Erfgoed Leiden en omstreken

Info

#VVDW 34: Cipiersboek van het Gravensteen

Uit het Oud Rechterlijk Archief: een fragment van het zogenaamde ‘cipiersboek’, waarin de cipier van het Gravensteen bijhield wie er in bewaring werden gehouden.
Het dateert van 1712 tot 1715. Op de linker pagina staat wanneer iemand werd ingebracht, op de rechter wanneer en onder welke omstandigheden hij het Gravensteen verliet.  De meeste namen die in het cipiersboek voorkomen zijn terug te vinden in de confessieboeken en de criminele klacht- of vonnisboeken. In de eerste staan de bekentenissen, in de tweede de vonnissen. Vrijwel alleen bedelaars die op water en brood werden gezet staan alleen in het cipiersboek. Verder incidenteel iemand die ten onrechte in de cel was gekomen. En dan zijn er nog Nicolaas en Jan...

De eerste twee met naam genoemde mensen in het cipiersboek zijn de volgende:

“nicolaas weijmans ontslaagen
op den 11 februari 1713      is betaalt
dito jan met zijn eene hant is onder
handtasting ontslagen
                                        is betaalt”

Voor de cipier is de administratie afgerond; het verblijf van Nicolaas en Jan is betaald, maar deze passage roept veel vragen op:
Waarom waren de twee opgepakt? Hebben ze iets met elkaar te maken? Hoe komt Jan aan die ene hand? Geen van beide zijn ze te vinden in de confessie- of vonnisboeken. Een eindje verderop in het cipiersboek staat wel een ‘Jan die zijn hand afgekapt is’, die op 3 april 1715 is ingebracht en twee dagen later wegens onbeschoft gedrag acht dagen op water en brood wordt gezet. Dat vonnis is ook eenvoudig te vinden in het betreffende vonnisboek.

Bij nader speurwerk in de Registers van allerhande minuten van civiele zaken komen reeksen verklaringen van en over Nicolaas en Jan aan het licht. Wat blijkt: ze zijn samen door de binnenwacht van straat geplukt. Dat gebeurde na een uit de hand gelopen ruzie, waarbij Nicolaas de hand van Jan had afgehakt. De verklaringen van beide mannen komen grotendeels overeen:

Nicolaas (Claes) is een jongeman van 19 jaar. Hij dient als ruiter in het regiment van generaal Opdam. Zijn rode kleding en degen zijn opvallend genoeg om door alle getuigen genoemd te worden. Jan van Leeuwen, alias Zwarte Jan, is een varensgezel van 24. Zij ontmoeten elkaar op 27 december 1712 bij brandewijnverkoper Kees op de Doelenachtergracht. Jan zit daar al met wat vrienden jenever te drinken als Nicolaas met enkele mannen en vrouwen binnenkomt. Kees tapt, ofschoon het al na tienen is, na enig aandringen van Nicolaas nog jenever voor de nieuwe klanten. Verder gooit hij een extra takkenbos, ter waarde van een stuiver, op het vuur. Nicolaas betaalt een halve stuiver en Jan ook.
In een volgend etablissement, bij Adriana Sterling in de Kruisstraat, treffen de twee gezelschappen elkaar weer. Jan vraagt aan Nicolaas de halve stuiver terug die hij heeft betaald voor de takkenbos bij Kees. Nicolaas weigert dit en vertrekt. Jan volgt hem over de brug van het Galgewater, naar het Noordeinde, door de Kabeljauwsteeg tot op de Varkenmarkt. Daar komt het tot een handgemeen, waarbij Nicolaas met zijn degen de rechterhand van Jan afhakt. Op het misbaar komt de binnenwacht af en ze worden beiden afgevoerd naar het corps de garde onder het stadhuis.

De verklaring van de mannen verschillen op twee essentiële punten:
Heeft Nicolaas de takkenbos besteld en had hij hem dus helemaal moeten betalen? 
Heeft Jan zijn mes getrokken tijdens de ruzie, waardoor het begrijpelijk is, dat Nicolaas zijn degen trok om zich te verdedigen?


Wat zegt Kees de brandewijnverkoper? Hij moet toch weten wie de takkenbos heeft besteld. Hij legt een verklaring af, waarin hij bevestigt dat Nicolaas de takkenbos heeft besteld en Jan hem heeft betaald.

Er zijn meer getuigen. Anna Cornelis, Margaretha Salomonts en Jan van der Plas hadden Nicolaas al eerder ontmoet in een dansschool op de Binnenvestgracht bij de Marepoort. Vanaf daar waren ze met hem opgetrokken. Zij verklaren dat Zwarte Jan op straat ‘een fles aan stuckens gooijde en verders tegens onse lijven eenige maalen aanstoote’.

en dat zij, een confrontatie vrezende, op een bankje verderop zijn gaan zitten. Van het afhakken van de hand hebben zij niets gezien.

Ook Jan Allard was vanaf de dansschool bij het gezelschap en heeft gezien hoe Zwarte Jan de fles stuk gooide en dat Nicolaas daarop zijn degen trok. Hij heeft geprobeerd Nicolaas te sussen en gezegd dat Zwarte Jan duidelijk te dronken was om zich te verweren. Nicolaas stak daarop zijn degen weer weg, maar toen Zwarte Jan hem weer was gevolgd, trok hij opnieuw zijn degen, stak toe en Jan Allard zag dat Zwarte Jan zeer hevig bloedde. Toen vroeg hij hem of hij geen mes bij zich had om zich te verdedigen, waarop Zwarte Jan antwoordde dat hij geen mes had.

Grietie Cornelis, die zich eveneens in de dansschool bij het gezelschap van Nicolaas had gevoegd, heeft ook geen mes in de hand van Jan gezien. Wel noemt zij de ontblote degen van Nicolaas, net als Christiaan Kruik.

Het zag er niet goed uit voor Nicolaas. Uit deze verklaringen op verzoek van de hoofdofficier, lijkt het ernaar dat hij fout zat. Nicolaas lijkt sowieso wat moeite te hebben met autoriteit. Aan het begin van de avond had hij geweigerd de schrijver bij de Witte Poort te betalen voor de passage. Brandewijnverkoper Kees en andere aanwezigen hebben hem ook zeggen: ‘ik lag met de schouten, als sij hier quamen, ik souw haer ten huijse uijtdrijven ende in de gragt jaagen’.

Nicolaas’ vader Philip, die veertigraad en regent van het weeshuis is, gaat zich ermee bemoeien. Hij vindt mensen die belastende verklaringen kunnen afleggen over Zwarte Jan als messentrekker. Bijvoorbeeld op paasmaandag 1712 bij herberg de Frisse Zomer op de Hoge Mors. Eerdere getuigen worden op verzoek van Philip nog eens ondervraagd en benadrukken nu de agressieve acties van Zwarte Jan.

Nicolaas wordt opnieuw ondervraagd en blijft zoveel mogelijk ontkennen en beweren dat Jan zijn mes had getrokken.

Het lijkt erop dat Nicolaas is gered door zijn vader. Beide mannen worden vrijgelaten uit het Gravensteen, hoewel Jan ‘onder handtasting’, oftewel na een plechtige belofte. Nicolaas gaat terug naar zijn regiment en Jan moet het verder redden met één hand.

 

afbeelding Rijksmuseum

Susan Suèr

kaart