Erfgoed Leiden en omstreken

Info

#VVDW: Het eerste pesthuis van Leiden

Het eerste pesthuis in Leiden is niet het in 1661 gebouwde rijksmonument net buiten het centrum! Ruim tweehonderd jaar eerder kreeg Leiden al een ‘pestilentiehuis', in een pand dat behoorde bij het Sint-Catharinagasthuis. Dit complex tussen Aalmarkt en Breestraat kwam tot stand tijdens een grootschalige bouwcampagne in de vijftiende eeuw. Aalmarkt 11, waar nu 'Brownies en Downies' zit, diende niet alleen voor de opvang van pestlijders, maar waarschijnlijk ook voor de behandeling van andere besmettelijke ziektes, waaronder de Spaanse pokken. Het is misschien wel het oudst bewaarde pesthuis van Nederland.

Aalmarkt 11 was het eerste pesthuis van Leiden. Daar was behoefte aan. In de eerste helft van de jaren 1450 keerde de ziekte elk jaar terug. Meestal in het najaar, aangezien de pestbacterie goed gedijde in vochtig-warme omstandigheden.

 Aalmarkt 11 in 2019

Hete of haastige ziekte
Kort na de bouw van Aalmarkt 11 in 1456 vermelden de gasthuisrekeningen voor het eerst een ‘pestilentiehuis’. Het werd niet voor niets gebouwd: in het pestjaar 1457 maakte de ziekte veel slachtoffers. Of het ‘pestilentiehuis’ alleen diende als opvang voor pestlijders is onduidelijk. De term pestilentie werd namelijk ook in algemene zin gebruikt voor een besmettelijke ziekte. Contemporaine bronnen noemen de pest vaker in eufemistisch bewoordingen ‘de hete of haastige ziekte’. De term ‘Zwarte Dood’ gebruikte men pas vanaf de zeventiende eeuw. Dit zou er op kunnen duiden dat het pestilentiehuis diende voor de behandeling van patiënten met diverse besmettelijke ziektes.

'Spaanse pokken'
Zo zal Aalmarkt 11 omstreeks 1500 ook in gebruik worden genomen als pokhuis. In het pokhuis werden wellicht patiënten verzorgd die leden aan de ‘Spaanse Pokken’, een contemporaine benaming voor de seksueel overdraagbare aandoening die we nu kennen als syfilis. De verschijningsvorm van deze ziekte was in deze periode veel heftiger dan tegenwoordig. Het ging om een acute infectieziekte met als symptomen ernstige huidproblemen, schade aan botten en gewrichten en heftige pijn, met meestal met een snelle dood als gevolg. Er was destijds nog weinig bekend over de ziekte. De beschreven uiterlijke kenmerken lijken ook op die van andere pok- of huidaandoeningen. In de Noordelijke Nederlanden dook de ziekte voor het eerst op in het laatste decennium van de vijftiende eeuw. In Leiden raakte de ziekte vermoedelijk in 1497 verspreid via twee besmette prostituees aan ’t Zand, de huidige Oude Varkensmarkt, een welbekende prostitutiebuurt.

Pokmoeder
Kort na het opduiken van de ziekte werden in het Sint-Catharinagasthuis een ‘pokmoeder’ en ‘pokmeester’ aangesteld. In 1505 kwam er een tweede pokmoeder in het ‘pockhuys of pestelensyhuis’, een vermelding die nog tot tenminste 1511-1512 terugkomt. Aangezien pok- en pestilentiehuis in één adem worden genoemd, lijkt het om één en hetzelfde gebouw te gaan. Het is aannemelijk dat in een overgangsfase beide functies in hetzelfde huis zijn ondergebracht.

Spaanse legers
In de volgende jaren zou het pesthuis nog drukke tijden tegemoet gaan. De pest sloeg flink toe. Om die reden werd omstreeks 1525 het pesthuis verplaatst naar een dependance van het Sint-Catharinagasthuis buiten de stad, in het voormalige klooster Lopsen. Daar bleef het pesthuis gevestigd tot de sloop in 1570. Alle gebouwen rondom de stad werden afgebroken om te voorkomen dat de oprukkende Spaanse legers zich hier konden verschansen of inkwartieren.

Andere locatie voor pestpatiënten
Voor de pestpatiënten kreeg het Catharinagasthuis een nieuwe vleugel  aan de Breestraat, later bekend als het LVC-gebouw. Na het Leids Ontzet in 1574 werd het pesthuis buiten de stad niet weer opgebouwd. De befaamde staatssecretaris Jan van Hout besloot om de armen- en ziekenzorg van de stad te hervormen. Hij deed dit door het samenvoegen van diverse instellingen, waarbij in de verschillende gebouwen uiteenlopende zorgtaken werden uitgeoefend. Het pesthuis werd verplaatst naar het Sint-Caeciliaklooster, het huidige Boerhaavemuseum.
In 1635 kreeg het een plek buiten de stad. Aanvankelijk in een houten tijdelijk gebouw op de plek van het huidige Pesthuis. Pas in 1661 werd daar het stenen gebouw neergezet zoals we dat nu nog kennen. Dit heeft echter nooit als pesthuis gediend; na voltooiing was de pestepidemie op zijn einde. In de volgende eeuwen heeft het pand onder andere dienst gedaan als militair hospitaal, gevangenis, opvoedingsinstelling, en recent nog om ‘Trix’ tentoon te stellen, het skelet van een Tyrannosaurus dat door natuurhistorisch museum Naturalis werd aangekocht.

 Abraham Rademaker, het Pesthuis aan de Pesthuislaan, gebouwd in 1661 net buiten de toenmalige stad. Kopergravure uit de 18de eeuw. Collectie Erfgoed Leiden en Omstreken (PV28736).

Plattegrond
Tot het begin van de zeventiende eeuw bleef in Aalmarkt 11 het pokhuis gevestigd. Op een plattegrond van het gasthuis, in 1604 vervaardigd door de bekende Leidse landmeter Jan Pieterszoon Dou (1572-1635), zijn alle volumes van het gasthuis maatvast getekend en de bijhorende functies ingevuld. De kaart is zuidelijk georiënteerd met de Breestraat aan de bovenzijde en de Aalmarkt aan de onderzijde. In de linker onderhoek bevindt zich Aalmarkt 11, aangeduid als ‘’t pock huys’. Omstreeks het midden van de zeventiende eeuw zal de functie wijzigen in die van (stads)apotheek. 

 Jan Pietersz. Dou, "Gront caerte vant S. Catrynen gashvys anø 1604". Rechts: detail van het pokhuis, het huidige Aalmarkt 11. Collectie Erfgoed Leiden en Omstreken (PV28525).

Stadsapotheek
In de loop van de achttiende eeuw begon het Catharinagasthuis aan urgentie te verliezen. De gebouwen waren niet meer geschikt als ziekenhuis en er was gebrek aan geld. In 1799 volgde opheffing van het gasthuis. De verschillende gebouwen kregen andere functies. Zo huisvestten de verschillende vleugels in de loop van de tijd een soepkokerij, een college voor industrieonderwijs en een linnenweverij. In 1862 maakte de grote vleugel rechts van Aalmarkt 11 plaats voor een jongensschool.

Aalmarkt 11 zelf bleef tot 1921 de stadsapotheek van Leiden, waarna het werd verbouwd tot woonhuis. Door de eeuwen heen is de oorspronkelijke functie van het pand in de vergetelheid geraakt. Anders dan het bekende Pesthuis buiten de stad, heeft het pand wél zijn beoogde functie vervuld. Thans is Aalmarkt 11 naar alle waarschijnlijkheid het oudste nog bewaard gebleven pesthuis van Nederland.

Kapconstructie
Het is niet de eerste keer dat Aalmarkt 11 het onderwerp is van een ‘Vondst van de Week’. Eerder al schreven we over de afwerking van een zeventiende-eeuwse kamer en over de oorspronkelijke kapconstructie uit 1456.

Vondst van de Week
Vondst van de week (#VVDW) is een rubriek van de erfgoedexperts van Erfgoed Leiden en Omstreken. Zij doen daarin verslag van opmerkelijke vondsten en ervaringen. Via deze site, twitter en facebook houden zij u op de hoogte.


Pieter-Jan De Vos

 

Bronnen
Ladan, Rudolph, Gezondheidszorg in Leiden in de late middeleeuwen. Middeleeuwse studies en bronnen 141 (Hilversum: Verloren 2012). [online: https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/20284]

Dijkstra M.F.P.  & Brandenburgh C.R. (red.), Bodemonderzoek en Bouwhistorie in Leiden 1, Leiden – Aalmarktschool, Archeologisch en bouwhistorisch onderzoek naar 800 jaar bewoning langs de Oude Rijn, ter plaatse van het voormalige St.-Catharinagasthuis (Leiden: Unit Monumenten en Archeologie 2010). [online: https://www.erfgoedleiden.nl/onderzoek/100-publicaties/435-bodemonderzoek-en-bouwhistorie-in-leiden-1]

 

kaart