop, die vooral ten tijde van Jacob van Leeuwen (rond 1850) of iets later (tot rond 1900) populair was.
Daarboven echter zit een tamelijk zeldzaam stuk beeldhouwwerk, dat wellicht uit vroeger eeuwen dateert.

Na de ontruiming
Rond de jaren ‘30 vindt in de stad Leiden vrij massaal sanering en sloop van de poorten en krotten plaats. In ieder geval heeft het toegangspoortje met de gevelsteen alle stormen en veranderingen in de wijk overleefd. Om een voorbeeld te geven: met de enorm grootschalige plannen in Leiden in de jaren 60 (zoals het wegenplan en basisplan sanering en stadsvernieuwing 1961) zou Pancras-Oost op termijn stadsvernieuwingsgebied zijn geworden met onder andere een brede vierbaansweg. De wijk zou hiervoor goeddeels of geheel zijn gesloopt, waarbij de Leeuwenpoort de plannen uiteindelijk niet zou hebben overleefd. Om verschillende redenen gingen de plannen uiteindelijk niet door.
Ook het verdwijnen van de traditionele industrie en vervanging door moderne dienstverlening heeft zijn sporen nagelaten. De wijk is tegenwoordig een goede mix van kleinschalige moderne nieuwbouwhuizen en oudere historische panden. En hier en daar geeft nog wel eens een deur of een smalle gang tussen twee huizen een aanwijzing waar ooit de poorten zijn geweest. En zeker het toegangspoortje van de Leeuwenpoort is een goede herinnering aan wat er zich ooit afspeelde.

Bronnen
1) Waarboek Oud Rechterlijk Archief inv. nr. 67 deel 7L (1723-1724)
2) Huisnommerboek 1871
3) Databestand Herman van Hooidonk
4) Nieuwe Leidsche Courant 23-08-1928
5) Ontruimingsbevel onbewoonbaar verklaarde woningen 26-02-1929
6) Onbewoonbaarverklaring woningen, hofjes en poorten en saneringsplan binnenstad 1929-1932
7) Leids Jaarboekje 2020 pagina 68-93: Over de Leidse poorten en hun bewoners. Herman van Hooidonk en Kees Walle
8) Leiden zoals het was; deel 6 Nijverheid en industrie
9) Wegenplan en basisplan sanering en stadsvernieuwing 1961
10) Systematisch woononderzoek 1913
11) IJdo adresboeken 1899, 1900 en 1926-
1928

Dit verhaal is opgesteld door de commissie Geveltekens van de Historische Vereniging Oud Leiden. Tekst en foto's: Jan Hartstra met dank aan Piet de Baar.
Voor meer informatie of contact met de commissie raadpleeg ons colofon.
Eventuele aanvullingen voor dit verhaal kunt u sturen naar geveltekens@oudleiden.nl
kaart